^ ■■'■ '^••^^■■' ■'• ^ -■ ■ CNJ ^,; ',. ' ; • ;'.. ' 7 ■ ; ■ O *.vy..*'* _•:" '.'..>' ' -<- ' >;^'' ► ■■■• •: ' • . . ;■ • *• ^ : %^^v. i yïH ^^ " co :.. .> •*■*:*• .-?:.:. ^- -iV^-- -vis-- ■. • ''■■-■■■- ,7 »• • •-•• Tj >•:;;> f?. C'. '•» .'^ . f -iV- • : t; •<• uw..:- ■'^VvV^ -^^y^. RBORl Presented to the LIBRARY of the UNIVERSITY OF TORONTO by the INSTITUTE FOR CHRISTIAN STUDIES \' ^^0, ONTARIO, ^^ ALGEMEENE KERKELIJKE GESCHIEDENIS, DER. CHRISTENEN, DOOR. IJSBRAND VAN HAIVIELSVELD. ZEVENDE D E E L. MET PLAAT EN. •$• TE HAARLEM R IJ F R A N (; O I S B O II N, l\I D C C C I I X. INHOUD VAN HET ZEVENDE DEEL. DEPvDE BOEK, Devattende het derde tijdperk; van de regeering van den Keizer konstantyn den Grooten, in het begin der vierde eeuw , tot de opkomst van moiia.aojled , in de zevende eeuw, VERVOLG VAN HET ZEVENDE HOOFDSTUK. Godsdienst - Leer der Christenen. Geloofsbe- lijdenis van de tweede algemeene Kerkver- gadering. Codsdicnftigc verfchillen. Kette- rijen. Berichten van aaiizienliji;e Kerkleen'ia- r^'» enz 131adz. I. AC II T- I N II o U D. ACHTSTE HOOFDSTUK* Maniclicën , Priscillianisten , Donatisten , Ariii- ncii. Bijzonderheden van atiianasius, hi- LARIUS , CYRILLUS , BASILIUS dCH GrOO- tcn , enz. • * • • 222» KER- KERKELIJKE GESCHIEDENIS. DERDE BOEK. BEVATTENDE HET DERDE TYDPERK j VAN DE REGEERING VAN DEN KEIZER KONSTANTYN DEN GROOTEN, IN HET BEGIN DER VIERDE EEUW, TOT DE OPKOMST VAN MOHAM- MED, IN DE ZEVENDE EEUW. VERVOLG VAN HET ZEVENDE HOOFDSTUK. Godsdienst - Leer der Christenen, Geloofsbelijdenis van de tweede aJgemeene Kerkvergadering. GodS' dieufiige verfchillen. Ketterijen. Berichten van aanzienlijke Kerkleer aar en enz. Uaar wij, in ons verhaal nopens de verfchillen \\\ over ORIGENES , waar mede wij het voori^aande boek VII Deel dezer Gefchiedcnis bcfloten, zoo veel van jo- ijo^.jii^ ANNES CHRYSOSTOMUS , Bisfchop Vin Konftantino- na C. G. polen., hebben moeten fprckcn, die zoo ongelukkig [^j'^*^,^* in dezelve werd ingewikkeld , zal het niet ongepast — zijn , wanneer wij hier eenige nadere berichten bij- I^^'^'c''- ecnzainclcn , aangaande het leven en de Ichriftcu vau i,ec iJv^n Vil. Deel. A de- a KERK EL IJ KE III dezen vermaarden Kerklccraar , die meer met zijnen B'^'P-K bijnaam chrvsostoml'S, {Culdentnond ^ ) hem we- Ho.lfdfl. g«ins zijne Weifprekendlieid gegeven, dan met zijnen na C. G, eigenen naam joaxnes , bekend is. Jaar 3^3. .(j^^-vnes chrysostomus werd , naar de waar- toe 476. • , . . , . . fchijnlijkfle berekcnmg , m- het jaar 347, te /1ntii>- en fchrif-f^/g^ in Syrië ^ geboren. Zijn Vader secundus, loANNEs ^^" aanzienlijk Krijgsbevclhcbbcr in dit Land, over- cHRYsos- leed , kort na zijne geboorte , maar zijne Moeder ToMu». ^j^THL'SA, die, in eenen ouderdom van twintig ja- hoonQ^ ren , weduwe werd , en uit liefde voor haren Echt- opvoc- genoot en Zoon, oii^chuwd bleef, zorgde zeer wel . "^j" voor zijne opvoeding. Volgends het toen vrij alge- meen voorüordccl , dat het nuttig zij , den Doop tot rijpere jaren uit te (Kllen, ontving hij denzelven eerst, toen hij 23 faren oud was. Dit belette ech- ter niet, dal hij, reeds vroeg, goede kundigheden van liet Christendom , met ijver in de beoefening van hetzelve, faamverëcnigde. Spoedig toonde hij uitmuntende gaven te bezitten , eene onverzadcliike leergierigheid, den hoogden afkeer van alle onrecht- vaardigheid, en eene edele vrijmoedigheid in het fpreken. arciiagathus, dien men verders niet kent , was zijn leermeester in de Wiis^egccrte , en de beroemde libamus in de Weifprekendlieid. In het eerst fcheen het, d:it h'j zich , als Red. naar of pleitbezorger in de pleitzaal, den weg tot hooger Staatsbedienmgen zou banen, alzoo dit beroep hem niet minder behaagde, dan de fchoiiwfpclen; en z'vf- ne redcnkumlige oefeningen door liramj's elven met verwondering geprezen werden , onder anderen eene GESCHIEDENIS. 5 cene Lofreden op zekere Keizers, welke hij akn III hem opgedragen had. Toen daarom deze Heiden- ^^^^ fche Redenaar, omtrent het jaar 395, op zijn derf- Hoofdft. bed lag, en van zijne vrienden gevraagd vverd,wien na C. G. hij tot zijnen opvolger op den leerftoel vvenschte te ^f^%' hebben, was zijn antwoord: „ joainnes, indien '—' 5, de Christenen hem aan mij niet ontroofd had- „ den (*)." Doch, tegen alle verwachting, befloot chrysosto- Begeeft MUS, kort na zijn twintigfte jaar, genoopt door de^'^^^°^ befchouwing der onrusten van deze levenswijs, en [,sch le- der menigvuldige onrechtvaardigheden , die daar in ven. bijkans onvermijdelijk waren, ook opgewekt door het voorbeeld van evagrius , zijnen medeleerhng onder dezelfde leermeesters , zich aan ftiller en voor hem zelven heilzamer oefeningen over te geven. Het lezen der Heihge Schrift, en het bijwonen van den openbaren Godsdienst, nam thans het grootfte ge- deelte van zijnen tijd weg; tevens veranderde hij van kleding, gang, en zijn geheel uiterlijk voorko- men. Ook haalde hij twee zijner medeleerlingen bij LiBANius , THEODORUS CU MAXIMUS , die recds aanzienlijke ambten bekomen hadden, tot een der- gelijk befluit over. Deze werden beiden naderhand Bisfchoppen: theodorus te Mopfuesta in CUici'é^ en maximus te Seleuci'é ^ de Iloordllad van Ijhuri'é, THEODORUS, van wien, in het vervolg, meer zal moeten gezegd worden , had het Asketisch leven nauwlijks aanvaard, toen hij weder in de wereld le- (*J sozoMtN. IJist. Ecclci. L. VIII. C. a. A ï ^ K E R K E L IJ K É lil terug keerde, en op liet punt ftond van te tnmwerf, BOEK wanneer chry ostomus die tvvcc yermaninus^ VII Iloofdrt fc^'fiften aan bem fclirecf, van welke reeds elders na C. G. gefprokcn is ( * ). ]flnr36^ Geiiieenfchappeliik met deze vrienden leerde ciiry- tot 4"o. 11. sosTOML's de grondregelen van liet Monnikenleven, Bericli. e,^ ^Q Goilsdicnst-wetenfchnp van diodorcs en yijnen CARTKRiL'S, die toen Opzieners waren van Monm- leermecs- ken - Kloosters bij Antiöchié, Dl» dorus is nader- ^^^^^''*' hand onder de Christen - Leeriiaren en Schrijvers DORfS , / en des- zeer vermaard geworden; eerst als Preshijter , in de ^fl^'^.r gemelde llail, vervolgeiuls als Bis'cliop te Tarfus. fchrifteii. *' , ■ ^ ,■ , , ^ * THEOD'jRiiTiJS '; t)-» die licm den C/ooien diodo- RUS , een' ongemeen wijs en dapper man, noemt, roemt inzonderheid den ijver, met welken hij, te jinti'qchi'é^ de yJrjnncn beflreden , de Kerk daar me- de gevvigtige dienllen gedaan , maar 'er 0( ^k veel om geleden heeft, di 'Dorus , in het jaiir 378 Bisfehop geworden zijnde, (lelde een aantal rchrifton op, in- zonderheid Verklaringen ckr Heilige Schrift : In dezelve fpoorde hij enkel den noordelijken zin der Heilige vSchriften na, zonder zich om de Allegorie fche Uitleggingen te bckoramereu (§). \'olgends lllë- (*)VI. Deel^ El. 24.. sozomenus (/. c.) gewangt wel enkel v.iu Cén, wr.aiöm ook till^mont {^M.m. T. XIj p. 10. N. W. fur S. Chryf. p. 550.) meende, dat het ccrfte of grootlk r.rn cjncn r.nderen rfvrl:i<;en Monnik,- THEonoRus pezonden is ;d'>fli zonder genoegzümen grond. (t;W/:/. Eccicf. Uhr. IV. C. 25. (5) SüCR.\T. /i. £.L. IV. C. 3. en soZüAi. W. £. Z,. VIII. C. 2 GESCHIEDENIS. 5 KiëRONYMUs (*), volgde hij daar in de leerwijze III Vïin EUSEBius, Bisfchop van Emefa (f). Zijne ^'^^^ Uitlegkundige Schriften gingen over vele Boeken des Hoofdft. Ouden en Nieuwen Verboi>ds , bijzonder over de ^^ C. G. Pfalmen^ de Schriften van salomo , de vier Euan-i'^J\3^ [01 4/D» gelien , de Handelingen der Apostelen , en den eer ften Brief van joanxes (§). Bij de uitlegging van SALOMo's Spreuken had hij eene verhandeling ge- voegd, over het onder fcheid des zedenlijken zins der Heilige Schrift van den AUegorifchen of Mij- flifchen^ (^Tig hxcpofx Bicüfiictf x«« oi\?.y,yofius'.^ Van alle deze fchriften is enkel het één en ander in de uittrekzels uit de fchriften der Kerkvaderen, ( caten.e patrum , ) bewaard gebleven ; de fchriften zelve zijn verloren gegaan , voornaamlijk , omdat niets dan Allegorifche Uitleggingen in den fmaak dier tijden waren. Bovendien had diodorus een werk gcfchrcven, over het noodlot tegen de Astrolo- gisten , de arxnhanjers van rardesajves en ande- ren (*♦). Andere fchriften van hem waren tegen verfcheidene Dwaallceraaren en Ketters gericht , als tegen de Manichehi^ Melchifedekiten ^ Sabellianen Aricinen , Macedonianen , ApoUinaristen of Sijnii- fi'asten enz. nog een werk tegen de dwahngen om- trent de Ziel; een ander tegen de Joden; een te- gen poRFYRius , over de dieren en offeranden. Jn een (♦) Z)e Vtris Illuftr. Cnp. 119. Ct) Zie ons IVde Deel^ Bladz. 289. (5) niL'RONV.M. /. C. SUIDAS V. ^loilojQQi. (*♦) FüTiuii Biblioth. Cod. CCXXlil. /.r;^. 66i. A3 rt K E R K E L IJ K E III ccii bijzoTidcr werk haci hij de fouten in de Chrottijk BOEK ya„ Ei'SEBiöS vcrbcterd. Verders had hij gelchre- Uoom. ven over de Godlijke f^oord enigheid, over de Op- ra C G. /landing der Dooden ^ en de valfche fiofe der Gr ie- Jnar363 u ^^^^ ^\q vraag: Hoe willen en niet willen in tüt 4~6. . den eeuwigen God zij? en ook andere Wijsgerige en Wiskundige Verhandelingen. De Neuorianen hebben, in het vervolg, velen van deze fchriften, in het Syrische ylrmeuisch , en Perfisch laten over- zetten, en van deze overzettingen zal nog het één en ander, bii voorbcelil, de Siirifche van het Boek o\'sr de Voorzienigheid , overig wezen. Daar deze amhang zich oy de overëcnftemming van diodorus beriep, was zulks édne reden te meer, waarom dej Katholijkcn zijne Ichriften verönaehtzaamden ( * ). DioDo- Deze leermeester van ciniYSosrOiMUS , die om- Rusver- ^^^,^j ]^^.j jj^,^^ .(j^^ Qf ^jjt vroeger, overleed, had betert tiL -.,'■, . \ ,r TT- , 1 Uitleg- oiigetwiifeld op de vorming van deszeirs Uttkgkun" kunde. f)g grooten invloed Ct). Hij toonde ook, hoe hooi; hii de bekwaamlieden van zijnen leerling fchat- te, toen hii, omtrent het jaar 38Ö , of wat laater, te yfntiöchic kwam , alwaar lieze Presbijter was. Hier prees hij hem terltimd , in het begin van een.e predikatie, ongemeen; noemende liem joannbs den D')nper, de Item der Kerk, den ftaf van M0SE3-, enz. alles onder vrcwgdig toejuichen der gemeente, ClIflY- (*) Men zie de lijst de/.er fchriften, zoo ver zij uit de Ouden bckcnJ J-ijn , bij fabricius Biblioth, Crac, rol. VIII. /ui^'. 35f!. ( t ) HJëaoN. de yirii Illuftr. Cup. lap. GESCHIEDENIS. f CHRYSOSTOIMUS beftcedde terftond zijne volgende III predikatie, met te bewijzen, dat deze loffpraken niet ^^^^f hem , maar zijnen leermeester , diodorus , toekwa- Hoofdft. men (*). Ook heeft facundus hermianus nog "^ C* ^» uit eene andere Kerkreden van chrysostomus eene \q^ J^^* plaats aangehaald, in welke hij diodorus eenen ■ Martelaar noemt. Het merkwaardigfle van allen is, dat DIODORUS, door het naarfporen van den woor- denUjken zin der Heilige Schrift, eene groote verbe- tering in de Uitlegkunde des Bijbels gebragt heeft, welke verbetering zijne leerlingen theodorus en CHRYSOSTOMUS Verder hebben verbreid (f). Terwijl chrysostomus op deze wijze zijnen chrysos- geest verfterkte , en zich aan ftrcnge zeden gewen- tomus de , leerde meletius , toen Bisfchop van yiniiö- g^ tot chië , hem kennen , en vond zoo veel genoegen in Voorle- zijne bekwaamheid en gaven, dat hij hem drie jaren ^gagy' lang den vrijen toegang tot zich vergunde. Na ver- loop van dezen tijd, omtrent het jaar 370, doopte hij hem, cu (lelde hem aan tot Voorlezer der Ge- meen- (*) Deze Kerkelijke LeciTcden heeft bigot het eerst in het licht gCj^^even achter pallad. Dia/ de Fita S. Chryf. pag. 229. pq. en montfaucon heeft ze in zijne iiitj;jve der werken van chrysostomus ingevoegd ( Tom, IH. pag. yaj. fq.') FACUNnus hrrmianus heeft 'er een gedeelte v;.n bcwanrd in eene Lntijnfchc Overzetting^. (^Defem. triuin Capitt. Libr. IV. Cap. 2. pag. 374. T. H. Opp. Sirnumd.'^) ( t ) I\ien ver^^elijlce f.rnk<'ti Narr. Crit. de hiterpr. Pfoph. Meifim, in Eccl. C'/n'it. Opuse, Theol. p. 498. A4 8 K E R K E L IJ K E III mcente. Men heeft opgemerkt , dat chrvsosto- BOKK j,i^'s^ na gedoopt tc-zijn, nooit gezworen, of an- Hooidrt. deren heeft doen zwoeren, dat hij niemand gclchol- na C. ti. (]j.n, niet gelogen, of gevloekt, ouk gcene fpotter- Iri-óJHic" geduld heeft (•). Eén zijner vrienden, basiliüs, met wien hij al- ni.ivsos- j|j,-j openhartig geleefd had , bnigt hem thans' tot wordtAs- het voornemen , om het vaderlijk huis te verlaten , keccof en mot hem in eene eenzame plaats alle de ftrcng- * ^""' ' heid van eeiien Moimik uit te oefenen. De treffen- de aanfpraak zijner AJoeder bragt hem hier vaii af (f); eve wel leefde hij voorts bij zijne Moeder, als of hij zich van de wereld had afgcfcheiden ; hij vastte , waakte geheele nachten , fliep op den bJoo- ten grond , en behandelde zijn ligchaam met eene hardheid, welke tut beteugeling zijner driften nodig fcheen te zijn. Vermijdt Hij li^d nog het dertigfte jaar zijnes ouderdoms dover- iiict bereikt, toen een aantal Bisfchoppcn , te ^nti'ó- tot bÏ ^''^^ bijeengekomen , hem , en zijnen even jongen fchop. vriend dasilius, tot de Bisfchoppdijke waardigheid ZünHoek ^j^-j^^n^j^^^. Op het bericht hier van ontflclde chuy- ovcr het Priester- sostomus, omdat hij, bij het hoog denkbeeld, fclinp. iii..tu'elk hij van het Christelijk Lceraar-nmbt had, zich zelven gecne bekwaamheid tot hetzelve toever- trouwde. Daartegen hiel 1 hij 'er zijnen vriend be- kwamer toe; en deze was bereid, om zich naar zijn bellult te gedragen, hoe hetzelve dan ook mogt uit- vak .''♦) PALLAO. Dij!, p.ig. 40. pag. 138. fq, ; T ) Zie VI. Duel, Bludz. 20. GESCHIEDENIS. 9 vallen. Maar chrysostomus , de Kerk van een zoo m gefchikt Leeraar niet willende beroovcn, verbergde ^^^ ditmaal zijne waare gevoelens, en bOv^zemde zijnen HojiVft. vriend, door zijn gedrag, hoop in, dat hij het aa C. G. ambt zou aannemen. Toen de Bisfchop kwam , die jj^^' "^.^^ hen beiden wüje inwijden, nam chrysostomus de - - vlucht, maar zijn \T;end moest, in vertrouwen, ^tat hij hem vulgen zou , Bisfcb.op worden. Des te meer bedroefde deze zich, toen hij hoorde, hoe alles was toegegaan , en toen hij chrysostomus een b^^zoek gaf, kon hij van droefheid geen woord Ipreken. <:hrysostomus bekende hem , lagchende , zijn3 kunstgreep , en dankte God , dat die hem ffeiukt was ; evenwel beweerde hij , dat dit geen bedrog , maar alleen eene wijze fchikking was , ( oiKcro- ^la,^ (*). Dit en nog meer, voert hij, ter zijner verfchoning , bij , in een werk, het^velk chrysosto- mus gcfchreven heeft, over het Priesterfchap ^ (;rg- ^1 iiotio-vvrs ,) hetwelk boven alle zijne andere fchrif- ten gefteld wordt. Volgends socrates (t)» heeft hij hetzelve eerst opgefleld, nadat h'i] Diakon gewor- den was, en dus na het jaar 381. Het is bij wijze van eene famenfpraalc , tusfchen hem en zijnen VTi end BASiLius opgefteld, en in het eer/fe Boek van het- zelve verdedigt hij zijn gehouden gedrag, zijnde voorts zijn hoofd - oogmerk met hetzelve ^e edeU waarde en waarneming van het Christelijk Leer- aar-ambt te behandelen. In het tweede Boek, brengt hij (*) Zie VI. Deel, Bladz. 255. (t) Hiit. EciUs. Lier. VI. C/p. 3. A5 ,o K E R K E L IJ K E IH hi) zijnen vriend onder het oog, welk een voortref- DOEK iiji^ j^,|ibt iiij ontvangen heeft. Het is een kenmerk Iloofdft. *■<''' ^^^f^^ ^^°^ CHRISTUS, dat men zijne J'chapen ra C. G. weiiJt ; het is het gewigtigfte van alle ambten. Hij to^ ^-6 v-^'fvolgt dit onderwerp in het derde Boek. 'Er be- I hoort, 7.Q2X hij onder anderen, meer dan menschlij^ ke deugd toe ^ om het Priester -ambt wel waar te nemen; en hij fpreekt van de gebreken der genen , die dit ambt bei .... r ^ • . wordt Jen overleden. De twintigjarige fcheuring, m de Presbij- gemeente van Antiochiê ^ die naar hem den naam ^^'■■>^"' heelt (*) Zie Vr. Deel, Bladz. 17^. ( t ) Tom. II. Opp, pag. 555. ed. Montcf. (§) Zie boven Bladz. 9. (*♦) Monit. ad Spwpf. SS. Tom. l"^. pag. 313. (tt) Mémoir. Tom. XI. pag. 29. C5§) Hom. XL VI. in Act. Apo.t, T, IX. Opp, p. 34P, VII. Deel. B ,t KERKE l. IJ K E lil heeft (*), hield ccliter met zijne dood niet op. ^^^^ FJ.AviANUS, de aanzieiiliikftc Oiidciline te Antio- YII Houfdrt. c'iiê^ werd nu wel de rechtmatige Bislchop aldaar, pa C. G. maar alzoo paüllinus zich als liet hoofd der aii- jaar 363- ^j^,^.^ ^^^^^^ ^^^^^ gedragen , bleven ook de Christenen aldaar zich in jMektianen en Paiillinianen onder- '^'^.'■''"p^' iclieiilen, ciirysostomus, die altijd tot de ecrrten 1'ii.itcr. , ,. , , , . ^ , N behoord had, verliet hen thans ook niet (f); na- dat hij nu , verfcheidenc jaaren , als Diakon voor de Kerk en Godsdienst, als een nuttig Schrijver, gediend had, werd hij, in het jaar 386, door fla- VJANUS toi; gewoon Leeriiar, oï Presbijter , Ouder- ling of Priester, aangcfteld. De Ouderlingen waren, volgends hunne cerlle iiiflelliiig , allen Leeraars, .maar dit werd, in het vervolg, alleen tot de Bis- fchoppen bepaald , die evenwel geerii de bckvvaamfte ■en wclfprckendfle Ouderlingen verkozen, deels om ■Ibmtijds hunne plaatzen te vervangen, deels tot Leeriiaren in verfchcidene Kerken van hunne lieden. CIIRYSOSTOMUS, die zijne bekwaamheid tot Predi- ken reeds voor lang bewezen had, werd dus eerst, in dcu ouderdom van bijkans veertig jaaren, daar toe r*) Zie IV. Drel, Bladz. 350. (t) socRATEs Hiit. Eccles. Libr. VI. Cap. 3. ver- Imalt W(?l, dat hij zich, na de dood van mf.letiüs, van deze pertij heeft afgcfchcideii , nin;ir begant daar in eeiien misda^T^ wnar toe de r.fUeer, dien chrvsostoml's van allo l'cheuringeu hnd , wanr door hij ook , in 't vervolg , dfzc fcheuriiig pcliikkig heeft ducii eindigen, annleidinj .Knd gegeven hebben. G E S C II J E D E N I S. 19 toe aangefteld, terwij? zijne nederigheid hem daar III van had terug gehouden, gelijk hij ook, zoo als ^^^^^ doorgaands uitmuntende geesten , de moeilijkheden van Hoofdft. hetLeeraar-ambt^vooraffterker gevoelde, dan middel- "^ C- ^' matigen in Itaat zijn, om die zelrsj bij het waar- \q^ .-5^ nemen daar van , te voelen. En nogthans bezat Iiij, behali^en andere begaafdheden , eene ongemene vaar- digheid , om , zelfs zonder eenige voorbereiding , wanneer het nodig, was, over den Godsdienst .goed en aangenaam te prediken. Gemeenlijk predikte hij ééns of tweemalen ter week; maar, op Feestdagen van Martelaren of bij andere buitengewone gelegen- heden , -ook meermalen ; ja men heeft voorbeelden , dat hij , vijf dagen achter één , den predikftoel be- klommen heeft. Ongemeen groot en aanhoudend was de toeloop Zijne van Toehorers, om ziine Predikatiën bij te wonen; P^^^dta- evenwel is het een misflag van tillemOxNT (*), den toe- wanneer hij uit ééne zijner Predikatiën (f) befluit, gejuicht. dat cHPvYSOSTOiMUS gemeenlijk honderd duizend Toe~ hoorers zal gehad hebben. Behalven de onmogelijkheid der zaak, zegt ook ciiRYSOSTOiAius , te dier piaat- ze , niets anders , dan dat 'er honderd duizend Chris- tenen te Antiochi'é waren, die zich, van tijd tot tijd, in de Kerk, in welke hij predikte, de oudlle van allen, lieten vinden. liet was reeils zedert ceiii- gen tijd gebruiklijk , dat het volk den Leeriiaicii hunne goedkeuring, ouder het prediken ,. door luide loe- (•) Mcmoir. l. c. pag. 34. (t) Hom. LXXXV. iu Matth, T, VII. O//», p. 810. r. 2 ao KERKELIJKE IIi toejuichiiigeii te kennen gaf. Wij hebben daar vait BOF.K jg voorbeelden gevonden in de Gefchiedenis van Hoofdft. '^^^^ Bislchop van ^ntióchi'é ^ paulus van Samoja- mC.G.ta (*), die eciiter belchuldigd werd, dezelve ge- |aar3 3- jj|. j.^ hebben: maar verllandige Leeraaren keur- tot 470. '-' — den ze geheel af; huewcl zij 'er, ook zonder oog- merk, aanleiding toe gaven , doordien zij het eenvoudig openbaar onderwijs, bij wijze van een gemeenzaam gefprek, {ojmKi»^ Serwo,^ gehouden, allengs tot welfprekemie Redcnvoeringen verhieven , in welke zij met de 1 leidenen , als het ware om IWjd , in wel- fprekcndheid ijverden, bijzonder wanneer zij fprakeii tot lof van Martelaren Ct)* Men gaf de gemelde toejuichingen door verfchillende tekenen te kennen. Dan riep de gemeente den Leeriiar, overluid, lof- fpraken en aanmoedigingen toe. De namen van Rechtzinnig ! een dertiende Apostel ! en andere meer, klonken dikwijls uit ecnen mond, die even gereed was tot onverlbnch'ge berisping, als rot zin- neloze lofverlieflingen. Dan wilden zij te kennen geven , dat zij verflonden , wat de Leerüar zeide , en als hij ecnen Tekst uit den Bijbel aanhaalde, vatten zij dien^ op, en brachten hem eer ten einde, dan hij zulks doen kon. Ook hieven z\] wel een verward gcftjhreeiiw aan , van verwondering en ge- noegen , zonder bepaalde en uitdruklijke woorden , beweegden de handen, fprongen om hoog, waaiden met hunne neusdocken, klapten iu de handen, met meer andere gcbaiu-den. On- (•) Zie 111. /At/, niadz. 24.4. •» dankbaar mogen zijn, voor welken ik predike.'* •«— — Eene andere Predikatie fluit hij met deze woor- den (*): „ Gij hebt gehoord, gij hebt geprezen; „ God zij gedankt! Gij hebt het zaad ontvangen, ,, en daar voor woorden gegeven. Deze loffprakea ,, drukken ons veel meer, en Ilrekken ons tot ge- 5, vaar: wij dulden ze en beven onder dezelve. „ Deze uwe loiTpraken, mijne Broeders! zijn toch „ flechts bladers van hoornen , en men zoekt vruch- „ ten. " Integendeel beftraft hij zijne Tochoorers meer dan ddns, dat zij, fchoon hij niets uitnemends gezegd, Hechts eene vraag voorgeftcld, of eenc Bij- belplaats aangehaald had, hem reeds onverftandig hadden toegejuicht (f). Bij eene andere gelegen- heid prijst AUGUSTlxus de tocjuicliing zijner Toe- hoorers met meer infchiklijkheid. Hij had beginnen hun te verklaren, hoe geheugen^ ver/land en wil in hen waren , die wel van hen geteld , maar niet van één gcfclieiden konden worden. Tevens was hij bezorgd, of zij hem wel verdaan zouden. Doch als zij riepen : Memoria ! zegt hij terftond : „ Ik p, zie , dat de Hecrc ons bijrtaat. -r- Gy hebt , door „ op' (*) Srnn. LXI. de f 'er bis Eu /in gel. Matth. /. r. ftig. 549. (t) Snm. XCVr. Me- 35^- l- c- Etiarrat, in Pf, CXLVII. Tom. IV. Opp. pag. 123;-, GESCHIEDENIS. 25 ^, oplettendheid in het hooren , en vaardigheid in III „ het verdaan, niet alleen het geen gezegd is, be- ^^^^ „ grepen , maar zijt ook , het geen nog gezegd Hoofdih „moest worden, vooruitgelopen. Dank zij den "^ C* ^- T33r '^ü^, ,, Heere (*)!" Te midden dus van deze af keu- J^j ^-,5] ring blinkt echter zekere neiging door, om deze — toejuichingen fomtijds te dulden, die meer te befluu- ren, dan geheel af te fchafFen, uit den grond, naar het fchijnt, van eene natuurlijke dankbaarheid, hoe zeer deze Kerkvaders verflandiger zouden gehandeld hebben , van dezelve geheel te doen ophouden. CHRYSOSTOMUS zclf kcurde ze niet, onder alle om- ftandigheden , af. Eens de fchandelijke zeden af- fchilderende , die onder de Heidenen geheerscht had- den, maakte hij melding van de gewoonte, dat jon- ge Dochters , in tegenwoordigheid der mannen , naakt plagten te vvorflelen , zijne Toehoorers betuigden hier van hunnen afkeer, door een luid gefchreeuw: „ U gebeure daar voor veel goeds, zeide chrysos- „ TOMUS , dat gij dit niet ééns kunt aanhooren ! 5, De Wijsgeeren hebben 'er zich niet over ge- „ fchaamd (f)!" Evenwel fprak chrysostomus ip zijne eerflie Kerk leerreden , welke hij , kort na zij- ne inwijding, in tegenwoordigheid van flavianus, hield, (*) Serm. Lil. Tom. V. Opp. pag. 216. (t ) Romil. V. in Epiit. ad Tit. Tom, XI. Opp. png. 763. Men vergelijke verders franc, bernardin. fek.- RARius de Fcterum Acclamationihm et Plnufu Lihr. V. Cap. 2. fq. pasr. 229. fq. en tle Ritu Sncrarum Ecclef. i^athül, Cvncioniim Libr, II. pag. i^6. fq. 86 K E R K E L rj K EO lil hiehl, met zoo veel nederigheid van zich zelveiiy BOFK (^^j Q^en van hem niet vermoeden kan, dat hij op VI F ■ lloofilft. ^e '<^^^'^ toejuichingen der menigte, veel vertrouwen m C. O. wilde Ikllen. Jaar 363. q ^ volgde eene menigte van Kcrklcerrede- rot 4-0. ^10 n . nen, of liever s van een nog veel grooter getal, die Andere Y\^^ gcduurende de twaalf jaaren van 2ijn Leeraar- dencii ambt, te <^;;//oV^/tf gehouden heeft, is eene menigte v^" voor. de nakomelingfchap overgebleven, Behalven Tü.Mus?^^^^' in welke hij, bij vervolg, geheele Boeken, en in anderen enkele Teksten van den Bijbel verklaard en behandeld lieeic , zoo wel te yintiochi'é als te Konftantinopohn ^ van welke wij, in liet vervolg, zullen gewagen, verdienen hier fonunigc anderen ge- waagd te worden , en onder dezen in de eerlle plaats, die, welke hij gedaan heeft tegen de ^;;o- inoien , welke ook den titel voeren , over het onhc' grijpelijke , ( te weten , het Wezen Gods , ttj^i ecKcilacAijTrla.') Deze namen, in het jaar 386, een begin; maar zijn eerst, in het vervolg, voleindigd. De /Itiomoien of EuHomiihten , zoo als zij ook ger ti^md worden , waren onder de ArVaanfche ge- zindten die, welke de KathoUjken het meest ver- foeiden , evenwel is het niet onwaarfchijnlijk , dat ciiRVSosTOMiis , onder deze benaming , alle de Ari'ancn verdaan hebbe. Animcr- Meermi^lcn moest cjiuvsostomus ^z'i(L Lcerrede- lcin(;ovcr nen tegen de Ammoien uitfl-ellen , te vervolgen , éevic-^ omdat tnsfchenkomende gelegenheden andere ondei«- boorte werpen ter behandeling aanboden. Dus fchiet in de vanj. c. yjjfje (jezer Leerredenen eene in, gehouden op den Feest- GE'S C H IE DE NIS. 27 •Feestdag, jaarlijks gevierd op den Sterfdag van den ill Zaligen philogoniüs , eenentwintigden Bisfchop ^^^^ ■van Jutio^hi'é ^ tot wiens lof chrysostomus de- Hoofdfl, zelve deed op den aoflen December van het jaar "^ C. G. -386. Welken lof hij echter fpoedig afbreekt , en )^^ ^ |* overlaat voor den Bisfchop flavianus , die na hem • optreden zou, in plaats daar van zijne Toehoorers opleidende tot de overweging van het Geboortefeest van CHRISTUS. Dit zegt hij, is het eerwaardigfte en verbazendfle van alle Feesten , hetwelk men heel wel de hoofdplaats van alle Feesten noemen kan. Want daar uit is het Feest van christus Doop ^ e Tcc ■9rio) iTci^uviof,') te vieren, op welken ons de Heer zijne Godheid geopenbaard heeft. Eene andere plaats bevat een vcorrchrifr, dat de Dienstknechten, op het Gehoor' tefcest , en o^k op het Feest der verfchijning van CHRISTUS, van allen arbeid vrij behooren te zijn. Bij (•) Libr. V. Cap. 13. VIII. 33. GESCHIEDENIS. £9 Bij deze plaarzen is liet merkwaardig, dat, alhoc- ut wel de Oosterfche Gemeenten, tot tesren het einde ^^^^ VII der vierde eeuw, grootendeels de Geboorte en den Hoofdrt. Doop van christus, ook de verfchijning der Oos- ^^ C. G. Toot» 0^7 terfche Prijzen te yerufalem , en het Wonderwerk ^^^ ^^* van den Verlosfer te Cana , als Openbaringen van — ■« zijne Godlijke Waardigheid, op éénen en denzelf- den dag, den zesden 'Januarij ^ welke even daarom de verfchijning zijner Godlijke Heerlijkheid ^ (?7r<(pdt- vcix , öio(^oivux ,) heette , gewoon waren te vieren , even- wel uit een Gewest van het Oosten , reeds in de vToe- gere tijden der gemelde eeuw, een voorbeeld van eenen dubbelen Feestdag, voor de beide eerfle gebeurenis- fen , voorkomt. Daartegen geloven vcrfcheidene laa- tere Geleerden, met zonaras, dat het Christelijke Feest Epiphania, op hetwelk Keizer julianus, in Januarij van het jaar 360 , volgends ammianus biar- CELLiNus ( * ) , den openbaren Godsdienst waar- nam , ook het Geboortefeest van CHRISTUS in zicll vervat hcbbe. Zoo veel is ondertusfchen zeker, dat de Gemeente van Rome ^ omtrent zedert het midden der vierde eeuw, bijzondere Feesten op de gemelde dagen gevierd heeft , zoo voor de Geboorte , als voor den Doop van christus; zonder dat wij ze- ker weten, op welke redenen zij zich grondde. Nog minder kan men Haat maken op een bericht van JOANNES , Aardsbisfchop van Nicea , eenige eeuwen na dezen tijd , in een werk vol gebreken en fa- bc- (♦) Libr. XXI. Céif, 2. 30 KERKELIJKE. Ili beien (*); waar hij, onder andereu, mddt, dat BOEK jL'LiL's I, Bisfcliop van Rome, van het jaar 330 noofdrt. tot 352, op verzoek van den Bisfchop van Jerufa- nn C. G. /•//;, berichtende, dat hij niet op éénen,dag,deu zes- lö't 1-6 ^'^" y^^^^^'Ki ■> ^<^ Geboorte en den Doop van chris- Tus kon vieren, omdat Bethlehem en de Jordaatt zoo ver van elkanderen lagen , dat derhalven julius den waaren tijd dezer gebeurenisfen nauwkeurig mogt uitrekenen , zulks werklijk gedaan en gevonden zal hebben, dat de Geboorte van christus op den 25(len December, en zijn Doop op den zesden ^ü' nuarij, plaats hebbe gehad. Aan den anderen kant meldt deze joannes van Nice'é, dat men in de Ge- meente van Rome f ten dezen tijde, het Feest van CHRISTUS Geboorte, op den 25n:en December ver- plaatst zal iiebben, om de inwoners aldaar van hun geliefd Heidensch Feest, NataJis invicfi fo/is , het- welk op denzelfdcn tijd gevierd werd, te ontwen- nen, en daar voor eenen Chnstelijkcn Feestdag te geven. Hoc verdacht ook zoodanige berichten uit laater tijd zijn mogen , zij kunnen echter eenigen grond van waarheid hebben , te weten , dat de rijf- entH'iiitigfle December^ zedert het midden der vier*? de eeuw, in de Gemeente van Rome, tot het Ge- boortefeest van CHRISTUS is aangenomen. En, zer kcr, deze tijdsbepaling vond allengs, nog in de' ge- mcl- (*)/)? Nalivitate Domini In combf.fis. Juct. Nov, Biblioth. PP. T. II. p. 297. Verg. cotelier Not, ai Coujlitt, /IfHjst. Lilir. Vin. Oip, 13. ,^. 316. GESCHIEDENIS. 31 melde eeuw, ook in die Gemeenten, bijzonder in III het Oosten, bijval, waar tot hier toe de zesde Ja- ^^^f V 11 nvarij te gelijk het Geboorte - en Doopfeest van Hoofdft, CHRISTUS geweest was. Men begon zelfs , zedert '^^ ^* ^* Toni- *y^'i deze afzondering der belde Feestdagen ^ dezelve met \q^ . -5* den naam van eerfle en tweede f^erfchijnings feest te ' benoemen. Echter was men, zelfs nog op het ein- de dezer eeuw, daaromtrent niet algemeen eenftem- xnig; zoo als wij (*) gezien hebben, dat epifa- Nius nog zegt, dat christus op het Feest Epi- phania geboren is; en op eene andere plaats van zijn werk (f)? zoekt hij nog uitvoeriger te toonen, dat de geboorte des Verlosfers op den vijfden januari j gefield moet worden , niet op den zesden , zoo als men , gemeenlijk, in de Oosterfche Gemeenten geloofde. Volgends HiëRONYMus (§), was dit gevoelen, zelfs omtrent het jaar 411, nog niet geheel verloren ge- gaan. Doch wij keeren weder tot chrysostomus. De oude verëeniging van het Feest van christus geboorte, met dat der verfchijning ^ geeft ons een' natuurlijken overgang tot eene andere Kerkkerreden van dezen Leeriiar, welke hij, op het laatstgemelde Feest, tot gedachtenis van den Doop van chris- tus gehouden heeft, alhoewel , naar het fchijnt , niet onmidlijk na de Preek, op het Feest van CHRISTUS Geboorte, zoo als montfaucon meen- de (♦) Zie Deel VI. Bladz. 301, 30Ö. (f) Panar. H^rei. LI. Ahgur. Cap. 16-24. P'^ë- 439-446. Tom. II. (§) Cummtnt, in Ezah. C. i. T. III, Opp. p. 700. ji K É R R E L rt K Ë III de (*). Deze wordt te gelijk gerekend voof da *\;tf ^^'^^ ^^"^^^^ tegen de Anomoien ^ tot wier wederleg* HoofdlI. ging CHRYSOSTOML's mct de zevende wederkeert, na C. G. gciiji^ hij de (igtfte den volgenden dag deed. Als lot 470. ^^ liegende en tiende telt men twee Leerredenen, ' welke hij, op het einde des jaars 386, en het be- gin des volgenden, tegen deze Dwaalleera aren hield. Eindelijk deed chrysostomus , twaalf jaaren daar na, te Konftantinopolen ^ in het jaar 398, 'er nog twee, die door montfaucon, met alle recht, als ^o. elfde en twaalfde, naast de voorigen geplaatst zijn (f). Zijne Zoo (Irecd chrysostomus tegen verdwaalden , .f!*^ die zelfs dikwijls zich onder zijn gehoor bevonden, Schriften waarom hij daar bij ook doorgaands de gematigdheid tc;:en ]o- ^^ zachtzinnigheid vrii wel in acht neemt. Met veel oen en o j Heide- grooter drift , bijna mag men zeggen , bitterheid , ^^^' tastte hij, ten zelfden tijde, in de jaaren 3SÓ cn 387, beunehngs met de Prcdikatiën tegen de Auo- moten, de ^oden van den Predikllocl aan. W'ij hebben 'er bij eene andere gelegenheid in dit Werk reeds van gefproken (§), gelijk ons ook uit zijne Leerreden cn zijn Loflchrift op den Martelaar ba- bylas g::blekcn is, hoe hij het Cliristcndom tcgcii de Heidenen, zoo wel in Leerredenen als Schriften, verdedigd heeft (**). Vóórdat chrysostomus nog, in ( * ) Monitum in Homiliam de Baptisvto Christi , (f de Epiphania Tom. II. Opp. Clinfost. p. 36^. (t) Tom. I. Opp. Chryfost. pag. 541. C5) Zie V. DecK Bludz. 131. (•*) Zie boven Bladz. 16. GESCHIEDENIS. 35 in de Inatfte maanden van het jaar 387, de laatlle lïl der gemelde Kerkredenen tegen de Jooden liield , ^^^^ fchrecf hij een bijzonder Boek tegen de Jooden en Hoofdf!» Heidenen, ten beH'ijze van cjiristi:s Godheid (*), "^^ C. G. van hetwelk misfchicn enkel het eerlle gedeelte be- l^^ .-^\ waard is gebleven, alzoo men van alles, wat hij - tegen de gooden zeggen wilde , 'er niets in vindr. Ons blijkt dus genoeg, dat chrysostomus, van Züne <3e eerrte tijden van zijn Leeraar -ambt af aari, eene ^'''^'■'■^' prijsUjke oplettendheid bewees, op den toeftand en ov^^rden behoeften van zijne Gemeente, waar naar zijne voor- ^^"* dragt fleeds was ingelicht. Daar van levert ook zijne Predikatie , in het jaar 386 gehouden , over den Kerke/ijken Ban of vervloeking , (de Anatheniate ^ een bewijs op (f). In de toen te AntiÖchi'è nog voortduurende Meletimnfche Scheuring (§), ver- volgden de Christenen der verfchillende partijen malkanderen zonder eenig bedenken, met Banvloe- ken. cHRYsosTOiMus, die juist zijne Preeken over het onbegrijpelijk Wezen Gods had begonnen, vond het zeer onbelchaamd , dat Christenen , die eenen hoofdpligt zoo moedwillig overtraden, evenwel de vermetelheid hadden , om Gods natuur te willen doorgronden. Hij toont aan, dat zij, hoe grooter voorrechten het Christendom hun gefchonken had, des te meer tot wederzijdfche liefde verbonden wa- ren. Zij wisten niet ééns, wat een Anathema al zeggen wilde. Het was hetzelfde, als iemand aan den C) T. I. Opp. p. 58f?. Ct) T. I. Opp. />. 6j?i. (5) Zie boven Bladi. 17. VU. Deel. C 34 K E R K E L IJ K E 111 den Duivel overgeven , züodat liij geheel geene hoop BOEK j^^er op de Zalip;hcicl had , en voor Christus Hoofdft. vreemd was. Wie zijt gij dan, vervolgt hij, dat na C. C. gij u zoo veel magt en geweld aanmatia;t? — Na Jaar 3 3- ij^^^ Toehorcrs vermaand te hebben, de befcheiden- tot 40. - i — held van den Apostel paulus na te volgen, befluit hij dus : „ Gods gelijkmatige goedheid jegens allen nodigt 'er ons toe. Is het ons niet bevolen, voor onze vijanden en vervolgers te bidden? Indien die gene, dien gij befloten hebt te vervloeken, nog in leven is, zoo handelt gij godloos, dat gij een mensch , die zich nog bekeeren kan , geheellijk af- fnijdt ; maar is hij reeds overleden, dan komt 11 zulks nog minder toe, dewijl hij zijnen Hcere Haat of valt, en niet langer onder nienschlijke magt (laat. Waar uit weten wij , met welke woorden hij zich ten Jongden Dage befchnldigen of verdedigen zal? Ketterfche leeringen dcrhalven moet men ver- vloeken en weilerlegi?en ; maar de menichen zelve fpaaren, en voor hen bidden." Oproer Doch een veel grooter toneel van werkzaamheid, leAiu.ö j^j^ beste van ziine Gemeente, opende zich voor chie,en • . ^ , .. , . Predlka- CHRYSOSTOMUS , toen in tcbniartj des jaars 387, liën vnn ]^(>t 200 beruchte oproer te Antiöchi'è uitberstte; de CHKVSOS- , 1- o 1 • 1 j •• T .. ToMus, mcrkwaardiglte gebeurenis, geduurende zijn Leeraar- bij die» ambt, in deze groote Had. De Oorlog van Keizer bcid"^'^' T'iEODüSius met maximus, en zekere buitenge- woone plegtigheden , welke hij thans voornemens was in te Hellen , fcliijnen de belastingen , door wel- ke zijne onderdanen bezwaard werden , nog druk- kender gemaakt te hebben; voornaamlijk omdat der- GESCHIEDENIS. 3^ zdvev inzamelaars van hunnen kant 'er nog nieuwe III bezwaaren bijvoegden. De aanzi-mlükfte inwoners ^°^? van /^nti'óchi'è (lelden den Stadhouder aldaar met Hoofdf!. tranen voor oogen , dat zij , door de nieuw uitge- "^ C- ^* fchrevene belasting , te grond gingen ; en riepen , ^^^ . -5* toen hij hun geene verzachting geven kon, overluid ■ God om hulp aan. Dan een hoop gemeen volk|-n beging terftond daar op, na den Bisfchop flavia- NLS, wien zij misfchien als voorfpraak wilden ge- bruiken , vergeefs gezocht te hebben , de grofile buitenfporigheden. De Stadvoogd zelf kon zich naauwlijks aan hunne woede onttrekken. De fleeds toenemende menigte mishandelde de Becldtenisfen der Keizeren , wierp tegen hen zelven bittere fcheld- woorden uit, haalde eindelijk de Standbeelden van THEODOsius , en zijne overledene Gemaalin , als ook die van zijne Zoonen, omver, en fleepte ze met al- lerleië foort van befchimping door de (lad. De op- loop werd eindelijk wel door de foldaaten gedild; ook werden de fchuldigen, die men meester kon worden , ja zelfs , naar het fchijnt , eenigen , die enkel aanfchouwers van dezen moedwil geweest waren, met groote ftrengheid geftraft. Evenwel bevond de geheele ftad zich thans in de uiterfle vrees en onge- rustheid , omdat zij van 's Keizers toorn het erglle verwachtte. Zeer velen kozen de vlucht, meestal van de aanzienlijküe lieden , alhoewel zij zich het verst van den oproerigen hoop hadden afgehouden ; de (Iraaten waren ledig , de winkels gefloten ; alle verniaaklijkheden hielden uj) ; maar de Kerken waren met uKüfchcn opgevuld, die God om genade fmcek- C u. ten. 36 K E R K E L rj K E in ten, Iii deze algemecne verflagenlicid en doodfclie BOKK jijitg xvendde chrysostomus alle zijne ku:ide, on- Hoofdn. dervinding, en welfprckondheid , aan, om de Chris- iva C. G. tenen door behulp van hunnen Godsdienst gerust un^-6^^ (lellen, maar ook te verbeteren, zoo als hunne » toenmalige omftandighedendit noodzaaklijk maakten, of bevorderen konden: en hier mede volhardde hij, tot deze zoo treurige toeliind geheel was afgelopen. Daar uit ontftonden de ééiiëntii'intig Kerkredenen over de Standbeelden , welke zoo zeer bewonderd zijn geworden, aan welke de Antiöchürs nog lang daar na met eene aangename weemoedigheid gedach- ten, en van welke zij zoo veel zelfs van buiten kenden. Derzelver tijdsbepaling is door montfau- CON (*) allernaauwkcurigst vastgcfteld. De eerde dezer Leerredenen behoort 'er wel niet eigenlijk toe, doch is waarfchijnlijk aan het hoofd der anderen gelteld , omdat zij eenige dagen voor den eerstgemelcicn oploop gehouden is , en met de volgende Leerredenen in zeker verband (laat. chry- sostomus verkoos daar in uit de tweede Afdeeliiig van PAULUS eerllen Drief aan timotheus , welke zoo even was voorgelezen, de gemakliikfte en ver- llaanbaarfle plaats, te weten, de woorden: Gebruik een weinig IVijns^ om uwe maag^ en uwe menig' ruldige zwakheden. Hij fprcekt daar in voornaam- lijk over de vi'aag , omtrent de redenen , waaróm God den Heiligen menigvuldige ongemakken en rampen laat (*) Pr.rf. in XXI Ilomil. ad Pcpulv.m Jntiochen. de Statuii Tom, II. O^p, ChrjfoU. GESCHIEDENIS. 3? laat overkomen? Hij befluit deze Kerkrederi, het- ITI welk opmerklijk is, met eene krachtige en fcherpe "°^^ beftrafling van het vloeken en lasteren. Bij deze Hoofdfl. gelegenheid bid ik u , zegt hij , om de eenigfte be- "^ C. G. loning voor mijne Predikatie , dat gij de GodsJas- ^^^ J^^ teraars in d^czQ flad tuchtigt. „ Hoort gij iemand 5, op ftraat God lasteren , ga naa hem toe , en be- ,, ftraf hen! als het ook nodig ware, hem te flaan, „ onttrek u daar niet aan ! Sla hem in het gezicht , 5, klop hem op den mond, heilig uwe handen door „ zulk (laan ! Zo u fommigen deswegens befchul- 5, digen , en voor het gericht dagen ; zoo volg hen , 5, en indien de Richter u voor het gericht ftraffc „ mogt opleggen , zoo zeg vrijmoedig , dat hij den „ Koning der Engelen gelasterd heeft." Hij dringt aan, dat deze misdaad onder de openbare misdaaden behoort, waar bij elk één befchuldiger kan zijn, en die veel meer geflraft moet worden dan het? lasteren der Vorften. Het is waai-fchijnlyk , dat het vloeken en Godslasteren te Antróchlé eenen verbaazenden graad van ftoutheid bereikt zullen hebben , dewijl een Leerjiar als chuysostoml'S daartegen zoo he- vige hulpmiddelen gebruikt wil hebben. Thans volgde de tweede van deze Leerredenen, of de eer- ftc na die ongelukkige verwarring te AniiZchi'è. CHiiYSOSTOMus wachttc zeven dagen na het op- roer, eer hij den IceHlocl beklom, omdat hij ge- loofde, dat de ingezetenen te veel ontroerd waren, dan dat zijne voordragt hun nuttig kon wezcii. Maar eindelijk trad hij op, met deze woorden: „ VV^at zal ik zeggen, en wat zal ik fprekcn? Het C 3 „ ii» 3» KERKELIJKE 111 „ is thans een tijd van trannen , niet van wnor- ^S!^-^ „ den; van klagen, niet v:in Iprckai; van gebed, HoofdO. ï? ni-f ^''"^^ vergadering. Zoo groot is do misdaad ! ra C. G. ^^ zoo ongeneeslijk de zvvecrcl zoo wijdgapend de lori-^ " ^vond! boven alle genezing, en eenc hoogeit .. „ hulpc behoevende!" Waar na hij den jammer der ftad op ecne aandoenlijke wijze aflchildert; maar tevens zijne hoop te kennen geeft, dat de ellende verzacht zal worden , indien zijne Hoorders hunne zorgen op God werpen , en zijn woord vlijtig hoo- ren. Vcr\'olgends prijst hij hen, dat zij acht heb- ben gegeven op zijne laatlle Leerreden. Hij herin- nert hun, indien men de Godslasteraars niet geduld, maar dezelve in tijds gcflraft had , dat dan niet ge- volgd zou zijn , het gene thans gevolgd was. Dat , gelijk het bij den Keizer thans, niet tot verfchoning ftrekte , (.ht men geen deel aan het oproer in per- foon genomen had , maar dat de gantfche flad bij hem fciiuJdig werd gehouden, omdat zij het oproer had geduld, dus ook het itilzwijgen en toezien bij de zonde der lastering van Gods naam, ons bij God fchuldig maakt enz. Inmidilcls vvas de Bis- fchop FLAViANus naa Konflant'uwpoïen gereisd, om 's Keizers genade voor die van yintiöchté ?lï te fmeo- ken. LiDANius zegt ons wel (♦), dat hij, dewijl /^jiuóchi'è zoo veel moeds niet had, om ccnen at^ gevaardigden aan tiieodosius te zenden, zichzel- vcn daar toe afgevaardigd hebbe. Ook (lelde hij daar toe de Rcdcnvoering op, waar in hij ons dit be- (*) OiJt. XIV. de fidit, yiutioch, p. 2^9- T. II. Opp. GESCHIEDENIS. sp bericht; gelijk hij ook naderhand eene Dankreden III fchreef, aan den Keizer, nadat de Anti'óchi'èrs we- ^f'i^ der met hem verzoend \varen ( * ). Bovendien ver- Hoofdft. haalt zosiivius ( f ) » t^at de (lad den beroemden "^ ^- ^' Leeriiar der Welfprekendheid libanius, met nog ^^ .-(^ een geleerd en aanzienlijk man, hilarius, aan den Keizer heeft afgezonden; dat de uitmuntende Reden- voering van den eerstgemelden , voor den Keizer en den Senaat gehouden, vergiiFenis voor de ftad be- werkt, en dat theodosius hem zelfs ook de twee- de Redenvoering heeft opgedragen. Doch , zoo als TiLLEMONT (§) rccds heeft aangemerkt, LinAMus zelf geeft, in zijne Levensbefchrijving of het Boek van zijn geluk (**) , te verdaan , dat hij , bij deze gelegenheid, niet buiten Antiöchi'è geweest is. Hij fehijnt du^, als Redenaar, te fpreken, en zich eencn afgevaardigden te noemen , omdat hij de zaak der ftad fchriftelijk had verdedigd ; en zosimus fehijnt hier door misleid te zijn geworden. Het getuigenis van CHiiYSOSTOi^rus , omtrent de reize van zijnen Bisfchop , doet hier alles af. Deze begon zijne der- ik Leerreden over de Standbeelden , met ^Z7.dc Preek vervolgt chrysos- TOMus dit omierwerp , om uit het voorbeeld der drie C*3 Z)tf Perfecta Caritnte T. VI. 0/>p. f. ?^^. C 5 42 KERKELIJKE III drie Jongelingen te bctoogen , dat men nergens meer ^^■'^ yoor vreezen moet ^ dan om God te beledigen. In Iloofd^t. tle zevende dezer Precken ^ (dit was nu de vijfde na C. G, achtereenvolgende dag , dat hij opklom , om te lee- 10^4-0*^*^"') licrhaalt hij zijnen Regel, dat men over de - zonden voornaamlijk zich behoort te bekommeren , en geeft verders te kennen, dat hij thans van, het vertroosten weder tot de gevvoonc uitlegging der Heilige Schrift zal overj^aan ; en geeft eene proeve , hoe da:ir in, zelfs op plaatzen, waar men het niet zou ver\vachten, veel troost ligt opgefloten; waar toe ook de acht/Ie Leerreden is ingericht. In de negende prees chrysostomus zijne Toehoorers , dat zij begonnen hadden, aan zijne vermaaningen tegen het zweercn en vloeken gehoor te geven ; doch, tevens beflraft hij die genen, welke het voor ongci'^orloofd hielden, als zij gegeten, en het tegen- woordig vasten uit nood overtreden hadden , in de Kerk te komen. Kort daar na hield chrysosto- mus de tiende dezer Leerredenen, in wier begin hij zijnen Hoorderen geluk wenschre , dat zij zijne laat- ftc vermaning gehoor hadden gegeven. Vasten , zegt hij, heeft zoo groot nnt nier, als het nnnhoo- ren van het Christelijk onderwijs; voornaamlijk daar het bij hetzelve meer aankomr, om zich van zon- den , dnn van fpijzc , te onthouden. V'ervolgends hield hij zich bezig, om, uit de fchoonheid der Wereld , Gods grootheid re bewijzen ; en befluit weder met herhaalde waarfchuwing tegen het zwee- rcn. Li den angst vollen tocllmd, wiar in Anti^ c'iië zich nug llceds bevond, waren de meeste in- vvo- G E S C M I E D E N I S. 45 woners , op ontflane vreesachtige bekommeringen , III de ftad uitgeweken, chrysostomus onthield zich ^°^'!^ daarom eenige dagen van het Prediken ; maar in dö HoofdlL elfde Leerreden dankte hij God weder , dat deze "^ ^' ^* florm vyas overgewaaid ; en fprak van de fchoonheid Jq^ .J^^ des menschlijkcn ligchaams. Uit de dankzegging ■■« aan God , met welke chrysostomus de twaalfde Preek aanvangt, ziet men, dat die van Antiöchi'è thans in zoo verre vergiffenis hadden ontvangen , dat „ zij vrij bleven van den gehelen ondergang. Hoe zeer nu het onheil , hetwelk Anti'échïé dreigde , genoeg- zaam voorbijgedreven was; evenwel oordeelde chry- sostomus het nuttig en nodig , in de dertiende Preek, weder eene levende afbeelding te fchildercn van dien geduchten dag, toen openlijk het gericht over deze ftad gehouden werd. Ook werd Antiö' chië nog weder op nieuw door ongunftige geruchten ontfteld, doch dewijl dezelven fchielijk werden te- gengefprokcn , zegt chrysostomus in de veertiende Preek: ,, Gisteren heeft ons de Duivel de ftad niet 5, weinig ontrust; maar God heeft daartegen ons 5, weder niet weinig getroost; ja zelfs, terwijl hij „zulke ontrusting toelaat, bewijst hij zijne voor- „ zorg, omdat hij daar door onze traage harten tot „ zich trekt." Vervolgends behandelt hij uitvoerig de Jlcchte gevolgen van het menigvuldig en onbe- dachtzaam zweeren. In de vijftiende Freek merkt hij aan , dat hij , bij gelegenheid van den nog (leeds duurcnde vastentijd , ook openbaar van het vasten had bchooren te fjirekcn. Maar, zegt hij, het was «iet nodig, de daar bij voorkomende misbruiken te be- 4:^ KERKELIJKE 1T[ beftnifFen, alzoo de algemeene nood de heerfchende BoiK buitenfpoorigheden , krachtiger dan alle onze rede- Iloüfdrt. "cn , beteugeld heeft. Hij bewijst verders , dat na C. G. vrees en traancn voel nuttiger zijn dan het lagchen , Janr 36> ^^ verklaart zich buitengemeen llerk tegen het eed- lot 470. . zweeren. Als zich kort daar na weder een zoo fchrikbarend gerucht verhief, dat die van Antibchi'è op het punt rtonden, de ftad te verlaten, kwam de Heidenfche Stadhouder zelf in de Kerk, om hun moed in te fpreken. Van deze gelegenheid wist CHRYSosTOMus wouderfchoon partij te trekken. In de zestiende Preek, terftond in het begin den Stad- houder bedankt en geprezen hebbende, wegens deze voorzorg, beftraft hij de Gemeente, dat zij, na alle zijne TroüStredenen , nog troost van eencn Heide» nodig had gehad. Hij herhaalt vervolgends weder het één en ander van het zweeren , en merkt tevens aan, daty alhoewel hij reeds in het tweede jaar leerde , hij evenwel nog geene honderd verzen uit de Heilige Schrift had kunnen verklaar en; maar dat hij meestal Zedenkundige Preeken had moeten doen; hetwelk toch zoo niet behoorde. Want, voor lumne zeden moesten zij zelve zorgen, en behoef- den, zoo dra God hun bepaalde voorfchriftcn daar- omtrent bekend had gemaakt, 'er naauwlijks één- maal aan herïimerd te worden , nadien men zelfs mensclilijke wetten , zonder veel onderzoek , uitoe- fende; maar de uitlegging van den Bijbel kwam hem toe. In het begin der zeventiende Preek dankt ruRYSOSTOMUs aUilermaal God, dat hij ^nti'óchi'é gered , ma;ir ook dat hij die Had in zoo groot ge- vaar GESCHIEDENIS. 45 vaar had laten komen. Thans zegt hij, is het, nog ni meer dan te voeren , een tijd om te bidden , te wee- ^^^^ nen , te zuchten , een verbrijzeld hart te hebben , Hoofdfï. ijverig en waakzaam te wezen. Want te vooren na C. G. maakte ons de aart der rampen ook tegen onzen wil l^^l^^^' befcheidcner en Godzaliger; maar thans , nu de . breidel weggenomen , en de wolk voorbijgedreven is , moet men vreezen , dat wij weder traager zullen worden. Bijzonder, na de Kluizenaren en derzel- ver gedrag geprezen te hebben , waar in hij naauw* Jijks maat weet te houden (*), leert hij zeer uit- voerig , dat het geen waar verlies voor Antiöchi'è is, hunne Schouv\toneelen gefloten, en den rang van Hoofdftad van het Oosten naa eene andere fliad verplaatst te zien; maar dat hare eigenlijke waarde in de deugd van hare inwoners gezocht moet wor- den. Met alle deze vermaningen hangt ook de in- houd der achttiende Preek cenigermate fnmen. De r.egentiende flaat ook wel in montfaucons verza- meling ( t j , op hare orde , onder de overigen. Maar in de door hem opgeftelde Levensbefchrijving van cHRVsosTOMi'S C§), heeft hij ze geheel uit dit getal uitgeworpen, als hebbende gevonden, dat zij , eerst na het eindigen der Kerkrecknen over ds Standbeelden ^ op den vijfden Zondag na Paafchen ^ is gehouden. Toen chrysostomus vervolgends de twintigfte Preek hield , omtrent het einde van de vasten, vergat hij wederom niet, op eenen flerker ijver (*) Verg. V. Deel, Bladz. 247. (f) T. II. />. 188. (S) Tuin. XIII. Opp. Qhf^foit. pag, 109. 4(J K E R K E L IJ K E III ijver in de deugd aan te dringen , dewijl zonder deii- BOKK 2dvcn al het vasten niets baat, en men anders ook Houfdft. iiT-'t gi-'eii zuiver geweten aan de Heilige Tafel kan na C. G. ga^u. Bijzonder bleef hij liaan bij de noodzaaklijk- , ! '?_;J* heid , om zich met zijne rij einden ie verzoenen, lot «^^ o. ' - Eindelijk kwam flavianus van Konfiantinopoïen terug, en met hem de volle veiligheid van Anti'ó- chi'è. Aan hem had de Had hare verzoening met den Keizer te danken; omtrent zijne verdienden en lof verkeert daarom de éénëntwiniig/fe Preek van CHRYSOSTOMUS , die hij op het Paaschfeest hield, bijkans geheel; zonder evenwel cene bloote Lofre- den te wezen. Deze Leerredenen over de Standbesl' den leeren ons ciirysostomus , van vcrfcheidene kanten, als een' waarlijk gefchJkten Volksleerüar en grootcn man kennen. In buitengewoone gevallen , ge- deeltelijk zonder voorbereid te zijn , en zelf ontfteld , wist hij met zijne Gemeente te fprcken , hartstuch- tcn te bedwingen of te verwekken, van alle omllan- digheden, onder welke hij optrad, gebruik te ma- ken, aanhoudend tot de Zedenlecre zijne zorge te bepalen , zonder daarftm de Bijbel - uitlegging ter zijde te ftellen, en met dit alles verkoos hij eenc wijze van zeggen , die algemeen verftaanbaar was. Misfchicn is het ddne der bijzonderdc hoedanighe- den dezer Preeken, dat hij daar in. niet, zonder op- houden, zoo als een gemeen Prediker gedaan zou liebben , van het openbaar onheil gefproken, en 'er niet enkel zoogenoemdc Straf- en Troostpreeken van gemaakt heeft; maar dat het Godsdicnilig Onder- wijs, naar behoeften en gebreken iiigericiit, welke zij. GESCHIEDENIS. 47 zijne Tochoorers veel minder voelden, dan de alge- nr meene rampen, bij hem de hoofdzaak bleef. "^^'^ Na deze groote gebeurenis in het jaar 387, weet Hoofdïl. men van geene andere heel merkwaardige verande- na C. G. rinir, welke, zoo lang chrysostomus Lecraar te j^'f^?^?' O' tot 4/0. Antióchi'è was, aldaar gebeurd zou zijn. Maar van — zijnen onvermoeiden ijver, om de inwoners door^^S^^' dere Kerkleerredenen te flichten , zijn voor het overige preeken nog bewijzen genoeg. Behalvcn zijne Preeken tot te Antiö- verklaring der Heilige Schrift^ van welke wij el- ^oudenü ders zullen fpreken; gelijk wij reeds gefproken heb- ben van zijne Preeken tot eere der Martelaren^ op derzelver Feestdagen , waar bij men mag aanmer- ken , dat ciiRYSOSTOMUS in zijne menigvuldige Leerredenen van dezen inhoud ook vele zedenlijke onderwerpen behandeld, zijne Toehoorcrs tot navol- ging van deze Belijders van het Christendom ver- maand, en hen dikwijls tot de Heilige Schrift ge- leid heeft. Daar van verneemt men het e'én en an- der in zijne Lofreden op de Martelaren in het ge^ meen , die in de geheele Wereld geleden hebben (*), fchoon men niet zeggen kan, in welke Had hij deze gehouden heeft. Op gelijke wijze is eenc Preek over de Heilige Martelaren ( i' ) 9 te Anti'óchië gehou- den, bijna voor de helft vervuld met vermaningen, om toch het Avondmaal niet onvvaardiglijk te ge- bruiken , dewijl men anders zoo llraf baar is , als de genen, die Christus gekruist hebben. Anders zijn onder zijne Leerredenen die over de Martelaren zoo- da- C*) Tvm. II. Oi>i). p. -(W. ( t) L. r. pa^. 650. 48 KERKELIJKE III claniiTc, die of eene onzekere of zelfs eene fchaJe- BOKK Y\\kc uitwerking kunnen gedaan hebben. Zijne ze^ Hoofdft. ^'^" Lofrcdenen op den apostel paulus (*), ma- na C. G. ken hier echter eene uitzondering, alzoo de Rede- Jflar 363. ^^^^^^. hier eenen vasten grond had, welken hij bear- lot 4~ö' • — beiden kon. Ook in deze Lofredenen neemt ciiry- sosTOMus vaak de gelegenheid waar, om van het perfoonlijke van zijnen Held over te gaan, tot al- gemeen voor de Christenen nuttige onderwerpen. Zoo zegt hij, onder anderen (fj: „paulus toont „ door zijn voorbeeld , hoe groot de fterkte van „ den vrijen wil is , en flopt die genen den mond , „ die vragen: waarom wij niet van natuur goed „ geworden zijn? Want, wat ondeifchcid is het, „ of zulks van natuur, of van den vrijen wil is? ,, Ja, dit laatfte is zoo veel te beter, als het voor- „ trcflijker is , kroonen en heerlijke loffpraken , dan ,, niets te verwerven. Maar gefield, de natuur was ,, reeds vast! Indien iemand een recht flerk voor- „ nemen wil opvatten, zoo zal hetzelve toch vas- „ ter zijn , dan de ccrstgemelde." Onder die Leer- redenen, te yïmiöc/n'é, door hem gehouden, welke de Geloofs- en Zcdeulecre betreffen, zijn 'er twee ^ tot onderwijs der genen ingericht, die eerst gedoopt zouden worden (§), in ^welken hij bijzonder aan« dringt , dat de nieuwgcdoopte Ciiristenen zich , zoo wel wegens de van God ontvangene weldaaden , als wegens de nu aangegaane verpligting, op de Chris- te- ( ♦ ) L. c. Opp. p. 4-Ö. ( t ) Z:. f. /•. 5^8. (§) L. c. Opp. png. 2:5. GESCHIEDENIS. 4$) '«teiijke deugd behooren toe te leggen. Ook fchijnt lil een aantal Leerredenen van chrysostomus , over ^^^^ de boete of bekeering , tot zijn verblijf te Anti'óchië Hoofdft* te behooren. Van de vierde en vijfde naar mont- "^ C* G* FAucoNS fchikking is dit vrij zeker; maar onder de {q^ ^-5* «(?^^/ï Kerkredenen van dezen inhoud (*)j hebben ■ de achtfle en negende niet alle kenmerken van eclit- beid. Twr^alf jaaren was chrysostomus reeds Leeraar chrysos* te Antiöchië geweest, toen nectarius , Bisfchop '^'-''^'V^ . . f> wordt Van Konjtantinopokn , in September van het jaar Bisfchop 397 9 overleed. Velen dongen thans naar het bezit ''^•" Kon- van dit aanzienlijk ambt , en onder dezen zulken , „nipji die den Geestelijken fland onwaardig waren (f), die gedeeltelijk het Hof met hunne aanzoeken lastig vielen, anderen door giften en gaven eenen aanhang zochten te maken, fommigen zelfs zich voor het volk, hetwelk toen nog deel had in de verkiezing van eenen Bisfchop, op de knieën wierpen; en de- Wijl men het een' geruimen tijd over de verkiezing ïiiet déns kon worden, verzocht de Gemeente iXnw Keizer arkadius , om haar zelf een' Bisfcliop van beproefde kunde te geven. Het Hof lag 'êr buiten- dien (*) Tuin. il. O pp. Chrjfost. pag. 2^9. tIlle.mont (^Mcnioir. Tovi. XI. pag. loi.^ heefc 'er nog meer hief t02 gerekend, en de nanlciding tot dezelven gelteld, in den inval der lltiuiieti in het jaar 395. Maar mo.ntfau- coNs onderzoekingen over dezelven hebben grooter waar» fcliijnlijldieid. (t ) i'/\i.LAD. Dialo^. de rit. S. ChiyfoU* />. 481 VJl. Defx» D 50 K E R K E L IJ K E III dien niet weinig aan gelegen, welken Bisfchop de BOEK Gemeente in de Keizerlijke HofiTad aan haar hoofd Hoofdft. ^1^^^* ^^ regcering Van den jongen Keizer had even na C. G. zoo veel zwakheid , als zijn Oosterscli Rijksgebied ]Mr 363. jp^ j^j^j^ j^j^j j.^ Konfiantinopolen Staatsverande- toc 4~o. •' -* ringen en onrusten van allerhande foort te vreezen; uadeniaal de ijverzucht der Grooten onder malkan- deren; de üitlanders of zoogenoemde Barhaaren^ die zoo talrijk en niagtig waren, door de gewigtige bedieningen , welke zij bekleedden ; verfchcidene Kerklijke partijen, tegen de KathoUjken gekant; en de losheid, met welke het gemeen in die ftad tot geweld overfloeg, niet é(ins zeer hevige aanporring behoefden. iSIen begrijpt dus, dat 'er veel afhing, welken liislchop de Gemeente aldaar had , *die in alle opzichten zoo veel invloed op alles hebben kon, EUTROPius, een Gefnedcnc, die van de geringde afkomst tot Keizerlijk Opper -Kamerheer was opge- ftegen, bezat toenmaals do gcheclc klem der regee- ring in naam van arkadius , wiens huwlijk met EUDOXiA zijn werk was. In deze magt had hij de plaats vervangen van den kort geleden vermoordea Staatsdienaar rufinus. Ondertusfchen komen alle Gefch iedfch rijvers , Christenen en Heidenen, overeen in de zwartfte anchildering van zijne hebzucht , on- rechtvaardigheid, wreedheid, en andere ondeugden; en zosiML's zegt ronduit, dat hij den Keizer, ge- lijk een Herder een (luk vee, regeerde (*). Hoc het zij, EUTROPIUS , die chrysostomus , in het Ocs- (*) Hiit, Lilt: V. C. 12. /-..j. 421. 6 Ë S C M I E D E N i Si 51 Oosten, had leren kennen, befloot eenen zoo ver- Hl maarden en cervvaardigen man, tot het Bisdom van '^?^J^ Konftantimpolen te verheffen. „ Tot hier toe was Hoofdd; „ de levenswijze van joannes , " fchrijft socra- "^ C. G; TES (*} , „ dus gefteld geweest. Uit ijver voor orde \^^^ ".^^l 5, en welvoeglijkheid, was hij, naar men zegt, wat „ fchcrp; en, zoo als iemand, die van zijne jeugd 5, af gemeenzaam met hem had omgegaan , getuigde , 5, meer tot toorn , dan infchiklijkheid , geneigd. 5, Alzoo hij een eerlijk leven leidde, was hij voor „ het toekomftige niet zeer op zijne hoede; maar 5, zijne oprechtheid maakte hem zeer vaardig in het „ handelen. Ook gebruikte hij eene vergedrevene „ vrijpostigheid in het fpreken tegen leder éénen. ^, In het leeren bedoelde hij enkel, de zeden zijner 5, Toehoorderen te verbeteren. Den genen , die zij- „ nen imborst en aart niet kenden, kwam hij, iri ,5 gczelfchappen , hoogmoedig voor." Deze charak- terfchets is, volgends het geen wij tot hier toe ge- zien hebben, vrij naauvvkeurig, alleen kan men twij- felen, of zulk een charaktcr recht voegde voor eenen Bisfchop in de nabijheid van het Hof, en 'm naauwe betrekking met hetzelve? Eene bedenking. Welke door de uitkomst volkomen gerechtvaardigd wordt. Daar men vreesde, dat chrysostomus zij- ne geliefde Gemeente niet ligt zou verlaten , en de Antiöchiërs hunnen Leerüar niet zouden willen mis* fen; Ichrccf de Keizer, op aanraadcn van eutro- pius, aan den Bevelhebber van het Oosten, (^comes ori- (*) Hisi. Eccles, Libr. VI. Cip. 3. 52 K E R K E L IJ K E Iir crientis^) tlezc zaak met beleid en voorzichtighei<ï BotK ^Qj (^-inj te brengen. Deze verzocht daar op chry- Hoofdn. sosTOMUS zich , op zekere plaats buiten de (lud , na C. G. te laten vinden. Hier ftond een rijtuig en een ge- ^1^'"" _^' fncdcne gereed, aan wien hij werd overgeleverd, en . ■■ . ' ■ die hem terftond naa Konflant'mopokn voerde. Hier maakte de Bisfchop van Alexaudriê ^ theofilus, Avcl cenigc zwariglicid , om hem in te wijden, maar werd daar toe fchiclijk genoodzaakt , gelijk in het vourga.inde reeds verhaald is (*). Zijne eer- chrysostomus werd dus in Fehniar'ij 398 tot lijkheid fjjsnjhop van Konflantinopoïen ingewijd. Hier was l\omge- liij teritond opmerkzaam op den Itaat zijner nieuwe hnnt bij Gemeente , de gebreken , welke bij de Leeriiaren en liikcncn ^i*^^*'^' '^'^^'" ^'^ zwang waren, en op alle hare bc- Monni- hoefien. Zijne cerlle Kerkreden in de Hoofdflad ge- houden, is verloren geraakt; uit de tvvede, welke legen de Anomoien is gericht, ziet men, dat hij, voor dezen, die zich hier in een groot aantal be- vonden , van eerrten af zorgen wilde. Voornaamlijk bemoeide hij zich, de fchandelijke gewoonte uit te rocjcn , naar welke Geestelijken, met Godsdienftige Dochters, onder den naam van Broeder en Zuster, .huis hielden, hoe zeer hij daai' door een deel van zijne Geestlijkheid, (ckrus,) beledigde (f). Wij hebben reeds elders van zijne twee gcfchrificn tcgei» clczc buitenfporigheid gelprokcn (f), cimvsosTO- MUS (♦) Zie VI. Deel, Dladz. 361. (I) rALLADit^s pag. 45. (5) Zie D^el V. Bladz, 233. Zij Haan in de uitga. ve ken. GESCHIEDENIS. 53 MUS tastte verders, volgends socrates (*), de liZ hebzucht zijner Geestlijken , en hunne geneigdheid ^f?^ tot weelde en onmatigheid aan , welke hen dikwijls üoofdfT. tot pluimftrijkers en tafelfchuimers der Grooten "^ C. G. maakte. En in de daad, in ééne zijner Preeken (f), ïot^i-^! zegt hij, men behoort wel den Leeraaren van het ■■ - nodig onderhoud te voorzien, opdat zij niet moede- loos worden , maar meer dan onderhoud en kleding moeten zij niet ontvangen, opdat zij niet dartel en gemaklijk worden. Deze ijver van chrysostowus , om zijne mede- genoten in het Leer aar - ambt te verbeteren , had doorgaans voor hem onaangename gevolgen. Hij zette wel alleenlijk zeer onwaardigen af, verkoos Godzalige en Geleerde mannen tot het leeren, maar hij fchijnt echter fomtijds, door zijnen onenhaitigcn aart misleid, aan onwaardige perfonen zijn vertrou- wen gefchonken te hebben. Zulk een was, vol- gends SOCRATES C§) , de Diakon serapio, een trotsch, overmoedig, en onbezonnen mensch, die ééns, in tegenwoordigheid der geheele Geestelijk- heid, tegen zijnen Bisfchop zich vermat te zeggen: 3, Gij zult over dezen nooit kunnen heerfchen, in- „ dien gij hen niet allen met dénen (lok wegjaagt." Het kan zijn , dat deze Geestlijkheid zeer verdor- ven ve zijner werken door montfaucon T. I. p. 228. (*) Ilist. Eccles. Libr, VI. C//.. 3. (t) Ilomil. XV. in i. Epist. ad TiiKoth. T. XI. Opp. pag. 636. />/. (5) H/st. Eu/es. Libr. VI. Cap. 4. D 3 54 KEPvKELIJKE III ven was, maar dat één van hen zoo verachtlijk van- ooF.K allen durfde fiireken, zonder door den Bisichop tot Iloofda. gematigdheid vermaand te worden , maakte dezen na C. G. zelven geliaat. Hier toe bragt ook niet weinig bij Jaar 363. ^j^, vermaning, welke hij aan eene rijke weduwe, — — 'oLYMPiAS, deed, welke zijn voorzaat in het Bis- dom, ilrljdig met de Kerkelijke wetten, in hare nog jonge jaren, tot Diakonesfe had aangefteld. Deze leefde zelve als eene arme boetelinge , en zelfs met uiterlijke kenmerken van behoeftiglieid. Maar daar- tegen fchonk zij haar bijna onmeetlijk vermogen weg aan Kerken , kloosters, Bisfchoppen, en andero Gccstlijken. ciirysostomus prees wel, gelijk so- 20MENUS (♦) verhaalt, in het gemeen hare mild- dadigheid , maar voegde 'er bij : wie het tot eene Gode behaaglijke fterkte in de deugd wilde brengen , moest zijn goed wijslijk weten te verdeden. Daar zij integendeel rijken nog rijker maakte, was dit het xelfde , als of zij haar goed in zcc wierp enz. Zulke vermaningen waren ;oen iet zeldzaams in den mond van eenen Geestlijken, en jaagden zijne Me- dcbrocders onfeilbaar tegen hem in het harnas. Ook waren de Monniken niet doorgaands over CHRVS03T01MUS voldaan. 1'rouwens , hoe zeer hij die genen prees, welke gerust in hun Klooster ble^ yen, en voor hen zorgde, evenwel Monniken, die op de flraten rondzwerven, zag hij aan als lieden, die hunne levenswijze fchande aandeeden , en be- [b-afie hen crnllig daar over (f). ïslet alle zijne ach- (♦)//. E. L. VIII. C. .r, (J) SOZOMEN. /. C. GESCHIEDENIS. 55 Tich'ing voor dezen ftand , geloofde hij niet , dat ÏII men daar door gerechtigd was, om een ledigloper '^°^^ te zijn , en zonder te arbeiden , hoe zeer men bad iioofdf!. en vastte , aanfpraak te maken op de liefdegaven "^ C. G. der Christenen (*). Ook nam hij al vroeg het op- -^^j ^y^[ zicht aan over de weduwen , deed onderzoek naar hare zeden, en als hij vond, dat zij dartel waren, raadde hij haar, of, om, in plaats van het bad en vvijdfche kleding, te vasten, of liever om weder te trouwen, opdat zij de Godlijke geboden niet over- traden (f). Dit haalde chrysostomus , ook van dezen kant, vijiindfchappen op den hals (§). Het was dus geen wonder, dat Geestlijken en Monniken hem een knomg, hard, en hoogmoedig mensch noemden ; te meer daar hij de verbeterin- gen fchielljk en met alle ftrengheid ondernam ; en zelf, als een voorbeeld van deugd, zoo zeer uit- ftak. Zijn ambt aanvaard hebbende, liet hij zich fpoedig de rekeningen van den Rentmeester derKerk- lijkc inkomflen voorleggen , en haalde verfchcidene overtollige uitgaven in dezelve door. Allerminst duldde hij langer de kostbare verkwisting, die tot hier toe voor den Bisfchop zelven gemaakt was, de tapijten , zijden klederen , en andere pracht , daar de Bisfchop NF.cTARius van gehouden had. Hij nam van de Kcrklijkc goederen alleen zoo veel, als hij tot zijn daaglijksch gering onderhoud behoefde. • Daar- (♦) Hum. XV. In Ep. ad Phil. T. XI. Opp. p. 311. ( t ) PALLAO. /. C. pag, 47. ( 5 ) 1'ALLAD. /. f. pag. 66. D4 50 KERKELIJKE ni Daartegen fchijnt hij het een en ander van Kerkfie* BOKK j2(]cn verkocht te hebben, om den armen heel veel Hoofda Soei^s te kunnen doen. Behalven het reeds voorban- na C. G. den Hospitaal , hetwelk hij van ruimer inkomftcii Jaar 363. ^,^^j. y^^j. ],jj verfcheidene Gasthuizen, voor- tot 4-0. *^ ' ■ , ,. , ,, naamlijk ten behoeve van vreemdehngen , bouwen, waar over hij twee Ouderlingen tot Opzieners aan- Aelde. Gewoon, ongemeen weinig, en fomtijds ter naauwemood op het einde van den dag, te eten, fpijsde hij altijd alleen, ook ging hij bij niemand tcp maaltijd. Men nam hem dit bijzonder kwalijk, niet alleen , omdat zijne voorzaten het tegendeel ge- daan hadden, maar ook omdat vreemde Bisfchoppen dezo gastvrijheid van hem verwaclitcn konden. Doch zijne gelicele neiging en levenswijze, zijne zwakke maag, vrees voor ontelbare verfh-oojingen , en on- aangename toneelen , zelfs voor eene ongeoorloofde verkwisting der Kcrkengocdt'ren , ftrckten hem tot ontfchuidiging (*); evenwel duidden zijne vijanden het tot hoogmoed en gieriglieid, dat hij over het ïilgcmecn alle gezclfchap vermijdde, en wanneer ie- mand lang met hem wilde fpreken, te verdaan gaf dnt hem dit lastig was Cf). In de daad, het ii zeer mogelijk , dat chrysosïomus hier in te ver ging. ^ulk eene afzondering geeft den Leeraar gee- ne rechte menfchenkcnnis , en recht te voel eene Ichcidsmuur op, tusfchen hem en zijne Gemeente, weU (*) PALLAD. /. C. pag. 46, lOI, 165. SOCRAT, Lf^r^ VI. Cap. 4. sozoiMENUS Lt'l/f. VI II. Cap. 9. (t) i'ALLAü. /. c. pag. |8c. GESCHIEDENIS. 57 Welke wel Ininnen eerbied maai* niet zoo zeer hunne II! liefde voor hem zal opwekken. ^^^^ Stond CHRYSOSTOMUS in geene groote gunst bij Hoofdft. de Gecstlijkheid en Monniken , hij was daartegen "^ ^- ^» bij de hager flanclen des te meer bemind. Zijn ^^^ \-X, ernst in prijswaardige verbeteringen, zijne zeden, en ■ inzonderheid zijne Predikatiën , droegen hunne ge- ch'^ysos- heele goedkeuring weg. Zijn ijver voor de Recht- is bemind zinnigheid, en voor het plegti^e, ( ceremonVèel ^^^"^"i*^^'^^' van den uitwendigen Godsdienst vermeerderde de ^^^^ ^ 2i]n genegenheid der inwonercn van Kouftantinopolen ijver te- voor hem (*). THEODosiLTS liad den Arianen in ^j-j^^gQ^^ deze Hoofdflad hunne Kerken ontnomen; alleen had- den zij 'er in de Voorüad eenige behouden. Zij vergaderden daarom 's nachts vóór de dagen van ^.cw openbaren Godsdienst, dat is op Znturdag en Z0/7- dag^ onder de bedekte Gallcrijën der fhd, en zon- gen in Choren, die elkandcren vervongen, bijkans den geheelcn naclit door , T.iederen. Doch , met jict aa breken van den dag, trokken zij, op dezelf- de wijze zingende, naa hunne Kerken de flad uit. Dewijl zij , onder dit zingen , ook befpottingen der KathoUjken mengden , en meermalen riepen : 1V/jnr zijn clan die genen , die zeggen , d^f drie maar 4éne tnagt zijn? vreesde chrysostomus , dat de ccnvoudigcn onder de KathoUjken ^ door deze Ge- hangen, van de Kerk afgetrokken mogten worden. Hij verordende daarom ecnigen van zijne Gemeente, gm insgelijks des nachts Geestelijke Liederen te zin-. (*) soniAT. /.. VI. C. 8. sozrni. /.. VII l. C. B, 1)5 5?, K E R K E L IJ K E III gen, zoo wel om de ylriüncn te befchamcn, als BOEK Qfjj j}^, 2ijnen in liet waar gelooi' te bevestigen. Hij HoofJft. l'^'^ ^^^ zilveren kruisfcn met brandende waschkaars- na C. G. fi;!! voor zich uit dragen , waar toe de Keizerin eu- Jaar 363. ^^^j ^ ^^ kosten gaf. Doch alle deze prachtige . '— vertoning maakte de ArVdnen^ die flerk in getal, en van ouds af tot geweld gereed waren , gaande , om op de Kntholijken aan te vallen. Van weers- kanten werden, bij deze gelegenheid, eenigc men- fchen gedood, en zelfs een gefnedene der Keizerin, die de Katholijke zangers voorging, gewond. I-lier op verbood arkadius den Ari'dnen alle zingen op (Iraat ( * ). De Katholijken daartegen achtervolgden hunne nu ingevoerde gewoonte, om openbare ge- zangen , in beurtwisfclingen , te zingen ; welke ge- woonte socRATES van een gezicht van bij beurten zingende Engelen , npn icnatius , Bisfchop van Anti'óchi'é gebeurd, allcidt ; maar theodoretus (f) veel gcloofwaartiiger van de indclliiig van twee Mon- niken te Antiöchi'é , onder de regering van Keizer KONSTAN Tius. Ondcrtusfchcn zou chrysostomüs voorzichtiger gehandeld hebben, indien hij bewerkt had, (*) Danr is nog eene wet van hem Cod. Thcod. L, XVI. t. 5. de Hicrctic. l. 30. Cod. lujl. L. T. /. 4. de Hivret. l. 3. in welke aan de Ketters in het gemeen het zingen van hunne Zp. 63. GESCHIEDENIS. 6t kunnen voordragen, voornaamlijk in eenen tijd, toen III men nog in het begrip ftond, dat het Gebed het ^!^^^ voornaam(l:e gedeelte zij van den Godsdienst. Maar Hoofdff. toen de eerde ijver vcrflaauwdc , alle Leeraars niet ^^ C. G. de nodige beiuvaamheid bezaten , en 'er meer op uit- 1^[ ^.~^\ gewerkte gebeden gezien werd, waar toe aanzienlijke Leeraars de voorbeelden gaven, ontftonden van tijd tot tijd vastgeftelde opflcllen van gebeden (*> De aanvang daar toe fchijnt reeds in de derde eeuw ge- maakt te zijn, zoo als uit de ApostoUfche Kerkvzr- ordeningen blijkt, maar met de vierde eeuw kregen zij meer vastheid en aanzien , en men fchreef de Litani'èn , die door aanzienlijke Bisfchoppen werden aangeprezen, aan ouder Kerklccriiaren toe, om ze des te meer aanzien te geven. Wat 'er ook zij van zulk een voorfchrift, door ciirysostomus nagela- ten, zeker is het, dat hetzelve naderhand door vele bijvoegzelen vermeerderd is geworden, en in den te- genwoordigen vorm niet aan ciirysostomus be- hoort, gelijk blijkt uit de verbaazende menigte v;\u plegtigheden , gebeden, gezangen, drajingen en ver- richtingen van den Priester en Diakon , rokingen , en dergelijke gebruiken , en naamen , die volftrekt tot deze eeuw niet behooren; dewijl men hier leest, dat deze beide Gecstlijken tcrflond in het begin zich voor het Beeld van den F'erlosfer en der Ilciligfle Moeder Gods ^ (r»jf ü^-ff («)/<««• S-éoJox»,) die toen- maals (*) BiNGHAM Origg. Eccles. Vol. V. p. i2y. hoewel deze dikwijls wordt wcggeflecpt door het vcrfchil der JLpiicofakn en Pnsbijteriünen ia zijn Vaderland. 62 K E Pv K E L rj K E III niaals echter in do Kerken gcene plaats vonden, BOF.K tiric-.naal eerbiedig buigen moeten; dat nog meerma- Hoofdft. Icn onze Lieve Frouw en Moeder Gods ^ als voor- na C. G. ipraak voor de Christenen , genoemd wordt ; dat de- «iT 47Ö ^^ ^^^ ^^'^ ^^ Gebeden van vele andere Heiligen , — — en zelfs van chrysostomus , worden aanbevo- len (*). aiRvsos- Bi) dezen ijver voof uitwendige Godsdienst- pleg- ToMus tigheden , kan het beste oogmerk chrysostomus bcvor- ö ' c ^ ^erthet "iet geheel ontfchuldigen, van het Bijgeloof bevor- Bii:;e- (Jerj te hebben. Toen in het jaar 399 een zoo he- vige regen viel, dat men te vreezen had, dat de gchcelc hoop van den Landman verloten zou gaan, deed hij met bijkans alle de inwoners van Konftan- tinopolen ecnen omgang in de vermaarde Kerk der /IposteJcn aldaar: „ Wij namen," zegt hij (f)» 3, den Heiligen petrus , den Heiligen andreas ," (de- (*) Men zie verders over de wijze, hoe het Heilig Avondmaal, een dezen tijde, te KonjlantinopoUn en An- tiüchië gevierd is, DhNGii.\:\i On'gg. Eccles. l. c. p. 193- 294. MONTFAUCüN Opp. Chryf. T. XII [. p. 183. en in 't gemeen over de oude Litaniën en Liturgiën eus. re- NAUDOT in Liturg, Oriental. Coll. et Disf. de Liturgg, Orieut. Origine et Auctor, etc. enz. j. w. janus de Li- iiirgiis Oricntt. etc. M. pfaffius de Liturgiis , I\Tisfalilnts , Agcndis et Libris Eccles. Ecclcjtje Oriënt, et Occid. MU- RATORi Liturgia Roviana Vetus en Bisf. de Rebus Li- turg, en tegen hem j. a. ernesti Antivmr. f. Confut. Murator. Disputat. de Rebus Liturgicis. (t) Hom. c'jvtra ludoi et theatra T. VI. Opptp.iyii GESCHIEDENIS. 63 (deze werd voor den Stichter der Gemeente te III Byzantium gehouden,) „msgelijks paulus en Ti- ^^^^ 5, MOTHEUS tot onze voorfpraken , ( o-uvjj^ysr. " ) Hoofdd. Hij noemt dergelijke omgangen A<7ö4i'Sia» en jV.?]»;^*** , na C. G, naar het geheel en fineeken om afwending van open- ^^^ \}^ bare rampen, „ Nadat de toorn geftild was," ver- volgt hij, „ voeren wij kloekmoedig de zee over, „ en fpoedden naa de aanvoerers en leidslieden, naa „ PETRUS , den grond van het geloof, en naa pau- 5, LUS, het uitverkozen werktuig;" (daar was eene Kerk op de andere zijde van den Bosphorus ^ aan deze Apostelen gewijd,) „ hier hielden wij eene „ geestlijke vergadering , en verkondigden hunnen 5, (Irijd, hunne zegetekenen , en overwinning over „ de Duivelen." Deze plaatzen vindt men in eene Leerreden door hem drie dagen na dezen omgang gehouden, welke montfaucon het eerst heeft uit- gegeven. Nauwlijks waren de inwoners der Hoofd- ftad dezen nood te boven, of zij woonden, den tweeden dag daar na, op Goeden Vrijdag, de wed- fpelen der paardenmenncrs bij , en deeden de ftad van hun gcfchreeuw en getier weergalmen; en Za- turdags vóór het Feest van christus Opftanding, bezochten zij zelfs den Schouwburg , alwaar zich zangcresfen met wellustige gezangen en gebaarden vertoonden. Hier over beklaagde zich chrysosto- Mus in eene Predikatie, die in de daad cenigc fcho- ne en fterke plaatzen bevat. Wij hebben in het voorgaande reeds voorbeelden Zijne gezien , hoe zeer chrysostomi's was inG:enomcn ^'*^°?' :icluin£; met den eerbied voor de l^larlchuvn ca andere zuo- voorde 64 K E R K E L IJ K E III genoemde Heiligen. Eene bijzondere gelegenIkiJ ^ "v^r bij weliien liij dezen eerbied betoonde , mag hier Hoofdih niet voorbijgegaan worden. De Keizerin eudoxia xa C. G. i^L'Iloot, in het jaar -jt^S, de ovcrbliifzclcn van ze- lot 4^0. l*^''""-' ^Jcif^lci'^n , uit de groote Kerk te Koujtanu- • . mpokn, in de Kerk van (kn Heiligen thomas, die zelu? der ^'"j ^^^^ ^''^" ^^ ^^^^'> ^^^j ^^ ^^^"^ ^^S' ^^ ^^^^" Heiligeu. ovei brengen. Hier toe werd de nacht verkozen , waarlchijiilijk om de plegtigheid meer eerbicds bij te zetten. Zij zelve , in KeizerHjken tooi , en ver- zcld door CHRYSOSTOMUS, ging onmidhjk achter . „ Demons P van den adel der K-rk? van de kracht "^ C. G, 5, van het Kruis? van de wonderen des Gekruis- J^^^ ^^5' „ ten? van de heerlijkheid des Vaders? van de ge- — „ nade des Geestes? van het vergenoegen des ge- „ heelen volks ? " — En op deze wijze gaat de ijverige man voort , in zijne uitroepingen en lofsver- heffingcn, zonder te overwegen, hoe de ergfte huir chelaar zich , na zulk prediken , ligt verbeelden kon, dat het genoeg zij, achter eene kist met Re- liquiën te gaan , om voor een' deugdzaam man ge- houden te worden , zoo als de Vorst of Groote kon gclooven, door zulk eenen moeilijken optogt, voor alle zijne buitenfpoorigheden te kunnen boeten (*). Voor de uitbreiding van het Christendom , en 2ljn üver voor de vermindering zoo yi'el van gooden en Hei- ^s?5? ^^ denen. als inzonderheid der Ketters, was chrysos- „«'"„ t.« ' ' IlEIi ,100- TOMUS op cene wijze bezorgd, welke hem wel niet den, en tot eenen harden vervolger maakte, maar die echter ^^^"'^'^^ niet geheel beflaanbaar was met eene bijzondere Godsdicnüige verdraagzaamheid, en die hem bij de Rcchtzinnigen van zijnen tijd zeer aanprees. Hij predikte evenwel , naar het fchijnt, niet heel dik- wijls tegen deze ondeifcheidene tegenpartijen van den Godsdienst. Somtijds deed hij het Heidendom af- (♦) Men leest de/.e Preek, onder elf anderen, door WONTFAucoN het eeric uitgegeven T>jih. XII. Opp. C'vy. foit. png. 310. f(i, viL Dttju. e 0a K E R Iv E L IJ K E 111 afbreuk, door geweldige middelen, zoo als wij cl- BOFic j^gj-s (^*^ verhaald hebben, hoc hij, door afgezon- Hoofdit. ^'^^^ Monniken, met Keizerlijke volmagt, Afgods- na C. G. tempels in Fcnici'è , heeft laten verwoesten. Ook •'^^'^^'_^' uK-ldt socRATES (f), d.it hij, op zijnc rcize naa ' /^fi'é, den Novatiiiiien en Qjtartadecimanen vele Kerken ontnomen heeft. Daartegen bragt, volgends denzelfHen Schrijver (§), de Noraüaanfche Bis- fchop van KonflantinopGlen ^ sisinnius, hem, door eene boerterij , zoo ver, dat chrysostomus hera het prediken niet belette. Want als hij tegen lieni verklaard had, dat de flad geen twee Bisfchoppcii kon hebben, en door sisinnius antwoord driftig geworden , hem dreigde, dat hij hem, als eenen Ketter, noodzaken zou, het prediken te flaaken: zeide sisinnius, dat hij hem daar voor wilde beta- len, als hij hem van een zoo lastig werk verloste; en hier op hernam ciirysostomüs : ,, Naardien u dan „ het prediken lastig valt ; zoo moogt gij daar mede „ voortgaan." sisinnius fchreef ook een Bock te- gen chrysostomus , omdat deze , in ééne zijner LeeiTcdenen, tegen de Novati'danfche Grondregelen, of gelijk gelooflijk is , kwalijk verflaan , gezegd had , dat men wel diiizendmalen hoeie kon doen. Inznn- Naardien de Ari'anen onder alle d waaiende paf- derhciil ^jj^,,, ^^ tahijkften en gcduchtften waren, wendde Ari.iiicii. CHRYSOSTOMUS te meer zijne pogingen aan , om hen (•) Zie V. Deel, Bladz. 35. (t) l^i'o'- VI. lliit. Ecclci. Cap. 11. (5) L. c. Cap. 22. GESCHIEDENIS. Ö7 hen te beteugelen. De Gothcn, waar van 'er zeer m velen te Konftanünopolen waren , behoorden groo- ^'^^^ tendeels tot de Arianen, Hij maakte daarom van Hoofdü. de Katholijke Gothen ongemeen veel werk ; wees na C. G. hun eene Kerk aan; in welke hij zelf dikwijls pre- Jqj'' J^|* dikte , latende zijn voorftel terftond door eenen ' Coth in hunne taal vertolken; ook ftelde hij Gothi- fche Ouderlingen , Kerkendienaren , en Voorlezers aan, door welken niet weinigen van hunne Lands- lieden van de Aricinerij werden afgetrokken (*). Doch de Bevelhebber der Gothen^ in Keizerlijken dienst , gaixas , die ook een Aridan was , werd ftceds magtigcr. Deze bragt in het Jaar 399 zeer veel toe, tot den val van eutr.opius, die genood- zaakt werd, in eene Kerk te vluchten, om de dood te ontgaan; alhoewel hij kort te vooren aan de Ker- ken, door eene Keizerlijke wet, het recht van VTij- plaatzen benomen had. chrysostomus befchermde hem aldaar tegen de v/oede der indringende foldaa- ten; was zijn voorfpraak bij den Keizer, die even- wel ook zelf alleen verzoeken kon , om hem te red- den; en hield, in tegenwoordigheid van den onge- hikkigen, die bij het Altaar lag, die beruchte Leer- reden , welke van velen , als of zij eene hoonende befchimping ware, ten kwaade geduid, en van wel- ^e reeds hier voor ( f ) gefproken is. Daar hebben wij ook uit zosiMUS verhaald, hoe eutropius, des niet te min, met geweld uit deze tocvluchts- pla.us (*) TUHODORF.T. Hht. Ecclei. I.ibr, V. dip. 30. (t) Zitt V. Dtel, B}adz. 250. E a ^ KERKELIJKE III plaats geliaaUl, en kort daar na ter dood gebracht BOF.K J5^ M;i;^r ciiRYsosTO.MiJS veFzekcFt , in eene kort H(^fdlh '^^'^^^ "^ S^'^^^ P^^'^'^ ^*^' ^'"^^ EUTROPius niet na C. G. gevat zou zijn geworden , indien hij zich niet bui- Janr363. ^ ^^^^ gcwaaïjd had. Ilier ontbreken on3 lot 4-6. - cenige oralbndiglieden , om deze berichten lanien te kunnen verëenigen. gainas vergenoegde zich niet met den val van kutropius; hij eischte, met de wapenen in de vuist, dat hem nog andere Groo- t<:n zouden overgeleverd worden; en arkadius was veel te zwak, om hem dit te kunnen weigeren. Ilier trad ciiRYSOSTOMus weder tusfchen beiden , en Wendde zoo vele moeite en pogingen aan (f), als eie gemeenfchappelijke Fader van allen , dat de twee Heercn, die gainas ten dood bellemd had, enkel ge\>annen werden. Over het algemeen was het toen een tijd van verwarring en menigvuldige gevaaren te Koujlanünopokn en in de nabuurfchap, die chry- sosTuMus iii de beneden aangehaalde Preek aflchil- dcrt , en van de onverzaadlijke geldgierigheid der aanzienlijke Heden atleidt. Nadat gainas met den Keizer bevredigd, en door den Vorst tot Opperden Rijksveldhecr aangelleld was, begeerde hij, op aan- drang der Ari'aanfche lüslchoppen , voor deze ge- zindte eene Kerk te Kouftantinopolcn. De Keizer, beloofd hebbende, deze zaak te zullen overwegen, gaf 'er aan chrysostüimus kennis van. Deze ant- woord- (♦) Opt>. Tom, III. pag. 386. (t) Gelijlc hij zelf verhaalt, in eene hort daar na ge- daane Preek in bet begiu van het jaar 403. /. c. />. 405. GESCHIEDENIS. ^9 woordde, dat de Keizer dit niet moest beloven, III noch het heilige aan de honden laaten geven, hij ^°'''* zou nooit die genen, welke den Zoon van God Hootcift. openlijk vereerden, uit hunne Kerken verllooten, "^ ^- ^'' om ze aan die genen in te ruimen, die hem laster- L, ^.-T den. Indien de Keizer bang was voor den Barbaar, móest hij hen beiden flechts voor zich laaten ko- men , en hen hooren fpreken. Dit gebeurde ook den volgenden dag. Hier beweerde chrysostomus rond uit , dat de Keizer niets mogt toegeven , het geen voor den Godsdienst nadeelig was; veel meer moest d£ wet van theodosius , door welke aan de Ketters alle Kerken in de ftad ontnomen waren, ge- handhaafd worden; en indien gainas aldaar wilde bidden, flonden 'er Kerken genoeg voor hem open. Als deze zich daar op beriep, dat hij van eene an- dere Kerklijke gezindte was, en het Rijk groote dienflen bewezen had ; hield chrysostomus hem zijne voorige behoeftige omflandiglicdcn en de riik- lijke beloningen voor zijn dicntten, die hij ontvan- gen had , voor oogen. Ook kon gainas zijn oogmerk niet bereiken. Ondertusfchen bewees hij toch don Bisfchop, die bij gelegenheid van het oproer, het- welk GAINAS kort daar na tot ziin eigen verderf ftichtte, als afgevaardigde bij hem kwam, grootca eerbied (*). Tc midden van zoo vele vcrmocjenisfen en Ivzig- cniiv>os< heden, die hem elks achting vcrwiciTcn, hield J'^'^'^s CHRYSOSTOMUS /?ci openbaar onderwijs m ^f.v CWi- ||1 o-v d'.euit (*) sozüM. L, VIII. C. 4. TiiKob. /.. Y. C'. :>:, ;3. 1: 3 T^ KERK EL IJ KE III dienst voor den lioofilpligt van zijn ambt. I-Dj leer- Dor.K de openlijk, met wcirprekcndheid en ijver, die liera Hoofdrt. ^"^'^ ^^'^5 ^^^ ^^^ ^"^'- baande, maar ook met die na C. G. bewijzen van de oprechtheid van zijn hart, welke 10^ '^%' getuigden , dat hij zelf gevoelde , wat hij leerde. — -. — „ Indien men mij niet," zeide hij eens (*), „van dervvij- ^^ ggpg ^^ verregaande eerzucht befchuldigen wilde: „ zoudt gij mij daaglijks (Iroomcn van traanen zien „ vergieten. Maar mijn klein huis en mijne een- „ zaamheid kennen dezelve. Gelooft mij flechts! „ Ik heb' bijkans de hoop aan mijne eigene zalig- „ heid opgegeven; en terwijl ik uwen toeftand be- 5, klaag, houde ik niet op, over den mijnen te „ treuren. Zoo zeer zijt gijlieden mij alles! Be« „ fpcur ik, dat gij in de deugd toeneemt; dan voel „ ik van vreugde mijn eigen rampen niet; maar zie 5, ik, dat gij niet toeneemt , dan denk ik weder ,, van droefheid niet aan het mijne! of ik voor u- „ lieden rekenfchap afleg of niet! zulks baat mij „ niet. Mogt gijlieden flechts zalig worden, en ik ,, rekenfchap moeten geven, en befchuldigd wor- „ den , dat ik mijnen pligt niet vervuld heb ! Want „ ik ben niet zoo zeer bezorgd, dat gijlieden door „ mijnen dienst zalig wordt, als dat zulks gebeiire, „ door wien het dan ook zij!" Zoodanige fchoo- ne plaatzen vindt men in zijne fchriftcn in menigte. Alles, zegt hij, heeft hij met zijne Gemeente, met betrekking tot het Christendom, gemeen; het geen hij boven hen bezit, waren alleen grooter zorgen en ar- (♦) Ho;n. XLIV. {n Acta /tpnst. T. IX. Opp. p. 335. GESCHIEDENIS. 71 arbeid, en eene aangename fmart, die hij voor hen III ontwaarde ( * ). Daartegen hield hij zich ook ver- ^-'?!'f zekerd, dat zij Toehoorers, als hij zich in het ui- Hoofdd. terst gevaar bevond, voor hem, zoo mooglijk, een ^^ C. G. fluk van hun vleesch affnijden , en hem geven zou- j^^ ^-5^ den Cf). ^' Wij hebben uit de eigene woorden van chrysos- Leerre- TOiMUS te vooren gezien , dat hij de verklaring der f '^'^ Heilige Schrift voor zijnen gewigtigften en nood- chry?05- zaaklijkften pligt, als Leeraar, aanmerkte, en in de tosil-s - , , „ - _ ., 1 ^ , T- 1 over de daad, onder alle de Lecraaren der Oude keriv, van jj^ 5. welken wij Schriften of Predikatiën ov^erig hebben , heeft niemand den Bijbel, cp eene zoo algemeen nuttige , vcrflaanbaare wijze , en te gelijk zoo welfpre- kend en bevallig opgehelderd, als hij. De Griekfcht Kerk heeft hem daarom , met recht , als haren Hoofd- tiitlegger voor het Nieuwe TV^/^w^w^befchouwd. Hij vormde zich , het is waar , naar het voorbeeld van ORiGENES , maar terwijl hij het goede van hem overnam, wachtte hij zich zoo wel voor zijne fuu- ten, dat niemand hem deswegen ooit eenigc vcrwij- tingen gedaan heeft. Hij bemint den woordelijken 2,/«, en komt zelden tot Aliegorihi ^ of andere fpits- vinnighcdcn. Als hij 'er ddne enkele keer toe komt, ontfchuldigt hij zich, met de voorvaderen, oude en vermaarde mannen (,§). fotius heeft hem hierom- trent zeer juist beoordeeld: „ Indien het één of „ an- - (*) Ho7n. IV. /•// II E[>. ad ThcsC. T. XI. Opp.p. 535. (t) Hom. VIII. /■// .dct. Jpjsf. T. IX. 0/)/>. p. 6?. (§) Ilom. III. /•;; 71/./////. T. Vil. Opp. />. 32. fq. E 4 71 KERKELIJKE III. „ ander, door hem gezegd," fchrijft deze (*), BOEK ^^ j<^<„j> meerdere verklaring of dieper onderzoeic no- Hoofdft. 51 f^ig h^^ » £" '^"y ^^ '"^^ ^^y'^S K'<-'"oeg ontvouwd na C. G. ^^ heeft, zoo moet men zich danr over niet vcr- Jor'^-ó" wonderen. Want alles, wat flechts de vatbaar- — -^ „ heid zijner Toehoorderen hem vergunde, en tot ,, hun heil en nut diende, is hij geenszins voorbij- „ gegaan. Daarom kan ik dezen hoogzaligcn man 5, niet genoeg bewonderen , omdat hij flieeds , in „ alle zijne redenen , het nut der Toehoorderen zich „ ten doel gefield ; maar het overige , of geheel „ niet geacht , of flechts even aangeroerd heeft. „ Doch iiij maakte, om het nut zijner Hoorderen, „ 'er geheel geen werk van , dat fommigen raogten 5, gelooven, dat hij fommige betekenisfcn niet zou „ geweten , of niet zou hebben willen l->cproeven , 5, om in dieper onderzoekingen in te dringen, en „ dergeliike meer. " Dus zijn ook zijne meeste Preeken zoo zeer Zedenkundig ,• zelfs dan , wanneer hij geen deel der Zedenkundc behandelde, bracht hij op het einde toch altijd iet te pasfe, hetwelk voor het leven der Christenen dienftig was. En, indier> de eerfle eigenlijke bedoeling van Christelijke Predi- katiün zijn zal , eene algemeen nuttige uitlegging der Heilige Schrift , dan heeft chrysostomus eene menigte fchoone voorbeelden daar van gegeven. Zijne oiigcmecn talrijke KerkJecrredenen &ver den Bijbel bevatten deels geheele Bnehcn van denzelven , deels enkele plaatzjen en gefchiedenisfen. Ten aan- zien C*) BibUoth. Cod. CLXXIV. p^g. 388. GESCHIEDENIS. 73 zien van h^t Oude Testament kan men wel niet be- IIF weeren, dat hij meer kennis der Hehreemvfche Taal ^^;^ bezeten hebbe, dan de meeste Kerldeeraars van dien Hoofd!!. tijd. Maar des te vlijtiger maakte hij gebruik van "?- C. G. de Alexandrynfche Overzetting, waar mede hij die [^^ ^^5] van AQUILA, SYMMACHIUS, eU THEODOTION Vet- ■ geleek, fom.tijds haalde hij ook den Hcbreeuwfcheii Tekst aan, zoo als hij dien met Griekfche Letteren in de Hexapla van origenes vond. Zeven en zes- tig Kcrkredenen te Antiöchi'è^ over het eer ft e Boek van MOSES geliouden (*}, putten eenigermate den Inhoud van dit Bock uit, zoo ver het zijn oog- merk medebragt. Dat is, hij verklaart den vvoor- delljken zin der merkwaardigftc plaatzen redelijk uit- voerig; maar is altijd daar op bedacht, om 'er me- nigvuldige voorfchriften en vermaningen voor het gedrag der Christenen uit af te leiden, fotius (f) acht deze HomiU'én in ftijl minder dan andere Bij- belverklaringen van ciiRYSOSTOiMus. Naardien zij dikwijls door anderen afgebroken worden, en hij veel in dezelve waarfchijnlijk zonder eenige voorbe- reiding moest uitfpreken, zoo zijn daar uit eenige gebreken in de uitwerking, en lange ingewnkkelde volzinnen ontdaan; nogthans bevatten zij ook aan- gename en vloejende plaatzen , en fpooren van ^q\\ vindingrijken Geest des Opftcllers. — Negen andere Preeken ^ die hij nog vroeger dan de gemelde zeven en zestig , over eenige plaatzen uit het eerilc Hoofd. Ihik (*) Tow. IV. 0/>/>. pa^. 1-643. (t) Z. f. /v;^. 385. 74 KERKELIJKE III ftuk van moses ccrflc Bock gehouden heeft (*), *^7:f komen met dezelvcn in inhoud wel overeen, maar Vil Hoofdft. hebben meer van de welfprekendlieid der Redenrijk- na C. G. iciiiule, waarom zij ook P^oyoi en niet ofMMeti hee- tot 4^6 ^^"* Bovendien zijn zij grootendccls Zedenkundig. ■ In de vierde dezer Kerkredenen toont hij aan, dat *cr drie foorten van dienstbaarheid zijn, welke de- zonde in de wereld gebracht heeft; de onderwerping der vrouw aan den man ; die van den céncn mensch aan den anderen ; en die der onderdaancn aan den vorst. In dezelve ziet men ook een voorbeeld, hoe ciiRYSOSTOMUS onvoorziene omftandigheden , cpftaande voet, tot zijn oogmerk wist toe te pas- fen. Terwijl hij fprak , ontflak men , naardien het duider werd, licht in de Kerk; en tevens keerden zich zijne Toehoorders naa de plaats, waar dit ge- fchicdde. Nu verweet hij hun hunne onverfchillig- heid voor het licht, hetwelk hij hun uit het Euan- gclie ontfiak , en vergeleek daar mede de prijswaar- digc aandacht der Toehoorderen van den Apostel PAULUS, {Handel. XX.) «lie ook op eenen avond, zelfs dooreen buitengewoon toeval, niet gefloord werd. Het grootfle onder alle de uitlegkundigc werken van cnRvsosTOMUS zouden zijne Predikati'èn over de Pfahnen uitmaaken , indien wij ze volledig be- houden hadden. Want dat hij ze allen in het open- baar verklaard heeft, heeft montfaucon vrij zeker aangetoond (f). Die wij nog hebben, gaan van den (♦) L. c. Opp. png. d45. (t) l'ruf,it. in Tom. V. Opp. Cinfost. J. VI. GESCHIEDENIS. 75 den vierden tot den twaalfden; van den XLIII tot IIÏ den XLIX; en wederom van den C\TII tot het ^^^^ einde der Pfalmen, Dat het Homiliïn , en geene Hoot\i(L Uitleggingen zijn , heeft montfaucon tegen de "- ^- ^* twijfelingen van tillemont zeer goed aangemerkt; \q^ [^-5] en dat zij tot het verblijf van chrysosto:mus te Antiochië behooren , is daar door waarfchijnlijk , omdat FOTius zijne fierlijkfte fchriften, onder welke hij voornaamlijk deze Homiiïèn telt, in deze ftad plaatst. Evenwel hebben zij ook hunne zwakhe- den, bijzonder de gewoonte van den Opfleller, om de Pfalmen, zonder vaste grondregelen, van Chris- tus te verklaren. Dezelfde wankelende wijze van uitlegging ontmoet men ook meermalen in zijne Preeken en andere Schriften , over de eigenlijk zoogenoemde Profeeten, Men heeft: van hem eene Verklaring der acht ecrfle Hoofdflukken van jesaia , van welke men niet be- palen kan , of zij wezenlijk Preeken geweest zijn ; •z£s Kerkredenen over de plaats in den gemelden Profeet: Ik zag den Heer e zitten op eenen hoogen troon ;en behalven anderen, inzonderheid twee merk- waardige Kerkredenen over de duijlerhcid der Pro- feeten; allen in het zesde Deel zijner werken, naar de uitgave van montfaucon-. Doch zijne opgege- vene oorzaken van i\\:7.Q. duiderheid zijn in de daad min genoegzaam. Beter en nauwkeuriger is , het geen hij over jes. lï. 2. (*) zegt, over de kcnte- tcnen , naar welken men de llistorilehe Pliintzen der (♦) Tom. VI. 0/)/>. pag. 20. 7Ö KERKELIJKE III der Profeetcn van die, welke op chrtstus doden, ^°^-^ met zekerheid ondcrfchcidcn kan ; waar van een Iloofdd. groot kenner (♦) oordeelt, dat men hier voorbeeld m C. G. en regelen bijëenvindt. Jammer, dat ciirysostomus tot ^ 476. ^^'^'^ "^ ^'•'^^^ zelven niet altijd gelijk is gebleven, — — — Nog gelukkiger, dan in de uitlegging des Ouden Testawents, was chrysostomus, door zijne Griek- fche Taalkunde , nadere kennis aan de zaaken , ze- den en lecringen zelve, treffende waarnemingen, en ook door zeker gevoel van de grootheid en voor- treflijkheid van het Christendom , in zijne Kerkrede- iien over het Nieuwe Testament. Zij gaan, zoo ver wij ze ten minflen hebben, over de beide Eu~ angeli'èn van mattheus en joannes, over de Handelingen der Apostelen , en over alle de Brieven van PAULUS. Die over mattheus maken het ze- vende Deel zijner werken uit, naar montfaucons uitgave; en zijne Zedenleere in dczelven is door- gaans wel getroffen; en in de verklaring heeft hij insgelijks over het geheel een navolgcnswaardig voorbeeld van cene waardige behandeling der Euan- gelie-Gefchiedenis gegeven. In zijne Homili'én over JOANNES , heeft hij een ander en bijzonder doel, om naamlijk zijne Toehoorderen tegen de Arianen te wapenen , en te onderwijzen , hoe zij de bewijzen , in dit Boek voor de Godheid van christus ver- vat, gebruiken , en de verdrajingen van dezelven ontwijken moeten. Het Zedenkundige in dezelven maakt (*) ERNESTi in Narrat. crit. de Interpret. Prophete Mesfian. in Ecclcs. Christ. Opusc. Thcol. p. 513. GESCHIEDENIS. 77 maakt ze des te nuttiger. Over het geheel zijn zij III korter dan die over mattheus , en uit derzelver ^^^^ VII bijzondere beftemmnig , zoo wel als uit den onge- Hoofdf!. wonen tijd , op welken zij gehouden zijn , met het na C. G, aanbreken van den dag, gist montfaucon c*) J"^^3o3- 3 ' o '^ > 9 tot 470. dat alleen de leergierige en bekwame Toehoorders — — — ze hebben: bijgewoond. Van dit en bijna van alle de andere werken van CHRYSOSTOMus over den Bijbe] ^ onderfcheiden zich zijne Predikat't'én over de Handelingen der Apostelen , door eenen flechten , ftootenden , afge- brokenen , en verwarden ftijl , als ook door eena magere en gedwongene uitlegging, erasimus kon daarom njet van zich verkrijgen, om ze aan hem toe te fchrijven. Doch , om niet te zeggen , dat de getuigenisfen der ouden bier geenen twijfel over- ' laaten , zijn 'er ook plaatzcn van zedenlijken inhoud genoeg in , die chrysostomus in gedachten en uit- drukkingen waardig zijn. montfaucon (f) gist, niet onwaarfchijiilijk , dat men de gebreken derzelve daar aan hebbe toe te fchrijven, omdat de Opftel- Ier ze, onder zeer vele bezigheden en onrusten, van de jaaren 400 en 401 , te Konftantinopokn ge- houden heeft. De belijdenis van CHRYsos'ioaius in ééne derzelven (§), dat niet vele Bibd'hoppen za- lig worden , omdat zoo grootc gaven tot hun ambt gevorderd worden , verdient hier te worden opgemerkt. Muiir (♦) Put f ut. in Turn. VII F. O pp. Ciryfust. §. II. (t) Pr a fat. in Toni. IX. Opp. Chiyjvit. (§3 lUiHil. III././-. ïvy. 78 K E R K r: L IJ K f: III Maar den hoogflcn rr.ng oiuier zijne Bijbcluitleg- Bo*--" ;r TöcAo^iöêj- ^""^^^'P Tê Kxi K«iv>!f,) onder den naam van ciirysosto- Bijbel. MUS (ft) , hetwelk montfaucon het eerst zeer waarfclii.inUjk gemaakt heeft , dat aan hem in de daad toebehoort. In het begin ftaat «ene voorlopige aanmerking over het verband tusfchen het Oude en Nieuwe Testament, tot één doelwit en oogmerk, de v<:rbetering der menfchen ; over de fchriften , welke tot beiden behooren; over de hoofdverande- ringen des Joodfchen volks, en over de verfcheidene foorten van V^oorzeggingcn, door daaden en woor- den. Tot liet Oude Verbond worden ook geteld de Boeken der Wijsheid^ sirach , tobias en judith. De uittrekzels uit de Boeken van moses en fnmmi- ge Profeeten zijn de wijdlopigfte ; die uit de Pfal- men en vijf kleine Profeeten ontbreken geheel. Ins- gelijks is het uittrekzel ui' het Nieuwe Testament geheel verloren geraakt. Doch , uit de Inleiding ziet men, dat de Opfteller, onder de Boeken van hetzelve , den tweeden Brief van petrus , den t:i'C£' O T. ï. p. 707. ct) '/-• II- p. 376. (5) r. III. />. i.f^. (**) L. c.pag.cfo. Ctt) Tom VI. Opj). pag. 314. VU. DüLU. F Si K E R K E L IJ K E III tH-ecfkn en der den Brief vnn joannes , den Brief ^\ju *'^" J'^'f^AS» ^'^ ^^ Openbaring rr.n joannes, niet Ilooftlft. gehad hccfc. ra C. ('. Nicitegendaandc ciirysostomus , gelijk wij in Tr.nr ^6i. tot 4-0! ^^^^ voorgnandc ge;^ien hebben , zijnen voomaamflen pligt rekende , zijne Toehoorderen met den Bijbel r*! r'"'k' ^^'^'^'"^ ^*^ maken , uit de opgegevene befclirijving redenen van zijne Kerkrcdencn blijkt nogthans te gcliik, dat ^'•''" hi) tevens veel wcrks van het Zedenkundige maak- ToMus. t^9 gelijk hij dan ook verfclieidcne Preeken enkel aan Zedenkundige onderwerpen gewijd heeft. Deze handelen over de nuttigheid van het lezen der II. Schrift^ over de volmaakte liefde^ over aalmoesfen ^ over den troost tegen de dood; om aan te toonen, dnt niemand aan zich zelven mag iranhoopen ; dat men de zonden der Broederen niet moet hekend ma~ ken., enz. Gedeeltelijk (ban zij in het lilde Deel van MONTFAUCONS verzameling. En in hetXIIde(*) is eene lange reeks van uittrekzels, (ExAoyai,) van Zedenkundige Onderwerpen , na 's mans dood, uit zijne LeeiTedenen getrokken. Men kan wel vermoe- den , dat de Zedenkunde van chrvsostomus te VllI van Monniken -Godzaligheid zal hebben, even- wel heefr gelukkig het gebouw van zijne Zedenlecre daar door niet zoo veel geleden, als bij vele andere Lceraaren van dezen tijd. Hij was daar toe een al te goed uitlegger der Heilige Schriften, en fchrijft daarom aan vele grillighedcn der Asceten ^ bijzonder aan het aanhoudend vasten, weinig waarde toe, en leert GESCHIEDENIS. 83 leert bijna rJtijd de gemeen nuttige Christelijke deugd III in de Maatfchappelijke betrekkingen der menfcheu, ^^^^ zonder te vergeten , dat haar hoofdverblijf in een HoofdH. verbeterd hart moet gezocht worden ; ook toont hij "^ ^' G» P"r3Ö3» bij dit alles zoo vele nunfchenkennis , dat hij, met ^t ^^5^ alle zijne fouten , die hij in dit vak mogt begaan ■ hebben , onder alle Zedenleeraaren der oude Kerk die geen is , van wien men , in dit opzicht , het meest en best leeren kan. CHRYSOSTOMUS heeft den naam en roem van AanraeF- eenen Weifprokenden Leeraar verworven ; zonder "5^f^-, hem dien te betwisten, kunnen wij wel aanmerken , ne Wei- dat hij in den ftijl fomtijds zijne gebreken heeft, |P-''ekeud- maar met dit alles kan de Oude Kerk geenen Leer- aar aanwijzen, die met hem in wijze gepastheid van openbaren voordragt van den Godsdienst vergeleken kan worden. Zijne voortrcflükhcid bedaat niet daar in, dat hij pracht en fierlijkheid in zijnen flijl gebruik- te, maar dat hij op de bevalligfle en kieschte wijze fprak, en nogthans zich zoo duidiijk en verftaan- baar , naar de vatbaarheid zijner Hoorderen , wist uit te drukken. Alhoewel hij geem in dezelfde Preek gemengde, en tevens ecnigermateHim.enhangen- de aanmerkingen en leeringen bijbrengt , meesten- deels echter fchreef hij zich eene wijze wet van fpaarzaamheid voor, en de kunst ^ die niet aan ve- len bekend is, om wei ai ir in ééne Preek te zeg- gen, geliik hij zelf te verdaan geeft (*), behoorde tot zijnen aankg. Naardien hij altijd opmerkzaam was (*) Toi:. I. Opp. pa-. 4R0. F ft ^ K E R K E L IJ K E 111 was op de behotftcn zijner Hoordcren , trof hij ^''-^ ook juist, liet geen voor hun bijzonder gewigtig cii Hüofaa. noodzaaklijk was. Mer één woord, hij kan in vele na C. G. opzichten een voorbeeld zijn voor Volkslecraaren , ].'ar 36J. jgj.^^,j:i 2ijiie fouten ligtelijk uit de toenmalige ge- tot 4"0- •' •' ' Iteldheid der Godgeleerdheid, uit zijn karakter, en uit de grootc menigcc zijner fchielijk op één vol- gende Predikaticn kunnen verklaard vvonlen. cuRYsos- C11K.YSOSTOMUS was een beminnaar van de rust, ï°"^o^^ welke hij zoclit, hoewel zonder daarom de bczig- ncfitcic ■' , . dcwnn heden van zijn ambt te verwaarlozen; fpoedig ecli- ordcniii ^^j. ^y^.^^x hij te KonllmUuwpolen in onaangename de kerk ... , , -i 1 '1 i , teEfezen iiiocilijkheden gewikkeld, waar van de treiu-ige ge- volgen voor hem eerst met zijne dood een einde namen. Hier toe gaf antoninüs , Bisfchop te Efcze^ de eerlle gekgenlieid. Als deze in het jaar 400, te Kouftantbiopolen tegenwoordig was, (lelde EUSEBius, Bisfchop van FaleutinopoUs ^ in Afi'è ^ aan chrysostomus, en meer dan twintig bij hem vergaderde Bisfchoppen , een klaagfchrift tegen anto- KiNTS ter hand, waar in hij hem bofchuldigdc, dat hij zich vele Kerkengoederen toegeëigend , Bisdommen verkocht , en andere fpoorloosheden begaan zou heb- ben. ciiRVSOsTOML'S vcrgccfs gepoogd hebbende, eenc verzoening tusfchcn deze twee Bisfchoppen te bewerken , liet het klaagfchrift voorlezen ; dewijl ANTONiNus de daar in vervatte befchukligingen ont- kende, en de overige Bisfciioppen noiüg oordeelden, dat deswegcns in ylp'é zelve onderzoek gefchiedde, JbeQoot ciiRYSosTOMUs, ten dien einde, in perfoon Ucrwaards te reizen. Doch ANTor^iNus wist hem . \ door GESCHIEDENIS. S5 door eenen Heer van het Hof van deze reize af te III houden , onder voorwendzel , dat de Hoofddad , ^^^f onrustig zijnde, zijne tegenwoordigheid behoefde; Hoofdfl. zelfs haalde hij eusebius op zijne zijde over. Als "^ C. G. dan CHRYSOSTOMUS , met goedvinden zijner Kerk- 1^,1 .~^\ vergadering, in zijnen naam, drie Bisfchoppen naa ■ /Ifiê zond, onder wellten ook palladius, Bisfchop van Helenopolh ^ aan wien men deze berichten te danken heeft (*) , verfcheen eusebius niet ééns voor hen, met de getuigen, die hij zou bijbrengen; ANTONiNüS overleed kort daar na. Evenwel begaf zich CHRYSOSTOMUS, op dringend verzoek van de Geestlijkheid te Eftze^ als ook van verfcheidene na- burige Bisfchoppen, eindelijk, in het jaar 401, dcr- waards, ofichoon hij zieklijk, en het in den winter was. Te Efeze cene vergadering houdende , van omtrent 70 Afiatifche Bisfchoppen , bevond hij daar twee partijen, over de vervulling van het opengaan- de Bisdom , welke hij niet kon vcrcenigen , waarom hij, met goedvinden der Sijnode^ zijnen Dtakon HERAKLIDES tot Bisfchop dczer ftad inwijdde. Toen werd de zaak van antom^us , op de Sijuode , ter tafel gebracht. Zes Bisfchoppen, die hunne amb- ten van hem gekocht hadden, werden afgezet, en kregen, op hun verzoek, op last van het Sijnodc^ hun geld terug, maar behielden van hunnen Gees- telijken (land alleenlijk , dat zij met de overige Gees- telijken het Heilig Avondmaal binnen het Altaar mogtcn gebruiken. In hunne plaats werden andere waar* C*) Dial. de Vila S. >'/. Chryfoit. p. 125. 1' 3 8^' KERKELIJKE III waardige mnnnen aangcfteld. sozomenus (*) ver- BofeK zekert ons, dat chrysostomus, in de aangrcnzen- ïloofdft. tic Gewesten, nng meer Ikclite Bisfchoppen, bij die na C. G gclesieiiheid, uit hun ambt :5^tte. OnJer dezen was rJ'1-AOok GERONTirs , Bislch 'D van Nicomedi'é . wicn COi tL O. m AMBUOSius, Jüsfchop vaii Milaan^ (Mcdiolanum y') reeds den post van Diikon ontnomen , en wien NECTARius, de Voorzaat van chrysostomis, ver- geefs had pogen af te zetten; want gerontius was te Nicomedi'è zoo bemind, omdat hij de Ge- neeskunde, welke hij vcrlbjnd, bij armen en rijken, even gewillig en gchikkij;, oefende, dat de inwo- ners openbare omgangen hielden en gebeden dee- den, dat Goci hun hunnen Bisfchop mogt wederge- ven; ja *er moest geweld gebruikt worden, om zij- nen navolger te doen aannemen (f). Zijne CHRYSOSTOMUS, na een afzijn van meer dan drie moeite maanden, te Konflautinopolen terug gekeerd, vond vEKiAi\us daar het één en ander veranderd. Hij had zijne Gemeente, gedurende zijn afzijn, aan het opzicht aanbevolen van severianus, Bisfchop van Oabnla ^ in Syrië. Deze man was beroemd uit hoofde van y zijne Welfprekendheid en Wetenfchap. Volgends socratks (<5) en sozomenl'S (**), had de goede opgang, welken antiociius, Bisfchop van Ptole- v'.dis , in Fentcië , een man , uit hoofde van dezelf- de (♦) Hht. Eccles. Lihr. VIII. Cnp. 6. (t) i'Ai.r.APius /, c. socuATF.s Lihr. VI. Cap. 15. so- ZOMEMS iJbr. VI II. Cap. 6. (^§) L. c. Cap. II. (**J L. c. Cap. 10. GESCHIEDENIS. 87 de bekwaamheden geacht, en met den naam ciiry- III SOSTOMUS vereerd, door zijne Predikatiën te Kon- ^.^j'|^ ftantlnopolen verkregen had , terwijl hij daar voor HnofdP-. rijklijk bcfchonken werd, severianus bewogen, zich "^ ^' ^' insgelijks derwaards te begeven. Alhoewel severja- \i^^ ^-5. Nus nu het Griehsch niet heel bevallig iiitiprak , ■ werd hij echter geroemd , om zijne fchriftverklaring en fchoonhcid van gedachten. JNlc-n kan van zijne bekwaamheid een denkbeeld maken, uit zes van zij- ne Preeken ^ ov^r de Scheppings- Gefchiedenis ^ die onder anderen door montfaucon (*), benevens eene Preek van dezen Opfleller, over de Koperen SJang , zijn uitgegeven , gelijk deze geleerde man nog andere Preeken van severianus in zijne Ver- zameling geplaatst heeft (f). Deze toonen wel, dat hij ver beneden cuPvYSostomus flaat, wel geen verachtlijk uitlegger, maar toch niet uitmuntende in de keuze van zaaken , of in voordragt van Zeden- leere , of in (lijl. Deze Bisfchop verwierf zich , door zijn prediken, zelfs bij het Hof, ccne groote goedkeuring, doch men belchuldigde hem, dat hij, eerst zich in de vriendfchap van chrysostomus in- dringende, dien, gediiurende zijn afzijn, uit de gunst van zijne Gemeente heeft zoeken te verdrin- gen. SEiiAPio , die Diakon, die reeds boven (§) afgemaaid is , diende dit zijnen Bisfchop aan , en het is zeer waarlchijnlijk , dat de onëenigheid ttis- fchen (*) Tom. VI. 0/>/). Chv-jfoit. pa;i. 43<^. (t) Tom. III. pag, 413. Tom. XII. p(]g. 403. F 4 88 K E R K E L IJ K E ITl fchcn (leze beide Bisfchoppcn hoofdzaaklijk door "5J';!^ dozen vertrouwd ing van chrysosto.mus is aange- Iloofdft. ftookt geworden. Trouwens, deze deed niet ééns na C. G, 200 veel, dat hij oprees, als severianus voorbij- ifut 4-6. 5'"Si \vclke blijk van verachting severianus deed — — uitnjcpen : ,, hullen serapio als een Christen ,, fterlr, dan is ciiristus niet mensch geworden ! " Hier van maakte seratio eene Ketterij, voorwen- dende , dat de Bisfchop volftrekt de Menschwor- ding van christus ontkende, severianus verde- dig.le zich wel; maar chrysostomus geloofde zij- nen Diakon , ook werd het gemeen tegen seve- rianus gaande; zoodat het zoo ver kwam, dat hij de ftad verlaten moest; of omdat de Patriarch hem daar uit verdreef, zoo als socrates (*) verhaalt, of, zoo als anderen, meer tot ecre van chrysos- tomus, «it ééne van zijne Preeken (f), belluiten, omdat hij 'er, door een volks -oproer, toe genood- zaakt vver I. De Keizerin eudoxfa , die severia- nus zeer genegen was , deed hem terflond terug komen, c;i deed chrysostomus fcherpe verwijtin- gen, die nogtlians, hoe zeer hem velen daarom ver- zochten, allen omgang met dezen Bisfchop weiger- de. Eindelijk verzocht hem de Keizerin zelve 'er, op cene ongewone wijze , om ; terwijl zij haar Zoontjen tju:odosius, die nog een kind was, in de Kerk aan zijne voeten nederlegde, en in deszclfs naam fmeekte, wanneer hij zich, doch niet zonder moei- (•) Hiit. Ecdrs. J.-br. VI. C.^. 11. (f) Tö.Ji. 111. pag. 413. GESCHIEDENIS. 89 moeite , liet bewegen. Hier op hield hij eene III Preek (*j, waar in hij ook de Gemeente vermaan- "^^^ de , SEVERiANus vvcder in vrede aan te nemen, iioofdfl. Evenwel, zegt socuates , bleef 'er een geheime "^ C. G. wrok over tusfchen deze beide Bisfchoppen ; en ^^^ ^-,^ men zegge, wat men wil, deze hardheid was ciip>.y- - sosTOMus onwaardig. Had cnRYSOSTOMus, gelijk wij boven (f) za- De Kei- gen , zich onder de Gccsrlijkcn , Monniken , en We- ^f''"'-" °^' duwen, vijanden gemaakt, deze waren niet vermin- tehaaten. derd, door het afzetten der Bisfchoppen in y^/Ië^ en door zijnen twist met severianus. Eenigcn Grooten mishaagde ook de vrijmoedigheid , waar mede hij hunne zoden beflrafte. Zelfs begon de Keizerin, met welke hij eerst op eenen goeden voet ftond , hem te haaten , omdat hij haar even min ver- fchoonde. zosiwus (§) verhaalt, dat hij gewoon was, haar gedrag, in zijne Kerkredenen, door te ftrijken. Volgends de Christelijke Gefchiedfclirijvers van dezen tijd (**), geraakte chrvsostomus, door het bericht, hetwelk men hem gaf, dat epifanius tot zijn onbillijk gedrag jegens hem , voornaamlijk door de Keizerin, was opgezet, zoo in vuur, dat hij terftond eene Preek deed over de driften en ge- breken der vrouwen, welke zijne Toehoorders op de Keizerin toepasten, die zich niet alleen daar over bij C*) ^. c. ^ 412. et) B/ar/z. 53. (§) Hfst. Libr. V. pag. 324. ed. üxon. (**) socRATf-S Hist. Eccles Libr. VI. Cap. 15. SOZO. MENüS Libr. VIII. Cap. \6. . 427. meuw. GESCHIEDENIS. 5^ richt, beklaagde zich daar over, met alle vrijmoe- UI digheid, voor de Gemeente. In plaats, fchrijft so- ^^^J^ CRATES (♦), van het Hof, door minzame voor- Hoofdrt. ftellingen , daar toe te brengen , om deze \Tolijkhe- "^ C. G. den te beteugelen , bediende hij zich veel meer van ^^^ -^ fcheldwoorden tegen de genen , die ze verordend ■ » hadden. Dit pastte eudoxia zich bijzonder toe, en liet daarüm een aantal Bisfchoppen tegen hem bij dén komen Toen ciirysostomus daar bericht van kreeg, hield hij die beruchte Preek, welke met deze woorden begon : „ andermaal woedt her.0- 5, DiAs! andermaal is zij in de hevigfte beweging! ,, andermaal danst zij ! andermaal begeert zij het 5, hoofd van joannes op eenen fchotel te ontvan- ,, gen ! " Met dit verhaal ftemt ook sozome- Nus (f) bijna volkomen overeen, tillemont (§) (lelt wel tegen dit verhaal van socrates een be- richt van THEOFANES (**), volgends hetwelk chry- sosTO-MUS alszins den Bevelhebber der Had over deze onvocglijkheid een voorllel gedaan heeft; maar dat deze, die een met Heidenfche grondregelen op- gevulde Manichecr was, de Keizerin tegen chry- sosTOMUs verbitterd had, als een' man, die de eer- beuijzingen , welke men haar bewees, niet dulden kon. Gefield, dat men hier eenen Schrijver van de IXde eeuw meer mogt gelooven , dan socrates, die (*) Hiit. Ra-hs. Lihr. VI. Cr.p. 18. (t) IJbr. VI II. Cap. 20. (5) Mamirci Tom. XI. pr.g. 21Ö. (*) (Jlironograph. pa£. 6^. 94 KERKELIJKE III die kort na deze gcbeurcnis gdchreven heeft, dan BOEK jjou dit nog gcene genoegzame verdediging voor Hoofdfl. CHRYSOSTOMUS zün. Evcn partijiiig en nog ge- na C. G. dwongener is het, als tillemont beweert, dat J^l""^*^.^' iiiislchien chrysostomus wcl de gemelde woorden . gefproken heeft, doch zonder aan de Keizerin te denken; maar dat zijne vijanden dezelve verdraaid aan haar hadden aangebracht, om haar tegen hera te verbitteren. Zoo moet men het gemeene getui- genis van Christelijke en Heidenfche Gefchiedfchrij- vers van dien tijd tegeulpreken , of verdraajen, hi- dien een Man , die als een Heilige vereerd wordt , voKlrekt geenen misftap zal begaan hebben. Ma'ar THEOFiLüS zegt niet eens ten vollen, het geen hem wordt toegefchreven ; hij meldt alleen, dat chry- sostomus, misnoegd, over de floorenis van den opjnbaren Godsdienst, door deze vrolijkheden , door den Bevelhebber dicht bij de Kerk verordend, hevig tegen hem gefproken heeft; en dat zou hij heel vvej in eenc Preek hebben kunnen doen. Daar is nog eene Preek voorhanden, met dit berucht begin van KERODiAS, onder de overige werken van chrysos- tomus (*), doch deze is niet anders, dan eene middelmatige befchrijving van booze en goede wij- vdn, die niet van hem, maar van ecncn Griek, ter- (tond na zijnen tijd, in nabootzing van zijne echte Preek, kan opgelteld zijn. cwrYsos- ECDoxiA liet dan eene talrijke vergadering van ToMus Bisfchoppen in de Ilooftillad bij één komen, om aiidcr- aaa (*) ToüJ. VI. ii.tcr fpuria ^. i. fq. al, Montf, GESCHIEDENIS. 9^ ann de afzetting van chrysosto:mus te arbeiden ; III welk voorwendzel zijne vijanden ter bereiking van ^^°^* dit oogmerk verkozen , is reeds boven verhaald (*). Hoofdft. Hij had wel meer dan 40 Bisfchoppen op zijne zij- ^^ ^^P' de, en verdedigde zich moedig op deze Sijnode. tot 4-5! Maar de Keizer werd fpoedig zoo ver gebracht, ;" dat hij hem bevel gaf, om zich uit de Kerk te be- ™e J^ad^ geven. Volgends socrates ( f ) gehoorzaamde verdre- CHRYSOSTOMUS dit bcvel ; palladius integendeel ^^"* bericht (§), dat hij geantwoord hebbe, naardien God hem de zoogenoemde heilige zorg voor zijne Kerk overgegeven had , zoo kon hij die niet verla- ten, ten zij liij met geweld verdreven werd. Dit volgde ook in de daad ; alleen vergunde men hem , in het Bisfchoppelijk huis te blijven. Op denzelf- den dag, (het was de Sabbatk, of Zaturdag voor .Paasfchen ^ in het jaar 404,) oefende de thans ze- gevierende tegenpartij van den Patriarch , in de voor- naamfte Kerken der Hoofdftad, de fchan delijk fle ge- welddaadiglieden , om alle verbindtenis tusfchen hem , de Ouderiingen , Kerkedienaren , en de Ge- meente, in het gemeen, te verbreken. De Kerken waren 's avonds van dien dag met menfchen opge- propt; en het was thans de plegtige tijd , dut duizenden den Doop, en terftond daar op het Heilig Avond- maal, ontvingen. Op aanrtokcn van akacius , en andere faamgezworene Bisfclioppeii , drongen troepen van loldaaten de Kerken i:i , veritroidcn , floegcn en mis- (*) Deel VI. niaclz. 388. (f) Libr. VI. C\ip. iS. C§)/V^. 81. 96 KERKELIJKE III inisliandcldcn , voornaanilijk de Geestelijken; en be- BuKK iircvcn voorts aUerhandcn moedwil. Toen zich ecne Iloofdn. menigte vluchtelingen naa ile baden van konstan- Tw C. G. Tius begaf, waar zij hunne Godsdicnlligc verrich- lo7 i-ó ^•"S'-'" voortzetten , werden zij ook daar van de ibl- ■ daatcn overvallen , en moesten veel ongemak uit- (laan. Deze fpoorloosheden , die in een groot ge- deelte van den nacht voorvielen, werden des mor- gens van het Paaschfecst met vermeerderde hevig- heid voortgezet. De vijanden van cmrysostomus wilden alle inwoners van Konftantinopolen noodza- ken , de Kerkelijke gcmcenfchap met cmrysostomus te verbreken, en met hen openlijk te onderhouden. Hierom werden 'er veifcheidenen , die hem aanhhi- gcn , in de gevangenis geworpen , en ook lijflh-affeii gebruikt, om hen van hem af te trekken. Zijne aanhangers, die hem bleven aankleven, en hunne vergaderingen in verfcheidene oonlen ilt-r llatl hiel- den, werden 'Joiiiiniten genoemd. Hij zelf keerde zich intuslchcn tot de voomaamfte Bisfchoppcn van Italïè^ maar vergeefs, zelfs fchreef de Westerfche Keizer honoiul's vruchteloos, ten zijnen behoeve, aan zijnen Broeder (*). \'an tijd tot tijd verer- gerde zijn lot , en 'er vertoonden zich fchijnbare blijken, dat moordenaars hem naar het leven fton- den ; alhoewel zijne driftigfte verëcrers onder het Vt)lk nacht en dao; zijn huis bewaakten. Maar des te ijveriger hielden de Bisfchoppen , zijne vervol- gers, den Keizer voor, dat het gemeen niet eer be- daa» (*) Zie bovea Deel VI. BUuh. 394. tn p'aA y.ien aan ae ioHalen over, ^iv hem ca i>,icca jin jiillujuic, gelei aen. Vil. l>. Blad z.gy. GESCHIEDENIS. 97 i3aafen zou , vóórdat chrysostomus uit de fiad III verdreven was ; dat ook anders de Kerkelijke wetten ^^^^ hare kracht zouden verliezen, arkadics zond hem Ho^.^J(l. dan bevel , om zijne Gemeente en woning geheel te "^^ C. G. verlaten C). l^^^ Thans befloot chrysostomus , niet alleen voor htt ffeweld te wijken: maar ook voor te komen, chrysos- ,1 TOMUS dat de foldatcn , welke des noods het Keizerlijk be- verlaat vel ten uitvoer moesten brengen , en de onftuimige dehooid- hoop , die gereed was , hem te befchermen , niet j-ystêii na handgemeen raakten, daar men bang voor was. Hij zijnver- kiischte tot aflcheid ecnigen van zijne vrienden, on- ^'• der de Bisfchoppen, met traanen; want door droef- heid kon hij dit allen niet doen. Vervolgends zeide hij 5 in de Doopkapel , tegen olympias , en tot twee andere Diakonesfen ^ dat hij geloofde, zijnen loop volbracht te hebben, en dat zij hem bezwaar- lijk zouden weder zien. Toen zij wenende zijne voeten omhelsden, liet hij haar door cenen Ouder- ling wegbrengen, opdat het volk door haar niet in beweging mogt geraken. Hij liet zijn gewoone paard voor de ddne Kerkdeur brengen , maar ging de andere uit , en gaf zich aan de ibidaten over , die hem naa Nicea ^ in Bithynië, geleidden (f). Zijn vertrek herdclde nogthans de rust te Kon- ftautinopolen niet. Het bericht van zijne wegvoe- ring veroorzaakte groot ongenoegen, opfcliudding, en (*) PALLADIUS Dialotr. püfr, ^6. 50CR.\TF.S Libr, VI» Cap. 18. suzoMENUs Libr. VIII. CV/,/), ao-22, ( t ) HALLAI). /. C. pag. 89. /./. VII. DE£L. ü 95 K E R K E L rj K E III en u-anorde in de Hoofdkerk. Toen deze terflond ^J^^}^ daar op onverziens in brand raakte, en met dezelve Hoofdfl. ook het nabuurig Raadhuis , een niet min prachtig na C. G. Gebouw, verbrandde, (leeg de verbittering der bei- to^ 4-6 ^^ pJitfijën hoogcr en hooger. De aanhangers van ■ CHRYSOSTOMUS, die gedeeltelijk in de Kerk waren gelloten, toen men hem wegbracht, befchuldigden zijne vijiinden , dit vuur gellookt te hebben , om hen mede te verbranden. Deze integendeel beweer- den, dat de vrienden van den afgezettcn Patriarch de Kerk, uit woede en wraak, in brand hadden ge- doken. Men moet erkennen , dat dit laatfte ver- haal merklijk verfterkt wordt, door twee getuigen van de beiden GodsdienHen , den Christelijken en rieidenfchen, socrates (*; en zosimus (f). Hoe het zij , dit ongeluk haalde den zooge.-ioemden J^o^n- niien eene nog heviger vervolging op den hals. Yq' ien van dezen werden gevangen gezet en gepijnigd, maar niemand bekende iet van brandftichting. Hier kwam eene nieuwe verlegenheid bij voor de vrienden van CHRYSOSTOMUS. Zij moe-sten arsacius, eenen Broeder van den voonnaligen Bisfchop nectarius , die als een Ouderiiug van 80 jaaren , en , zoo als PALLADius hem verwijt (§), tegen zijnen eed, van nooit een Bisdom te zullen aannemen , dat van Koii' jiantinopolen verkreeg, als opvolger van chrysos- TOMUS erkennen. Maar , als zij voortgingen , hun- ne (*) niit. Ecdes. Libr. VI. Qnp. 18. (t) Hht. Libr. V. Cjp. 24. (§) Dialog. paz. 94- GESCHIEDENIS. 99 m afgezonderde Godsdienstvergaderingen te houden, lll gaf ARSACius, anders een zacht en Godzalig man, ^^^^ dit den Keizer te kennen. Op deszelfs bevel dron- Hoofdfï. gen de Soldaaten weder in deze bijeenkomst, floe- "^ C- G. gen en plunderden de genen , die daar tegenwoordig }^l^ ^,1l' waren. Hier op verlieten vele Joannïten de ftad; • terwijl de overigen heimlijk vergaderden. Een nieuw onderzoek naar den brand gaf oorzaak, dat velen naa de gevangenis gefleept, en ook gepijnigd wer- den , onder welke pijniging een Voorlezer den geest gaf. OLYMPIAS moest eene aanzienlijke geldboete betaalen, omdat zij zich aan de Kerkgemeenfchap met ARSACIUS onttrok; verfcheidene Bisfchoppen verloren deswegens hunne ambten (*). Ondertiisfchen werd chrysostojius naa Cticu- Hijwordt fus^ de ellendigfle ftad van Armenië, vervoerd. Hij'"^^"' had door zijne viienden vergeeffche moeite gedaan , voerd. dat hem geene zoo afgelegene plaats tot zijne bal- Hngfchap beftcmd mogt worden. De Keizerin wilde het: zij (tierf nog in dit zelfde jaar 404, en het ontbrak niet aan lieden, die hare dood, eene vrees- lijke hagelbui, die de Hoofddad om dezen tijd trof, en andere gebcurenisfen , Codlijke flralTcn noemden , welke op het onrechtvaardig afzetten van eenen zoo voortrefl ijken Leeraar gevolgd waren; laater Schrij- vers zijn, naar de gcwoone overhaasdng der men- fchen , in foortgclijke gevallen , geneigd geweest , dit oordeel over te nemen, maar socrates (f) be- lijdt, (*) PALLAD. /. C. pag. 91. SOCRAT. /. C. Ct dip. lp. SOZOM. /, c. Cap, 22 y 23. (t) ƒ/. E. L. VI. C. ip. G a ,o6 KERKELIJKE iri lijdt, met wijze befcheidenhcid , dat hij de redenen Dor.K yj^n (}e;^e gebeurcnisfcn aan God, die het verborgene Iloofdft. ^^^^9 overlaat, chrysostomus had, op zijne verre na C. G. en moeilijke rcize, eene harde ziekte door te ftaan; Jaar 363. ^^j. qj-, Jcj^q^^i I^ij verfchillendc behandelingen. Per- ■ Ionen van alle kunne en ftandcn kwamen hem te gemoet, en waren hem met tekens van hunnen eer- bied en liefde behulpzaam. Daartegen ontllak de Bisfchop van Cafarea , in Kappadod'é , Juist wegens deze algemeene genegenheid jegens den ongelukkigen Patrirircli , in zoo hevige Jaloersheid tegen hem , dat hij zijne woning door eenen hoop Monniken liet omringen , die zijn huis dreigden in brand te ftokcn, indien hij de ftad niet ruimde. Hier tegen kon de Bevelhebber der ftad , zoo min als de Sol- daatcn, hem beveiligen. Hij moest, in een' tijd, dat de omliggende flreeken, door Ifaurifche Roo- vers ten uiterften onveilig gemaakt werden , op reize gaan, en landde eindelijk te Cuciijus aan, een zoo armhartig ftadjen, dat het niet édns eene markt voor levensmiddelen had. Zijn ge- Evenwel vond hij hier het beste onthaal , en eene drajïcn n\st, welke hij te Konflautinopokn niet genoten leliiT^in h^"* Velen van zyne vercerers en vrienden, van zijne bal- nabij en van verre, waar onder ook olympias was , Jiuglchnp ^^,^.g^]^.,^ overvloedig voor zijne behoeften. Ih'j ont- ving bezoeken uit alle omliggende flcden en land- fchappen ; en in de daad hij werd, als balling, ver- maarder en geëerder, dan toen hij nog de tweede rjislliiop in het Rijk was. Dus opgebeurd, verliet hem de levendigheid en werkzaamheid van zijnen geest G E S C H I E D E NM S. loi geest des te minder. Hij oefende nog gefladig een III foort van opzicht over het hem getrouwe gedeelte ^°!^ï^ der Gemeente van Konftantimpokn^ terwijl hij ar- Hoofdft, SAcius voor geenen rechtmatigen Bisfchop hield; "^ C. G. Toot- '^^7 hij troostte hare leden in het lijden , en prees hun \^^ ^_^J ftandvastigheid en moed aan. Het ontbrak hem zoo » weinig aan geld, dat hij aan vele behoejpcigen ge- fchenken deed, en een vrij aanmerklijk getal gevan- genen van de Ifaunérs ^ die den toegang naa zijne verblijfplaats zeer ontrustten, kon loskoopen. Ten einde de uitbreiding van het Christendom in Feni' ■tiè te bevorderen, beloofde hij alle kosten tot den opbouw van Kerken of onderfteuning der Christe- nen aldaar te zullen leveren. Met hetzelfde oog- merk was hij werkzaam onder de Perfen en Go- then-, en was onvermoeid, om aan de Christenen alle handleiding ten besten van hunnen Godsdienst en voor hen zei ven te geven. Dit is hoofdzaaklijk de inhoud van eene menigte Brieven , welke hij, van het begin zijner vervolging af, maar voomaam- lijk als balling, gefchrcven heeft. vSoramigen dezer Brieven zijn uitvoerige verhandelingen , bijzonder aan zijne vriendin olympias gericht. Dus fprcekt hij haar, in cenen \\\x.Cucufus gefchrevenen Brief (*^, troost in , wegens de rampen , welke de Kerk trof- fen; haar herinnerende aan zijne herliaalde voorflellin- gen , „dat men niets vrezen moet, dan de zonde;" en in Bijbclfche voorbeelden aantoonendc, waarom God niet zelden de rampen cenen tijd lang laat voorL- (*) Tom, UI. Opp. p. 527. O 3 lojt K C R K E L IJ K E III voortduiiren. In den daar op volgenden, nog triju- DOEK lopjger Brief (*), vermaande hij haar weder, hare Hoofdft. droefheid af te leggen; en gaat in eenen derden (f) iia C. G. voort , om haar de Hechte gevolgen eener boven- J^r'^ ?-^* niatioe droefheid te ontvouwen; maar ook te doen tot 470. " ' '- begrijpen ; dat de wederwaardigheden den Godvruch- tigcn veel meer vreugde wegens zijne toekomende beloning moeten verwekken. In de daad 'er behoort eene zekere hoogheid van ziel toe, om een' ander, die over ons ongeluk treurt, met zoo veel krachts, op te beuren , als ciirysostomus hier gedaan heeft. Twist Edn van deze Brieven heeft , in laater tijden , tot overt^c- 200 merkwaardige twisten aanleiding gegeven, dat nenzii- ..... . , ... , ner Brie- ^^'U ^^ "^'^'^ ^" "^^ bijzonder van gewagen moeten. Ven. PETRUS MARTVR , de beroemde Dominikaucr , die tot de Proteftanten is overgegaan, fchreef het eerst de Latijnfchc Vertaling van eenen Brief van ciiry- sostomus aan den Monnik c/esarius , uit een Ilandfclirift in het Dominikaner Klooster te Floren- ce^ af, en haalde dezen Brief tegen de Roomsch- Katholijken aan, zonder te zeggen , van waar hij hem ontleend had. Zijn affchrift raakte echter, na de dood van den Engclfclicn Aardsbisfchop cran- mer, in wiens Boekverzamcling hij hetzelve ten ge» denktcken van gcloofwaanligheid nedergclegd had, verloren. Men antwoordde daarom C\- den, met de gemelde Vertaling, welke hij uit het genoemde Handfchrift had weten af te fchrijven, achter zijne uitgave van palladius Levensbefchrij- ving van chrysostomus, P^rys 1680. 4to. en voegde 'er eene Voorreden en Aanmerkingen bij. Alles was reeds afgedrukt, toen de Boekenkeurer , uit zorg voor de eer van het Leerftelfel zijner Kerk , oordeelde, dat dit weggelaten moest worden; en de Bladeren , waar het opflond , werden op 's Konings eigen bevel , aan ftukken gefcheurd. Hier uit is in het getal der Bladzijden van die Uitgave eene ga- ping ontftaan, welke van Bladzijde 234. tei-flond tot 241 overgaat. Maar de Protellanten , welke deze verminking te weten kwamen, berispten ze niet al- leen openlijk, maar maakten ook het teriiggehoude- ne, hetwelk hun in handen viel, bekend, stefa- Nus LE MOYNE Hct dc Vertaling van dezen Brief bij het eerde Deel van zijne verzameling drukken (*}. jACOB BASNAGE braclit ze nog naauwkeuriger , vol- gends de uitgave van zijnen vriend bigot , en dus ook met de Griekfche Fi-agmenten, benevens drie bijzondere Veriiandclingen , in het licht, te Utrecht in het jaar 1687. 8vo. en zedat werd hij meenna- ka (*) nnia Sacra Tom. I. /v;^. 530-535. G 4 I04. K E R K E L IJ K E III leii gedrukt. Thans begonnen derhalven de Roomsch- BOEK Katliulijkc Geleerden de zaak van hunne Kerk tegen Iloofdft. ccncn Brief te beplijtcn , die voor haar zoo nadeelig na C. G. •vvas. Niets kan toch duidlijkcr wezen , dan ik r f'^^ ^'woorden, welke daar in van het Heilig Avondmaal toe 4/ o. ' m voorkomen : Sictit enim antcquam fanctificetur panis , panem nomiiiamus , divina autem illum fauc- tificante gratia, mediante farerdote ^ Uhcratus qni- dem est appellalione panis ; digiius autem habitus est Dominici Corporis appcUationc , etiamft natura panis in iplb pcrnianiit , et non diixt corpora^ fed uniim corpus Filii prcedicatur ; fic et Ine divina^ ivt^^va-ourrs , id est , inuudante corporis natura y unum Filtum , unam pcrfonam , utraque hac fece- runt» Evenwel beweerde de Jcfuiet ilarduin, die door zoo vele zeldzame gevoelens berucht is gewor- den ( * ) , dat , in deze plaats , natura of (Jvfr*? ge- heel niet de Zelfftandigheid van het Brood, maar enkel het toevallige of de Accidenti'èn aan hetzelve betekene. du pin (f) fchrijft bijna even floiit, dat men hier, door natuur^ oolc het hejlaan of voorkomen vei-(laan kon; bovendien had curysos- To:.ius de verandering van hot Brood en Wijn 'm ]ict Heilig Avondmaal , in andere plaatzen , genoeg vastgefteld. Plem volgt niet alleen tillemont Q), de- (*) C/n-ypJSt. Epist. ad C.cfariimi , awi notis ac Dis- fert. de Sncvamcnto Altaris. Paris 1Ó89. 4:0. nis oolc iti zijne 0;)cya Selecta p. '3.2;9' Ainfïcrd. 1709. fal. (t ) iY^/tt". Bi hl. des Juf. Eccl. 7. lil./.. 37, 38. (§) Mémoir. Tuiii. XI. pa^. 34:. GESCHIEDENIS. 105 dewijl anders, gelyk hij voor de vuist bekent, deze III Brief den Lutheranen begimftigen zou ; maar hij ^^/^^ voegt 'er ook ftout genoeg bij, indien men hier in Hoofdfl» iet teffen de Tram fubji anti atie vond , dan kon hij na C. G. • •■ 1-, u 11 jaar 363. met van chrysostomus zijn. Doch allengs moes- ten de Roomsch-Katholijke Geleerden merken, dat deze gcdwongene draajerijën den Brief niet tot hun voordeel konden wenden. Zij verkozen daarom in de laatst verlopene eeuw eenen anderen weg , en ontkenden, dat hij van chrysostomus afkomftig was. De Dominikaner le quien (*), gaf zich het eerst vele moeite , om te bewijzen, dat deze Brief eerst, na het begin der Nestoriaanfche V^er- fchillen , kon opgeftcid zijn , omdat men 'er fpreek- vvijzen in vond, die alleen zedcrt dien tijd bij de Kerklecraaren in gebruik zijn gekomen, zoo als bij voorbeeld, dat christus uit en /// tn^ee natuuren zijn beftaan heeft, montfaucon (f) erkent wel, dat dergelijke uitdrukkingen reeds ten tijde van cuRYSOSTOJNius gcbruikt konden zijn geworden ; maar hij vindt, in den flechtcn (tijl van den Brief, in de daar in voorkomende redeneerwijze, welke chrysostomus onwaardig zal zijn, en ook in die omflandigheid , dat 'er nergens elders van den Mon- nik C/Tïsarius gewaagd wordt , redenen genoeg , om dezen Brief voor onecht te houden. Mon mnet zich verwonderen , dat twee Geleerden , bijzonder j:oo fcherpziniiigc , als deze laailte , op zulke gron- den (♦) /// Opp, >. Daiva^c. T. I. Disf. \\\. p. XLVlll. (t) Monit. in Ep. ml C\ef. 7' III. Opp. Chryf. p. 73;. G5 xotf KERKELIJKE ÏH den zoo veel geboin-.-d liebben. Naardien c/esa- *^f!* Ri us, door dezen Brief, van de dwaling der ApoU Hoofdil. linaristen zou afgetrokken worden, zoo moest dit na C. G. j-ceds gelegenheid seven tot foortsielijke fpreekvvij- lot 470.' ^"^^ ' ^^^ naderhand in de Eutychi'danfche en NestO' -' riiiiuifche V'erfchillen zoo menigvuldig werden. De ftijl van CHRYSOSTOMÜS is in zijne fchriiten zoo ongelijk, en kon in zijne toenmalige omflandighe- den zoo ligt flordig worden, ook is hij in ficrkte van bewijzen zichzelven zoo weinig altijd gelijk, dat foortgclijke vermoedens tegen het getuigenis van Griek fche Schrijvers, van de zesde tot de achtfle eeuw, die den meergemelden Brief als een opftcl van CHRYSosTOMUs aanhaalen, niets kunnen gelden. Te gcUjker tijd met montfaucon, tastte ook maf- FEi (*), de echtheid van dezen Brief aan; waar voor hij echter insgelijks geene Historisch -Critifche gronden kon vinden, dan dat men denzelven onder de overige Handfchriftcn van chrysostomus wer- ken niet aantreft, en dat 'er nog een andere van dezen geheel verfchillende Brief van denzelven aan c^sARius in de Groothertoglijke Bibliotheek te Flo- rence is , waar door beiden verdacht worden, ja- COB EASNAGE , om wicu tc Wederleggen maffei fchreef , antwoordde hem , met alle kortheid , vol- doende , en voegde beide de • Brieven , inzonder- heid den betwisten met de leeswijze der Handfchrif- ten , met Aanmerkingen en eene Inleiding , in zijne nieuwe Uitgave van canisii , Lectiones Anti- (*) htoria Diploniatica p. 261. in HLintoya 1727.4. GESCHIEDENIS. 107 ^U(Z (*). Ook heeft nog naderhand murato- III Ri (f), omtrent op de wijze van harduin, dezen ^^j^ Brief zoeken te verklaaren , doch hij verdient alleen HooidfL daarom hier genoemd te worden , om tevens van "^ ^- ^» de zoo kiefche en gegronde Aanmerkingen , over de {^^ ^-5* zeer misbruikte uitdrukkingen der Griekfche Kerk- — vaderen van het Heilig Avondmaal, (/xslaaaA^êö-- te gewagen, welke ernesti bij deze gelegenheid heefc voorgedragen (§). Zoo leefde en handelde chrysostomus als Bal- Doodvnii ling. Al had hij , in dezen ftaat , niets meer ge- I^q^-^I^" fchreven , dan die fchoone Verhandeling, dat elk wensck alleen van zich zelven beledigd kan wor- den (**), zou men de opgeruimdheid van zijn ge- moed daar uit alleen erkennen. Nadat hij tot in het jaar 407 te Cticiifus gebleven was, fchijnt zijn zich (leeds meer en meer verbreidende roem zijne vjjiinden bewogen te hebben, hem uit dezen kring van ontelbare bewonderaars uit te fleepen. Daar kwam dan een Keizerlijk bevel, om hem naa Ara- hisfus , en kort daar op naa Pityiis , een woest ftad- jen aan de Zwarte Zee, op de afgelegen dlte Gren- zen van het Rijk , te vervoeren. Op deze rcize ftond hij allerlcië ibort van moeilijkheden door; zoo- dat het cencn fcliijn had , als of men opzetlijk zijne duod (*) Tom, I. pas;. 226. fq. (t) Disfert. de Reb. Liturg, pngri^o. fq. (5) Anti-Murntor. pag. 32. fq. pag. 74. fq. (**J) Tom, III. Opp, pag. 444. ïo8 K E R K E L IJ K E III dood wilde verhaasten. Ook ftieif hij, in de daad, BOEK onder W'^git te Coma/ia, in Poniiis , den vccrticn- Hoofdft. den September van dat jaar, in den ouderdom van na C. G. (5o jaren. Toen hij zijn einde voelde naderen, trok 1*231" '^^5 tot 476.* ^^y betere klederen aan , genoot het Heilig Avond- » maal , fprak de hem zoo gcbruiklijke woorden : God zij in alles geprezen ! en zeide daar op het laatfte Amenl met het teken des Kruis (*). Ecrchem Hoe meer hij, in het laatst van zijn leven, gcle- na zijne ^^y^ \\^\^ des te ijveriger verëenigde men zich na dood be- . ' , , .. „.. ■wezen, zijne dood , om hem te vereeren. Zijne partijen namen allengs billijker gezindheden jegens hem aan ; de Scheuring, om zijnen wil, in de Kerk ontfiiaan , hield op, fchüon daar door zelfs de Westerfche Gemeenten van vele Oosterfche gelcheiden waren geweest. Men bracht, in het jaar 438, zijn lig- chaam naa Konftantinopokn , om het in de Apostel- Kerk bij te zetten. De menigte van menfchen , wel- ke hetzelve met Vaartuigen en brandende Flambou- wen te gemoet kwamen, maakte bijna de Zee -engte tusfchen de beide Werelddeelen tot vast land. De toenmalige Keizer, tiieodosius de Jongere^ bukte met zijn aangezicht over de kist, en verzocht den overledenen , dat hij aan zijne doodc Ouderen de beledigingen wilde vergeven, welke zij hem, uit on- wetendheid, hadden aangedaan (f). BeGor- Uitbundig zijn voorts zijne leerlingen, vrienden, en (*) PALLAn. /. C. pag. 96. SOCRAT. lAbv. VI. Cap» Cl. sozoMENUs Ijbr. VIII. C;/). 28. (t) THEODOiua-. Hlit. EclLs. Libr. V. Cup. 35. GESCHIEDENIS. 109 en verëerers, in het uitbazuinen van zijnen lof ge- III WeeSt. TILLEMONT (*) CU MONTFAUCON (f)? ^yjf hebben dergelijke plaatzen in menigte verzameld. Hoofdfl. Zelfs hebben de Lcvensbefchrijvingcn van chrysos- "^ ^' ^« TOMUS doorgaans het voorkomen van Lofredenen. Iq^ .j^[ Inzonderheid heeft het Gefchrift van zijnen Vriend ■ - PALLADIUS C PALLADII DiciloPUS CUm THEODORO , "?^ ^ ° ' van zijn Eccles, Rom. Diacono , de Fita et Converfatione diaracter jOHANNis CHRYSOSTOIMI ) (5), teu oogmerk, om ^" L^^ de Christelijke grootheid en het onfchuldig lijden van fdirijvia- den Patriarch in een treffend gcdenkduk voor oogen genvaa te (lellen. Deze Schrijver fchijnt wel geloofwaardig in zijn hoofdverhaal , ja zelfs in vele bijzondere om- ftandigheden te wezen. Maar te gelijk verkrijgt al- les bij hem een zoo eenzijdig voorkomen; hij valt zoo dikwijls in Godvruchrige, Theologifche of Ho- miletifche Uitwijdingen; alle de partijen van chry- sosTOMUS worden van hem zoo zwart afgefchil- derd, dat men zeer mis zou tasten, indien men zich op zijne berichten en oordeel alleen verlaten wilde (**). V'^an de overige oude Schrijvers, die het leven van ciirysosïomus uitvoerig befchreven, of (*)/:. c.png. 352. (f) Turn. XIII. Ol>p. Chnfoit. png. 25^, 2R4. etc. (5) KiGoï gnf lieizolve het eerst in lijt Grioksch cii Laiijn uit, met cenc Voorreden, te Parys, in het jaar i(58o. 4to. MO;\'n"AucoN liet het vcrvolgcncis op nieuw aftlrulckcn. /. c. pag. i. /.y. (**) Wij hebben van palladius reeds elders gefpro» ken. Zie />c/ V. B!aih. 223. en Dcd VI. BIjJz. 4b'. iio K E R K E L IJ K E III of Lofredenen op hem nagelaten hebben , heeft BOEK HEN'R. SAVILE ecHc IczenswaardJi^e Verhandeling Hoofdd. gcrchreven (*); maar eene nog vollediger, hoewel niet nn C. G. y^oo nauwkeurig beoordeelde lijst , die tot in de I^J*^ "^ïïg' Xllde eeuw loopt , heeft men bij fabricius (f). . GEOR.GIUS, Patriarch van Alexandriè^ in de ze- vende eeuw, zoo als waarfchijnlijkst is, behoeft al- leen nog onJcr de Ouden genoemd te worden, de- wijl zijne Levensbefchrijving van chhysostomus niet alleen ééne der brcedvocriglten is, maar ook van de hater Grieken lleeds is uitgefchrevcn , en ook van fommige nieuwe Schrijvers goedkeuring ver- kregen heeft. FOTius (§) verwijt echter reeds dezen Schriivcr gebreken tegen de Gefchiedenis. saville heeft den oor fprongl ijken Tekst van dit Boek laten drukken (j**) , en 'er een goed oordeel over ge- veld (tt). De eerde volledige en bevallig opgeflcl- dc Levensbefchrijving van ciirvsostomus werd, onder de nieuwe Schrijvers , uitgegeven door God- fried HERMANT, ouder i\^\\ aangenomcncn naam van MENARD, in het jaar 1664, te Parys, in één Deel iii 4to. Maar deze is cene zoo volkomene Lof- reden, dat 'er bij flot, in eene vergelijking tusfchen den Patriarch en den Apostel paulus, weinig aan hapert , of de cerÜc u'ordt boven den laatllen vcr- he- (*) In CAVE /ƒ. L://cr. SS. Ecclcfiast. Vol. I. p.Zij. (t) Biblioth. Gr. FoL Vil. pag. 555. (5) Bibliot^t. Cod. XCVI. pag. 25a. (**) Opp. CJnyfost. Tom. VIII. />. 157 -165. (tt) liij CAVü /. e. pas. 338. GESCHIEDENIS. iii heven. Ook heeft hij kinderachtige Fabelen behou- III den, bij voorbeeld, van de onbeweegbaarheid van ^^^^ CHRYSOSTOMus Tijk, tocn men het naa Ko-.ijlantino- Hoofdfl, polen wilde voeren, en van deszelfs buigzaamheid, "^ C. G, na eenen Brief van den Keizer aan den overledenen ,"1 ^_< IOL ^^ Da Lceraar. Met meer oordeelkundige behoedzaamheid fchrcef DU pin (*) zijn leven van cnR.YS0STOMus, TiLLEMONT overtrof nog deze beide Geleerden, door de uiterfte naainvkeiirigheid , met welke hij eene menigte omllandigheden in het leven van chry- sosTOMUS, bijzonder de Tijd -orde van zijne fchrif- ten en HomUïén , onderzocht heeft. Maar daaitcgen ontleedde hij den Inhoud zijner Schriften niet met dezelfde oplettendheid, en doorgaands verfchijnt bij hem de Heilige^ en niet de Mensch, met eenige zwakheden (f). Nog heeft montfaucon eene nieuwe Leven sbefchrij ving van chrysostomus , in de Verzameling van deszelfs werken , ingevoegd (§), Met deze hulpmiddelen voorzien, heeft de Kancelier CRAMER het leven van ciirysostoimus befchreven, in zijne Iloogduitfcjie Vertaling van verfcheidene van zijne werken (**). De ecrfte uitmuntende Uitgave der werken van chry- Uitgaven sosTOM(;s, welke, hoc menigvuldig ook, door ver- ^'^n^-'j"e fcheidene onechte Schriften van laater tijd , vermeerderd zijn, (♦) Nouv. Bibl. des Auteurs Ecclef. T. III. p. 7.75. (t) I\Iémoircs Tom. XI. pa;;. 1-405. Noies fur S. ^ean Chryjost. p. 547-62(5. ea. Je Paris. (^i^ Tom. XIII. pag. 91 - 177. (**.) Leijnig 174B. X DieLri 'm 8vo. n* K E R K E L rj K E III zijn, in het Gricksch nllccn, is van den EngelfcheiT DOF.K Geleerden henrik saville , op zijne eigene kosten Hoofdft. ^^ ^^^'^ ^" ^^^ i^^^ ^^^- "^ ^^^^^ Dcclen in Fulio na C. G. uitgegeven. Bijna op dcnzelfden tijd bracht de Je- Janr363. ^^^^.^^^ kronton le duc , zcdert het jaar 1600, velen tot 476. ^ van de werken vaii ciirysostomus , in zes Dceleii in Folio, te F^fys in liet liclit, met de Latijnlche Overzetting , en hier en daar eenige Aanmerkingen. In het jaar 1633 voltooide karel morel deze Uit- gave door zes andere Deelen , in welke hij de Kerk' redenen van ciirysostoïmus, over het Nieuwe Tes- tament, uit coMMELixs Uitgave te Heide/berg, van het jaar 1591 tot 1603, in Folio, liet afdrukken. Deze Uitgave, gemeenlijk de Uitgave van le duc i^enocmd , is te Fraukfori aan den Blain zcdert het jaar 1698 insgelijks in XIII Declcn nagcdriikt. Eindelijk heeft bernil\rd van montfaucon door zijne Uitgave te Parys van 171 8 tot 1738 in XIII Deelen in Folio alle de voorgaande Uitgaven over- trolTen; welke van echte ^ twijfelachtige, en onder^ gejiokctie ftukken een getal van 1744 bedraagt. Bij- na vijftig van dezelven zijn in deze Uitgave het eerst bekend gemaakt, en allen zijn door oordeelkun- dige en andere Aantekeningen opgehelderd. In het laatde Deel vindt men een kort Onomasticon , feu voces in Libris Chryfostowi rel novcc vel Jtngularis ftgnifcationis. Met één woord , deze Uitgave is écne der volkomenftcn , welke wij van de werken van dénen ouden Kerkvader liebben. Leven Gelijk ons de Gefchiedenis van de twisten over vnniiië- oRicENES aanleiding gegeven heeft, om het leven Uü.NYMUS van GESCHIEDENIS. 113 ytin CHRYSOSTOMUS , dünen der ecrwaardigfte Leer- III aarcn van de Oude Griekfche of Oostcrfche Kerk te ^^/^^ befchrijven, even zoo worden wij daar door geleid Hoofdft. tot het befchrijvTn van het leven van eenen aanzien- "^ ^* ^' Toot* '^ ^ "^ lijken Leer.ïar in de Westerfche of Latijnfche Kerk , ^qj. ^-5] naamlijk van iiiëRONYMUS, die aan gemelde tvvis- ■ ■- ten, insgelijks, deel genomen heeft, hoewel hij daar bij niet in zoo voordeelig licht verfchijnt, als CHRYSOSTOMUS. Wij hebbcn hem reeds leeren kennen als Overzetter en Uitlegger der Heilige Schrift^ als eenen der ijverig/Ie verdedigers van het toen heerfchend Leerflelfel en Qodsdienstpïegtigheden , als den voornaamflen Steunpilaar van het Mouni' kenléven en het Bijgeloof^ als een' man van groote kundigheden en het grootfte aanzien in de Kerk van zijnen tijd; maar ook dikwijls kwam hij ons, in zulke nadcelige of ten minften twijfelachtige gedaante , voor, dat wij hem hier geheel dienen te bcfchouwen, in- dien wij hem naar waarheid zullen bcöordeelen. Men kan een groot gedeelte van zijne Levensge- Pinn ts en fchiedcnis uit zijne eigene Schriften en Brieven op- ^''.'.^^ ^"^"^ z i i 11 c *'*^- maken , waar door men tevens in (laat gefield boorcc. wordt, om dieper in zijnen waaren aart en karakter in te dringen, dan zijn oogmerk zal medegebracht hebben. Zijne geboorteplaats noemt hij (♦) Stri- don^ eene Grensflad tusfclicn Dalmati'è en Panno- liië ^ welke naderiiand, in het jaar '^^•jy •> van de Go- then verwoest is geworden; waarom men ook niet in (laat is, om met zckcriicid de ligging dezer (hul aan (*) De riris Illttfïr. Cap, 135. VII. Di:el. Il 114 KERKELJJKE III aan te wijzen, te min, omdat palladiüs (*) ver- "'^j^ zekert, dat hicronymus ccn Daïmatur geweest is, Hoofdft. I'^ ^''^^ Hongnarsch Gofpanfcliap Sz/ilnd , op de na CTt. Grenzen van Stiermark , op een Half- eiland tus- 10^4-6 ^^'^^" de Z)rtf7# en il///r, is eene kleine plaats . 5"/^- ■ dova of Strigova , alwaar op ecnen iiaburig.n heu- vel een Kerk (laat, aan hiüiionymus gewijd, naa welke vele Bedevaarden gefchieden; deze plaats zal, volgends de overlevering, het onde Stridon^ en de Geboorteplaats van dezen Kerkleeraar wezen (f). — Even min kan het Geboortejaar van hiüronymus ontegenzeglijk vastgcfteld worden. Volgends pros- PER , die omtrent het midden der vijfde eeuw ge- fchreven heeft, en nog een Tijdgenoot van iiiëRO- NYMUS geweest was (§), zou dit het jaar 331 zijn, doch in het vervolg, zegt hij, dat iiiëRONV- Mus in het jaar 420, in zijn dén en negentigfte jaar, geflorven is (**), J^oodat hij zichzelven we- derfpreekt , ten ware de Affchrijvers van Ündenoua- gcfimo XCI gemaakt hebbci. Trouwens, de opgave van PROSPER, omtrent het Geboortejaar van onzen Kerkleeraar, is door anderen (ff) met verlcheidene gronden bevestigd. Zijn (*) Hist. Liiufiac. Cap. 124. (^f ) JOH. STiLTiNG //; Act. SS'. Mcf/f. Septemh. Tom, VIII. png. 4:!6. Antverp. \-j6i. fol. (§) In Chroii. ad nnn. 331. /// CNis Lect. Au f. T, 'I. pa^. 290. (**) L. c. pagr 300. (If ) MARTiANAY f^ïe dc St. j/'c-róme pag. y. stiltinc /. c. pag. 429-432. GESCHIEDENIS. 115 Zijn Vader eusebius fchijnt een man van, aan- m ïienlijken ibind , en groot vermogen , geweest te ^'^^^ zijn. Naar hem heette hij insgelijks eusebius , Hoofdfl. waar bij ook in fommige jonger Handfchriftcn van na C. G. züne werken, de naam sophromus komt, zonder i' f ^. A' ' cot 470, dat men weet, waarom, of van vvien hij dien be komen heeft. Hij noemt zijnen eerften Leermeester, Cench- fpottend, ORBiLiiJS, omdat dezelve even zoo flreng ^jj^e was, als de vermaarde orbilh/s, ten tijde van ho- yroegere RATirs, en hij verhaalt, h^.e hij met geweld, van ^^"^ * den fclioot zijner Gro-tmoeder, naa dezen Meester gebraciit is (*). Ab.oo hij volkomen in gemeen- fchap met den jongen bonosus werd opgevoed, ontftond daar door tusfchen hen die vertrouwlijke vriendfchap, welke nooit weder heeft opgehouden. Kort daar na werd hicronyimus naa Roi/ie gezon- den, alwaar hij het onderwijs genoot van den Spraal^- kimdigen ^i.ius doxatus , en zich met ongeme- nen vlijt, vele jaaren lang, op alle de wetcnfchap- pen en geleerdheid, der Romeinen toek-gde. Inzon- derheid oefende hij zic!i in de W' elfprekendheid , en bezocht dikwijls de Gerichtshoven, waar de grootfte Redenaars met hevigheid plljtten, en niet zelden in fchelden tegen malkander uitvoeren. Ook verzamel- de liii te Rome eenen rijken voorraad van Boeken, uit vele Kunflen en Wetenfchappen (f). Bij deze geleerde bezigheden vergat iiil'ronymus de (*) Aj>ul. ndv. RvfJn. /.. I T. IV. P. II. O/»/». ;>. 385. (f) riiëdüN. /. c p. 3(^7. I.p. W\\\. p. 42. Cumm. in Ep. ,ul Cal. C. 11. /». ;?43. /. c. P. l. II a ii6 K E R K E L IJ K E Til de Godsdienftige niet. Op Zondag was hij eewoon , BOEK ^^^ 2iine Medeleerlingen, onder welke bonosus en Hoofdd. de reeds in onze Gefchiedenis bekende pammachius na C. G. ^vas ^ de Graven der Apostelen en Martelaren te 10^4^0! bezoeken. Zij gingen dikwijls in de diepe onder- ■ aardfche gewelven , waar aan weerskanten der wan- den de lijken lagen, en het (lechts zuinig van bo- ven afvallend licht de ijslijkheid nog vermeerderde. Het waren de nog beden zoo bekende Katacomben in de gemelde Hoofdftad , in welken , in 't ,:;emeen , de overledenen van gemenen (land, vele overledene Christenen der eerfte eeuw, en derhalven ook Mar- telaars, begraven waren, maar uit welke men, in laater eeuwen , als uit eene onuitputlijke Mijngroeve , enkel ligcharaen van Martelaren en Heiligen heefc weten op te delven (*). Deze vroegtijdige fmaak in overgeblevene beenderen van eerwaardige mannen liet bij den jongeling een' blijvendcn indruk na voor zijn gantfche leven. Doch , gelijk enkel uiterlijke oefeningen van Gotizaligheid , ten allen tijde, flechts zwakke behoedmiddelcn voor de deugd geweest zijn, zoo konden zij ook de zeden van iiiëR.ON'YMUs niet zuiver houden. Hij bekent zelf meer dan ééns (f), dat hij , in deze jaaren zijner jeugd , ongelukkig fchipbreuk aan zijne kuischheid geleden heeft, waar- om hij anderen waarfchuvvt voor de liefde tot dar- te- (*) nicRONYM. Comment. in Ezech. Cap. XL. T. III. Opp. pag. 979, 980. (t) Epist, V. pas;. 9. VI. pag, 14. Epist, XXV. S. /Ipol. proLibrii contra Jovw, T. IV. P. II. Opp» p* z\%» GESCHIEDENIS. 117 tele vermaken , voor de bekoorlijke aangezichten der III vrouwen , maar bijzonder voor de lagen des Dui- ^^^^ vels, die als een zceroover op zee rondzu'erfr. Hoofdfï-. HiëRONYMUS bevond zich nog, in het jaar 363, '^'^ ^- ^* te Rome. Om dien tijd, of wat laater, ontving hij -^^^ ^-5* ook in deze Itad den Doop, naar de gewoonte van - • dien tijd, om den Doop uit te ftelkn (*). Of hij H'^^'^''^' ' ^ V > j gedoopt. reeds ^'óór deze zijne inwijding in het Christendom, Ziine reis of na dezelve, zijne reize naa Galliën ondernomen "^f ^^^' hebbe, is onzeker. Maar in dit Land ten minden begon hij zijne genegenheid meer tot de wetenfchap van den Godsdienst te keeren, en zich aan eene flrengere Godsvrucht over te geven. Hij fchreef, gedüurende zijn verblijf te Treviri , (^Trier ^') ten diende van zijnen vriend rufinus te Aquileja , de beide werken van hilarius, Bisfchop van Picta- vium , ( Poitiers , ) af, over de Sij noden , en ziine uif legging over de Pfalmen (f). Aan deze hnlf- barbaarfche oevers van den lihyn ^ zoo als hij ze noemt (§), befloot hij niet alleen zelf chrjstus te dienen^ dat is, den verhevendflen Godsdienst in het Monniksleven te oefenen, maar boezemde ook zijnen vriend bonosus hetzelfde voornemen in. Het is zeer waarfchijnlijk , dat hiüronymus, toenmaals, om zijne geleerde kundigheden te vermeerderen, ver- fcheidene GaUifche (k-den, tot aan zee toe, do(^r- reisd heeft. rl'FInus heeft hem naderhand tegcn- ge- (♦) Rpht. XIV. pag. 19. XVI. /-.vif. st. (t ) Kpht. IV. z»,?.':. 6. (5) Zt/.n7. I. />,7i^ 3. II ^ IT^ K E R K E L IJ K E III ge\von">e'i (*)■> dat hij ten de/.cn ti'de nog geheel BOEK on^vkcnd was met de Grickjche Taal . doch hij Hoofdft. fi^hijnt de zaak te overdrijven, alzoo hicronymus na C. G. 2elf ( f ) verzekert, dat hij de Scliriften der (Inek- 10^1-6 ^^^^'^ Wiisi^eeren reeds onder geleide van zijne Leer- — ^ meesteren te Rome gelezen heeft. Verblijf Men kan niet zeker ze.ii:en,of mëRONYMus reeds yrinmc- ^^^^ ^jjne reizc naa Galli'én te Aquileiii geweest is, teAqui- Maar na zijne tcrngkomst uit dat Land, heeft hij leja. Zijn 2ich zeker,, een' tijd lang, in gemolde Had opgehou- Gefchrift ^^^ ^"^y leefde hier, omtrent het jaar 37c, en nog eer in vricndfchap met den bekenden Presbijter uu- FiNUS, met den Presbijter chromatius , nader- band Uisfchop van /IquUeja , en met andere Geest- lijken of Monniken. Hir heeft hij ook, naar allen fchijn, den oudften zijner Brieven of Opftellen, die wij nog overig hebben , gefchreven ( § ). Een vriend van IIIëuo^T^fUS, iniXOcentius, had hem al meermalen verzocht, hem de wonderbare gebeu- renis te verhaalen , welke onlangs te VercelU , (^Vercelli ^ in het Vorflendom Piemont ^^ was voor- gevallen. h\ eenen zeer levondigen, treffenden, ge- zwollen fiijl, verhaalt niëRONYMUs dit geval, het- welk zaaklijk hier in bellnat: Eene vrc>uvv en een jongeling bij den Stadhouder van dit Laiidichap als fchul- (*) luvcctiv. in Hier. L. II. T. IV. P. II. p. 418. (t) Ef>ist. XXW.pag. =45. (5) MARTIANAY heeft hem in zijne uitgnve als den 6dcn I>ricf /). 23. Manr vallahsi in de zijne, fWoii.e 17Z^' fol. als den eerften p. 1. 7". I. GESCHIEDENIS. 119 fchiildig aan echtbreuk aangeklaagd, werden . 'beiden lïl op de Pijnbank gebracht, om hen te doen beken- ^5*^'' v lx nen. Door de pijn vermecsterd , bekende de jonge- Hoofdfï. ling de misdaad, welke hij niet bedreven had; maar ^" C- G, de vrouw bleef, zelft onder verdubbelde pijnen, j^j^J_|' hare onfchuld betuigen. Eindelijk werden zij bei^ ■ den ter ftraffe gevoerd. Het hoofd des jongelings vloog, met den eerüen flag, van het ligchnam; maar vergeefs jloeg ^.\e Scherprechter lot vieriLalen toe , op den hals der vrouw ; en zijn zwaard boog om tot aan het g-vest, zonder haar meer dan eene Ügte wonde toe te brengen. Thans viel het om- ftaande volk op den Beul aan, en jaagcie hem vveg; nu Ichoot een ander toe, en beloofde het beter te zullen maken; op zijn derJen flag viel de ongeluk- kige vrouw, naar het fcheen, dood ter aarde. Men had haar Graf reeds gereed gemaakt, toen zij on- verzi^ns weder levende werd. Evenwel wilde de Regeering de doocUhaf op nieuw aan haar laten voltrekken; maar evaguiüs, een Presbijter van Antvkhi'è^ die zich reeds door zijnen ijver bekend had gemaakt, en naderhand Bisfchop te Antiöchi'é werd, bad zoo lang en zoo nadruklijk voor haar bij den Keizer vai,Ex\timaan, dat de Vorst haar de vrijheid fchonk. Dit is het verliaal bij inüRO.w- Mus. Ondertusfchen geeft de langduurige weigering van den Keizer reden genoeg , om te vermoeden , dat men ten IIovc niets bovcimatmu-lijks in dit ge- val befpeurd mo'.t hebben. Hoe het zij, ihüuonyimus werd, kort dri;)r na, hicrony- vvaarfchljnlijk in het jaar ",73 , door eenen onver- '^^^^ '"^* H 4 iK-ed- llö K E R K E L IJ K E III BOF.IC VII HoofdÜ. nn C. G. Jnar 363 tot 476. Aquilcj.1 verlaten , en rei c 11:1a An- tiöchië. Droom van uië- RONVMUS hocdfdien Stormwind, zoo als hij liet noemt (*)* van zijne vrienden te ylquikja , zijne Gelecnlc en Godsclicnfiige Oefeningen aldaar, afgcfcheurd. Men liccft hier een ruim veld tot gisfingcn, over de aan- leidcndc oorzaak hier toe. Misfchien heeft zijn cvengemelde Briefswijzc verhaal hem vervolgingen op den hals gehaald , omdat hij daar in verfcheidene aanzienlijke lieden, bijzonder den Stadhouder, dien hij met een' wild bloeddorftig dier vergeleek, bele- digd had; doch eigenlijke zekerheid heeft men niet. Genoeg, iiiühonvimi's ging, met evagrkjs en in- NocENTius, misfchien ook nret andere vrienden, te fcheep, om naa het Oosten, en bijzonder naa ye^ rufalem , te reizen ; ook nam hij zijne Boekverza- meling mede. In Thraci'è (lapte hij weder aanland, ging over den Bosporm naa Afië^ en landde einde- lijk te Antidchi'è aan , na onderweg vele Steden en Kloosters bezocht te hebben. Eene ziekte , die hem in de gemelde IIoofdRad overviel, en de dood vaft zijnen vriend innocentius, maakten zijn verblijf aldaar vrij trcnrig (f). Hier had iiiüronymus dien zoo vermaarden Droom, waar van wij reeds te vooren gefproken (§) heb- ben , en omtrent welken men de aanmerking kan maken, dat de ophef, met welken iiiëRONVMUs van denzelven fpreekt, zeer veel invloed gehad kan heb- ben op zijne gevoelens, gelijk op de denkwijze der laa- (*) Kp'nt. III. pag. 10. ed. fillan. (f) HiëiioN. /. c. Epist. XXIF, pag. 113. (J) Zie V. Dcd, Bladz. \z~;. GESCHIEDENIS. 121 hater Christelijke Leeraarcn, omtrent de Geleerdheid III der Heidensn, hoe zeer ook iiiëRONYMus zich na- "^^^^ derhand zachter heeft uitgedrukt, en denzelven een' noofdrï. gewonen natuurlijken droom genoemd heeft. Zeker ^^ C. G. is het ten minften, dat hij zich zeer verachtlijk J^^^^^l over de Geleerdheid uitlaat , in eenen Brief aan den Bisfchop DAMASUS, na het jaar 380 (*), in wel- ken hij de gedichten der Poëten^ de Wereldwijs- heid^ (^feciilaris fapientia , ) en den praal der Re- denrijkkunflige -woorden , cene fpijze der Duivelen noemt. De bovengemelde ziekte, benevens zijn zwaarmoedi- Hijwordc ge droom , kan , ondcitusfchen , veel toegebracht heb- ^^'^'^ ^'^''" ben, tot die heerfchende genegenheid tot het Aike- iMonnik. tisch leven , welke HiëRONYAius te Anti'óchi'è opvat- te, alwaar hij tot het jaar 374 gebleven is. Hij be- diende zich u'cl van de Nabuurlchap van den fon- gen APOLMNARis, Bisfchop te Laodicea^ in Syrië ^ die wegens zijne bekwaamheid in de Uitlegkunde des Bijbels beroemd was, om zich van denzelven daar in te laten onderwijzen (f); maar aan den anderen kant fchreef hij aan den Abt tiieoüosius iii Cilicië, en zijne Monniken (§), dat hij in hun bewonderenswaardig gozelfchap wenschte te zijn; alhoewel zijne oogen niet waardig waren, hetzelve te zien; het was een van Heiligen bewoond Para- dijs, in de Wocdijn. Alleen beklaagde hij zich ia over- C*) Tow. IV. Opp. P. l. pag. 155. Ct ) f^fitsr. LXXXIV. pag. 519. ed. HUars. (f) j:/>isi. U. pag. 8. H 5 T22 K E R K E L IJ K E III overgedrevene uitdrukkingen, over zijne onwaardig-* BOEic i^gj^i j,,^ onvermogen, om zich aan hunne kvenswij- Hoüfdrt. ze over te geven. Deze genegenheid fchijnt liij te na C. G. Aquikja reeds uit de verkcering met zijne vrienden tot 4-6 0PS'-'^''^f ^^ hebben; en zij werd grootiijks verflerkt, — toen zijn geliefde bonosüs zich , om dezen tijd, met hetzelfde oogmerk, voor altijd van hem gefchei-» den had (♦). rii) verliet dan Antiochle ^ in het jaar f74, en begaf zich naa de Woellijn van Chalcis ^ welke naar deze Hoofilftad van het Landfcliap ChalcUlene ^ in Syrië ^ tusfclien het Gebied van Anti'óchi'é en den Eufraat ^ doch zich echter niet tot deze Rivier toe uittrekkende, 'X^w naam had. Evenwel was hij niet ver van Antmhi'è af; naardien hij zich dicht bij het Vlek Maronia onthield , hetwelk zijnen vriend evagrius toebehoorde. In eene Kluis of Hut, welke hij zich daar verkoos, leidde hij heC allerflrengfle leven Ct)^ tevens niet nalatende, met zijne Godzalige oefeningen ook handen - arbeid te verbinden (§). HiöRONY- Met dit alles kon onze Kluizenaar, die, om voor MUS door ^jji^g zonden te boeten, de Wereld ontvloden was, lijkelus in de Vvoeftijn zijne eigene bekoringen tot zonde lenbe- ^^^^ ontvlieden. ,, Ik," zoo klaagt hij in ëénen ftredcn. ., ,, . .... ,. .. \ zijner Brieven (**), „ die mij zelven, uit vrees „ voor de Hel, tot zulk eene gevangenis vcröor- ,, deeld heb , die ik alleen een medgczel was van „ fcor- (*) Ep. III. /.. II. ed. Vall. (t) £^ XXII. p. 91- ( j) Ep. xvii. ^ 43. (**) ^p. XXII. p. 91. 9J G E S C II I E D E N I S. 123 fcorpiüciien en wilde beesten, bevond mij toch III vaakmalcn in gezcifchap van jonge Dochters. 'l'^J'^ 5, Het gezicht was bleek van het menigvuldig vas- H ofdft. ,, ten , evenwel gloeide de geest van begeerten in ^' ^ ^- 5, het koude ligchaam ; en voor den in zijn vleesch ,^j. ]^_g^ „ reeds verdorven nienscli, kookte nog het eeniglïe „ vuur der lusten." enz. Wanneer men voorts de- ze verzoekingen , wanr aan mëRONYMUS in de AVoeflijn van Chalcïs was bloütgefteld , vcrgelijla: met eene plaars uit zijnen na eenigcn tijd aan i3en Bisfchop DAiNiASus gefchrcvcnen Brief, waar in hij zegt (*), dat, alhoewel hij in het Barbaaifche ge- deehe van Syrië woonde, hem nogthans zijn onöp- hoiidliike vijand op den voet gevolgd was, en dat hij in de eenzaamlieid nog grooter ftrijd moest uit- ftaan , zou men bijna mer een' vernuftig Schi iiver (f) vermoeden, dat eene vleeschlijke zonde de wervel- wind geweest zij, die hem van Aqulleja naa An- ti'khi'è hectnüingerde. Doch, het gene 'er HiëRONYMus vervolgends bijvoegt, en het geen boven aangemerkt is, fchijnt deze gedachte niet te begunfligen. Zeldzamer kan het ons tocfchijnen,' wanneer iiië- Hij leert RONYMUS bekent (§), dat hij, daardoor ziin aan- '^^^ "^' houdend vasten in de VVoeflijn zijne wellustige nei- gingen vrij wel gedenijit, maar niet fooitgelijke g-c- dachten bij hem uitgeroeid werden, tot een hulp- mi d- (•) Kpist. XVI. pnp_. 11. cd. Martinn. ( t ) zJMMii RMAN over (Ic Ecnziujiii/ieid. llle Dce! , ii) Ep. CXXV. ad Rtif. T. 1. Opp. p. 934. cd. r,ilï. 124 K E R K E L IJ K E III middel daartegen ter hand had genomen, om van ^^l"!^ ecnen Jood Hcbreeir.vsch te Icereii. Ündertiislc'icu Hoofdft. wordt het toch bij eenen zoo geleerden, vernufti- na C. G o-^.,, j^^ot d^> bevalh'gde Romeinfche Schrijvers, ook tot 470! voorma-.ils met de befc'iaafde Wereld , zoo bekenden ■ Man heel begrijpelijk, dat hij ccnc voor zijne jaa- ren en fmaak mvvc infpanning van zijn gehengen nodig had, om een :ü te vlugge verbeeldingskracht tot zwijgen te noodzaken. In het vervolg beflcedde hij te meer vHjt op de Hcbreeuwfchc Spraikkunde, waar van hij tot Overzetten van den Bijbel gebruik maakte , opdat de Jooden niet verder , gelijk hij zegt (*), den Christenen fchampcr zouden verwij- ten, dat zij hunne Heilige Schriften vervalscht had- den. Züne c;c- Men ziet hier reeds uit, dat met HiëRONYMUS 1 P PTn P werk- S"^*^'^ gemeen Kluizenaar en Dweeper in de Syrifche zaamhe- Woefliijnen begraven was. Geilnurendc de vijf jaa- den. j.(,,j^ welke liij daar in doorbracht, onderhield hij nog fleeds ccne aangename betrekking met de edeler AVereld, welke hij verlaten had, dat is, met zijne Vrienden en Boeken, evagrius bezocht hem dik- wijls uit yltiti'óchi'é ^ en nam de bcflelling op zich, van alles, wat hem nodig was. Hij fchrecf aan zij- ne vrienden in Aquilejn , en andere Westerfche Landfcliajipen. Dan beval hij hun zijne Zuster aan. die van haren zedenlijken val weder was op- gellaan , dan begeerde hij van hun Godg^-leerde Schriften der Iverkleeraaren , de lloomfche Gefchie- de- (♦) Pyxfat. in Verf, Jcfaia Tom. I. Opp. p. 474. GESCHIEDENIS. 125 dcnis van aurelius victor , en andere Boeken UI meer; daartegen bood hij hun het een en ander uit ^^^^ zijnen voorraad aan ; bijzonder van zijne menigvul- Hoofdft. di!?e Handfchriften van den Bijbel, deszelfs Over- "a C. G. T33r 'xó'X zettingen en Verklaringen , ( Sacra Bibliothecce Co- \q^ .^^^ dices ,) welke hij des te gemaklijker kon mededeelen, ' omdat hij jonge Affchrijvers , ( ahinv^os , qui anti- quariiS rei inferviant ^^ aangekweekt had. Het bleef hem nog eigen, met uitdrukkingen en verzen van zijne oude geliefde Schrijvers te fpreken, alhoewel hij eenmaal, als hij eene plaats van horatius ge- bruikt, gedenkende, waar hij leefde, die alleen aan zeker iemand, (^quidam ^') toefchreef. Doch voor- naamliik bracht hij den tijd door met Bijbelfche on- derzoekingen en overdenkingen, die voor zijne le- venswijze voegden (*). Behalven zijne Brieven,- welke nog als gedenkftuk- ken van deze gezindheden overig zijn, zijn 'er nog andere, welke hij, met grooter vlijt, en in de uit- geflrekthcid van Verhandelingen , heeft opgefteld. Hier toe behoort zijn lange Brief aan iieliodo- Rus ( t ) , welke cjnc zoo vuurige aanprijzing van het Monnikenleven bevat, als men van een goed brein, hetwelk door de hitte der Syrifche Woellij- nen gezengd is, verwachten kan (§). Het (trekt Hiëi^oNYMUS tot eere, dat hij, in zijnen ouderilom, de menigvuldige gebreken van dezen Brief zelf er- kend (*) Epist. V. n(l Fhreutium pas^. 14. Eiitp, Vi. ai 'Juliau. p. ló. ed. Fall. (f) Ep. XIV. p. 2b'. cd. I'jIU (§) Verg VI. Deel, Bladz. 52. 126 K E R K E L IJ K E Til kcnd heeft (*). Ecu gedeelte daar van mng men BOEK Qp rekening van zijne gevoelige fmart (lellen, dat Iloofdft HBLiüDORUS , zijn vriend en meiiegezel te Antiö' na C. G. rv/ë, die reeds op het punt ftond , om zich met J^^'' "'^3' hem in de WoeTijn te begeven, dit voornemen, lot 4'o. ondanks zijn bidden en kiagen, veründcrd, en hem zelfs verlaten had. Zeüs door dezen Brief bereikte hij zijn oogmerk bij heliodorus niet. Omtrent ten zelfden tijde, toen HiëiiONYwus een Kluizer.aar was, befclireef hij ook het leven van den eer Tl en vermaarden CLristelijken Kluizenaar , PAULUS van Thehen ^ opgedragen aan eenen anderen PAULUS, zijnen vriend te Coiicordia ^ eene ftad niet verre van AquUeja ( f ). Tot bevestiging van de geloofwaardigheid van dit zijn verhaal, doet hij, bij gelegenheid van een bericht, dat een Palmboom PAULUS te gelijk fpijzc en kleding bezorgd had, deze betuiging: „ Opdat dit niemand onmooglijk „ moge voorkomen, roep ik jesus en zijne Heilige „ Engelen tot getuigen , dat ik in dien oord der „ Syrifche W^oeflijn , welke aan de Saracenen „ grenst. Monniken gezien heb, en nog zie, van „ welken de de'n dertig jaaren lang opgelloten, v:m „ gerstenbrood en modderig water leefde ; maar „ een ander in eene oude Bron , welke de Syriërs , „ in hunne taal , Gublm noemen , daagliiks flcchts „ vijf droogc vijgen gebruikte." Ondertusfchen wordt zul- (*) Ep. Lil. ad Ni'potiar.. p. 252. (t) Tont. II. Opp. Wcrnn /'/(f. \. eJ. fall. Vergel. Deel II. Bladz. 43Ö. en Deel IV. Bladz. 97. - GESCHIEDENIS. 127 zulke betuiging voor gemelde bericht veel te flerk m en verkeerd te pas gebracht, en kan ook aan de "^^^^ volgende zeldzame fprookjens geene geloofwaardig- Hoofdfl, heid bijzetten. na C. G. Toot" '^/^^ Het is verders niet onwaarfchijnlijk , dat hij zijn [^^ ^^^* eerfte Uitlegkumlig Gefckrift over den Profeet ■« OBADjA , insgelijks in deze Woeftijn , gefch reven heeft. Dit is niet meer voorhanden ; want toen hij , vele jaarcn daar na, het tweede fclircef, oordeelde hij van dit eerde zoo veracljtlijk , dat hij deszelfs vernietiging daar door bevorderde (*). Eigenlijk had hij dit Uitlegkundig Gcfchrift niet bekend ge- maakt; evenwel werd hem, na ecnigen tijd, een af- fchrift daar van uit Italië overgezonden , met lof- fpraken over zijnen arbeid ; en hij verwonderde zich , dat een flecht Bock toch eencn Lezer van even zoo bepaald verlland had kunnen vinden, die hetzelve hoogfchatte. Onder zoodanige bezigheden had HiënoNYiMUS, niêRONY- zedert het jaar 374, in de Syrifclie Wocrtijn ge- "^'^^ , . 1 ri j ir 1 1-1 -1 / wordtin leerd , toen de kerkelijke twisten hem tot daar toe Kerkelij- vervolgden , en zelfs eindelijk noodzaalaen , om de- '^^' ^'S""' ze zijne toevlucht -plaats te verlaten. De ■^/tffi» , ( Wezen , ) te kennen geeft; maar dan, en dit gewoonlijkst , was het het- zelfde met Perfoon, ( tt^oo-uttov. ) Uit deze dub- bclzinniglieid moest allengs misverlland en verkette- jing ontdaan. Volgends de aanmerking van gre- GORius NAZiANZENus (*), leerde men, te recht, dat 'er in God is ée'ne actx, en drie CTro^ots-uf, de Itaiicianfche Leeraars verklaarden ook deze woorden heel wel; maar, dewijl zij, door de armoede van hunne taal, beiden niet genoeg van elkinderen kon- den onderfcheiden , voerden zij , opdat het niet fchij- ncn zou, als of zij drie IVezetis leerden, in plaats van wTTös'rtfr/s- , het woord tt^oo-u-xov ^ (^Perfona,^ in. „ Wat gebeurde? " zoo gaat deze Schrijver voort: „ Iet, in de daad geheel belagchlijks, (f liever beklaaglijks. Deze onvoegzame woordenflrijd bracht een onderfcheid in het Geloof voort. Wie, (zoo als de Roomfche Leeraars, ) niet drie ütös- dcrlijk erfdeel verkwist hebben , wordt thans bij na C. G. ^^ u alleen de onvcrderflijke erfenis der Voorvaderen \^^^ ^A' ,• bewaard. Daar draaft het zaad des Heeren hon- tüt 470. " ^ p .. . m „ derdvoudige vrucht; hier ontaart de tarwe in on- 5, kruid. Thans gaat in het Westen de Zon der „ Gcrcchiigheid op; maar in het Oosten heeft de 5, gevallen lucifer zijnen Troon boven de Starren „ gellicht. Gij zijt het liclit der Wereld, het zout ,, der Aarde, de gouden en zilveren vaten; maar ,, hier verwachten de aarden of houten vaten eene 5, ijzeren roede en een eeuwig vuur. Alhoewel mij „ uwe grootlieid aflchrikt, nogthans wekt mij uwe „ vriendelijkheid op. Als een flacht- offer eisch ik „ van den Priester heil; als een fchaap, van den „ Herder bcfcheraiing. Verre zij de nijd ! de pracht „ der Roovifche hoogheid vvijke! Ik fprcck alleen „ met den Opvolger des Visfchers , en met den „ Leerling van het Kruis. Tt volg geenen eerften^ „ dan CHRISTUS , en houde mij aan de gemeea- „ fchap met uwe Heiligheid, dat is, met den Leer- „ ftücl van PETRUS. Ik weet, dat de Kerk op de- „ zen rotsfleen gebouwd is. Een ieder, die het „ Lam buiten dit Huis eet, is onheilig. W^ic zich ,, niet in de Arke van noücii zal bevinden, die „ zal door den Zondvloed omkomen. En dewijl „ ik, in mijn zoo afgelegen verblijf, het Heilige „ des Heeren," ( hij bedoelt het Heilig Avondmaal, als een teken der Kerkelijke Gemccn(i:liap,) „ van 5, uwc Heiligheid niet altijd verzoeken kan: zoo •>-> volg GESCHIEDENIS. 133 5, volg ik hier uwe medegenotcn , de Egyptifche lil „ Belijders," (deze waren, als vijanden van het ^?^^ Arianismm ^ vervolgd geworden,) ,, en lig als fjoofdff, „ een klein bootjen onder groote fchepen verbor- na C. G. „ gen. Ik ken vitalis niet; meletius verwerp toJ^^^-^' 5, ik; ik weet niets van paullinus. Wie met u — 5, niet verzamelt, die verflrooit; dat is , wie chris- „ TI niet is, die is des Antichristsr Vervolgends beklaagt HiëRONYMus zich , dat men van hem , eenen Romein^ na de befluiten der Niceifche en Alexandryafche Kerkvergaderingen , den nieuwen naam van drie uTrofajrg/j- vordert. Welke Apostelen, roept hij uit , hebben dit geleerd ? Hij geloofde wel, zegt hij, drie Zelfjiandige Perfonen-^ maar dit was voor de ongefliiimige eisfchers niet genoeg; zij fhonden op het woord zelf, en maakten hem tot eenen Ketter, als hij hetzelve niet aannam. Even- wel was de geen, die door vTroföiö-zf hetzelfde vcr- flond als «cr/as, en dienvolgends ddne v^-ofairij- in drie Perfonen (telde, geen verëcrer van Christus; en wegens deze belijdenis werd hij , zoo wel als DAMASus, met de befchuldiging van SahelUanerij ^ (^cauterium ttnionis ^^ gebrandmerkt. Nu vervolgt lüj: ,, Doe, bid ik u, uitfpraak! en ik zal niet 3, Ichroomcn, drie Ojrofao-e/f te zeggen. Indien gij „ het beveelt l zoo mag 'er een nieuw Geloof, na „ het Niceifche^ opgericht worden, en wij Recht- „ zinnigen willen, met dezelfde woorden, met de „ Ariduen belijden. De gehcelc School der We- „ reldlijke Geleerdheid verdaat tucii door CTro^xa-if 5, niets anders dan itfftx. Zou wol iemand , nut I 3 „een' 131 K E R K E L r) K E in „ een' Goillozen mond , drie Suhflanti'èn , ( Zelf- P'^''-'' „ Itaiidigliedcn, J noemen?" Eindelijk bidt hij den Hoofdft. Bisfchop bij liet gekruiste heil der Wereld, en bij na C. G. de Drieëenheid van hetzelfde Wezen , hem aanwij- 10^^-0' ^"^S ^^ geven, of hij de meergenoemde uitdrukking > gebruiken zal, of niet? Het antwoord van damasus kwam niet zoo fchie- lijk , als iiiëiiONYMUs wenschtc ; waarom hij zijn verzoek herhaalde. Ten zelfden tijde bezwaarde hij zich in eenen Brief aan eencn Presbijter mar- cus (*), die waarfcliijnlijk den openbaren Gods- dienst voor de Monniken in het Landfchap Chalcis bediende , zeer levendig over dezelvcn. Zij ontrust- ten hem onophoudelijk met eisfchen wegens zijne Geloofsbelijdenis, en met befchuldigingen van Ket- terij; zij lieten hem geenen hoek der WoefHjn vrij blijven. Zij hadden reeds zijne vrienden genood- zaakt , dezelve te verlaten , dewijl deze zeiden , het was beter onder wilde dieren , dan met zulke Chris- tenen te wooncn ; en hij zou hen ook fpocdig volgen. iiiöRONY- Of en wat damasus geantwoord hebbe , is niet ^^^^ bekend; maar 'er is geen twijfel aan, dat deze Bis- Presbij- fchop zich voor paullinus en voor het geloovcn '^'"* van déne Godlijke Hypojiafis verklaard heeft. Otjk leefde hicronymus dus te Antióchi'é , waar heen hij zich in het jaar 37S of 379 , uit zijne geliefiie een- zaamheid, begeven had, in de Kerklijke Gemeen- fcliap met paullinus; want deze wijdde hem kort daar (♦} Epist. XVn.pag. 42. ed. l'ull. GESCHIEDENIS. 135 daar na tot Presbijter. Eigenlijk gebeurde dit niet in naar de genegenheid van HiëRONYMus, waarom hij ^''^^ voor zich eene vrijheid voorbehield , welke anders Hoofdll. zulk een gewoon Leeriiar niet genoot ( * ). In de na C. G. daad, kon hij ook, volgends eenen Brief van epi- J^^ J-^] FANius Cf), nog in het Jaar 394, niet van zich ■ verkrijgen , den Openbaren Godsdienst als een Pres- lijter ergens waar te nemen. Hij was evenwel ei- genlijk Presbijter of Ouderling der Gemeente van Anti'óchi'è , en niet , gelijk fommige nieuwere Roomsch - Katholijke Schrijvers gewild hebben, een algemeen Presbijter , of Opziener en Opperde Leer- aar van eene der Hoofdkerken van Rome ^ Q Pres- bijter CardinaJis, zoo als men naderhand fprak. ) Te Anti'óchi'è fchijnt mëRONYMUS het Gefprek tusfchen eenen Luciferi'dan en Rechtzinnigen (§) gefchrcven te hebben , waar van wij reeds te vooren gcfproken hebben (**). In het jaar 379 of 380 , reisde iiiëRONYMUs naa nicROM'- Konftantinopokn , uitgelokt door den uitftekenden ^'^s reist roem van gregorius van jS'azianzus , die zich toen ftnntino- in deze Hoofdftad onthield. Zijne Wclfprekendlieid , polen. en voornaamlijk zijne flerkte in het verklaren der Heilige Schrift, bewogen niëRONYMus, die reeds bij de 50 jaren was , om hem niet alleen in het open- (*) Libro contra yuhann.Hieroful. T. II. Opp. p./^^z. ( t ) Ep. CX. iiiter Ilicron. Ep. />. 822. (§ ) Altercatio Luciferiani et Orthodoxi Opp. Tom. IV. P. H. pa^,. 289. C**) Zie buvcii Deel IV. rda(h. 380. i 4 ï-6 K E R K E L rj K E lil openbaar zijne Gemeente kerende te hooren, maaf ^y^^ ook nog in het bijzonder gebruik te maken van zijn Hoofdft. onderwijs in de Uitlegkunde der Heilige Schrift; hij na C. G. yyjj<5 'ei- ^elfs moedig op , dat hij zulkcn Leeraar tot 4-6.' had ( * ). Hier door nam ook zijne neiging voor m de Griekfche Kerkfchrijveren van dag tot dag toe. Ten minllcn vertaalde hij, gcduurende de twee of drie jaai'en van zijn verblijf te Kouflaminopolen ^ meer dan cén van hunne Schriften. Een daar van was het Chronicon van eusebius Ct)? hetwelk hij «iet enkel vertaalde , maar op zijne wijze verander- de en verbeterde. Doch , dat men zich niet altijd op zijne geloofwaardigheid, in deze door hem dus veranderde Ckfoniek , kan verlaten , is ons reeds (§) door het bericht gebleken, dat de Apostel petrus XXV jaaren te Rome Bisfchop zou geweest zijn , hetwelk hij in het werk van eusebius heeft inge- lascht, die hetzelve in zijne Kerkgefchiedenis in de daad tegcnfprcckt. Bovendien vertaalde hiüronymus te Kon(ïantlu9- poïen veertien Homili'èn van origenes , over jere- MiA, en vvaarfchijnlijk nog aldaar even zoo vele over EZECHiEL (**). In de Voorreden aan zijncu vriend vincentius, zegt hij, dat hij, op deszelfs begeerte, den geheelen origenes, den tweden Leer- aar (*) Cat. SS. Eccle^. C. 117. Ep. XXXII. ad Dom. nioti. p. 245. ed. Il/arf. Jpo/oge/. advers. Rufin. Libr, I. p^g' 3Ö3. Epist. XXXIV. pag. 292. (t) Zie III. Deel, BI. 402. (§) Deel, I. BI. 239. (*♦) roi:i. V. Opp. pas. 741. ld. Vall. GESCHIEDENIS. 137 ïiar der Kerke, na de Apostelen, zoo als hem di- III DYMUS noemt, begon Latijn te laten fpreken; hoe- ^^^^ wel wat langzaam, door ongemak aan zijne oogen, iioofdfl. door veel lezen veroorzaakt, en uit qebrek aan Af-*^ C. G. Tflar ''6'?. fchrijvers. Hoe hij zich naderhand, wegens deze ^q,. ^-5] Overzettingen , toen men hem daar uit zijne zucht voor ORiGENES tc last legde, met verandering van zijn gevoelen, verdedigd hebbe, is boven reeds door ons verhaald (*). Nogthans moet men tevens er- kennen, dat HicRONYMUs zelfs thans geen' onbe- paalden eerbied voor alle de verklaringen van ori- GENES koesterde. Een bewijs daar van is zijne /^r- handeling over de Seraphim , door hem nog te Kott- ftantinopolen , in het jaar 381 , opgefteld , zijnde eene omilandige verklaring van het Vilde Hooftlftuk van jESAiA (t). Men ziet in dezelve de gewone leerwijze, die hicronyinius vervolgends doorgaands ook volgde in de Uitlegging der Heilige Schriften. Hij laat zijne Hebreeuwfche en Griekfclie Taalkunde fchitteren; hij vergelijkt de Griekfche en Latijnfche Overzetters van den Bijbel met het Oorfpronglijke ; hij haalt geern vcrfchcidene gevoelens van beroemde Uitleggers aan , zonder altijd derzelver waarde te beöordeelen; hij gaat niet ligt den AVoordelijken Zin voorbij, maar houdt dikwijls zich veel langer bij de AUegorifche Toepaslingen op, hij verwisfelt geleerde aanmerkingen en ftichtelijkc bcdenldngen, en houdt den C*) Zie VI. Deel, Bladz. 333. (t) Briefswijze ingericht aan da.masus Tom. I. Opp. Bpiit, XVIII. pas. 44. ed. PalL I5 138 K E R K E L IJ K E ITI den Lezer vrij wel ganndc door zijnen ftijl. Zeld- BOLK 2aam genoeg is het, dat een man, als hiürony- Iloofdft. J^'LJS, met de beste Schrijvers en Uitleggers der iJ(N n:i C.G^ mei nfche en Griekfche Oudheid zoo bekend, zoo tot f-ó' ^'^^^ '^^'- ^^K^^^''-''^ c" geheime verklaringen op kon m hebben; hij zelf geeft als cenc reden daar van op, den rijkdom der verborgenheden , die in de H. Schrift ligt ojigelloten ; maar eene voorname oorzaak was zijn gebrek aan fmaak en aan een fijn Dichterlijk gevoel, welk gebrek men nergens fpoediger ontwaar wordt, dan bij de Uitleggingen van het O. Testament. HiêRONY- Op deze wijze echter had zich iiiüronymus KUS bc- reeds cenen naam gemaakt in Theologifche gelecrJ- ljj(je\]g, heid, en begon nii ook in Kerklijkc zaaken en ver- letiaan- fchillen cenc aanmcrklijke rolle te fpelen. Hier toe f 141^1^'^' behoorde de vernieuwing der Mclstliianfche Scheu- ring te Antiochi'é ^ die zelfs met de dood van me- LETUJS, in het jaar 3S1, geen einde nam. De aan- hangers van dezen Bisfchop verkozen thans , in plaats van paullinus als him Bisfchop te erken- nen, FLAViANUs tot zijucu Opvolgcr, wiens partij door vele Oosterfche Bisfchoppen gevolgd werd ; waar tegen de ItalUïanfche Bisfchoppen , als ook de Egyptifche en Arahifche^ paullinus toegedaan ble- ven. Men flocg dan cenc Kerkvergadering te Rome voor; op welke men over den vrede tusfchen de beide partijen zou handelen. De Bisfchoppen van de Mcktiaanfchs partij weigerden wel , dezelve bij te wonen; maar paullinus zelf, en epifanius, Bisfchop van Salswis , reisden , in gezelfchap van HiëRONYMUs j ia het jaar 3S2, dervvaards, om van daar GESCHIEDENIS. 139 daar eene nieuwe ondcrfteuning voor hunne partij III te zoeken (*). Ook werd 'er werkiijk eene Sijm- ^,?i^f vil de te Rome gehouden , welke paullinüs, als recht- Hoofd(t. matigen Bisfchop van Anti'óchi'é ^ erkende, doch te- "?• C. G. vens, dewijl geene Oosterfche Bisfchoppen daar te- [^^ ,y^^ genwoordig waren, zonder uitwerking bleef. > ■ Bij deze gelegenheid had mëRONYMus menigvul- dige bezigheden. Evenwel elders ( f } , hebben wij reeds gezien , dat die Roomsch - Katholijke Schrij- vers mistastten, die meenen, dat hicronymus thans den post van gewonen Geheimfchrijver bij den Bis- fchop DAJMASUS zou bcklecd hebben ; hetwelk zij vruchteloos beweeren , uit deze woorden , in édnen zijner Brieven (§): Quum in charth EccJeftasticis juvarem Damafum — et Orieiitis atque Occidentis Sijnodicis Confuïtatlonibus responderem. Op de gemelde Kerkvergadering, werd ook ge- fprokcn , van de wijze , op welke de ApoUiuarhten , van welke wij , in het vervolg , nader moeten fpre- ken, in de Kerk konden aangenomen worden. Ten dien einde liet damasus (**) , door éénen zijner vrienden , ecnen Presbijter en zeer welfprekend man, die hem gemeenlijk in zulke opflellen ten dienst ftond , eene Geloofsbelijdenis vervaardigen, welke de ApoUinaristen zouden onderfchrijven. De- ze (*) r.p. CXXVII. ad Principiam p. P49. cd. Vall. ( t ) Zie T>cel V. Bladz. 278. (g) Rp. CXXIII. ad Ageruchiam p. 911. ed. Fall. (**} Dus verhaalt rufinus Apol. pro Orig. Turn. V. Opp. Uier on. pag. 253. ed. Mar Hutu 140 K E R K E L IJ K E IH ze meende, dat het nodig was, naardien hij de lee- ^[-J^ re van de Menschwording des Hceren voordroeg, Hoofdft. 1"^'^^ ^'^'^ Mensch des Heer en , ( homo Dominicus , ) na C. G. te noemen. Dit was , als eene nieuwigheid in de jl^l"^^^* uitdrukking, voor de Apollinaristen ^ zeer aanftoot- ■ lijk. De Oplleller toonde hun , dat athanasius deze uitdrukking reeds gebruikt had. Daar op ver- zocht cén van hen, om het gefchrift van dezen Lecriiar, waar in die plaats te vinden was; krabde ze uit, ichreef de uitgcfchraptc woorden 'er weder bij, en gaf dus het gefchrift terug. Toen nu de twist hier over op nieuw begon, en dit gcfcliiift andermaal ten bewijze werd bijgebracht, zouden, zoo als de ApoUinarht hoopte , de woorden , die op de uitgefchraptc gelezen werden, eene verval- fching van hetzelve doen zien. Maar juist werd zijne eigene vcrvalfching ontdekt. hiüronvi\ius heeft naderhand bekend (*}, dat dit hem, als Op- ftcller van die Geloofsbelijdenis, wedervaren was; maar toonde dcswegens zijn ongenoegen, dat rufi- Nus dit in het licht gebracht had, omdat deze het als een bewijs aanvoerde, hoe de Ketters de Schrif- ten van ORIGENES hadden kunnen vervalfchen. Schriften Terwijl iiiüronyimus dus den Bisfchop van Romt vanille- verfchcidenc dienden bewees, flclde hij ook, op f.?,o^\« deszelfs verzoek, verfchcidenc Verhandelingen op, WUS ) op u X ^ verzoek om zijne geleerde weetgierigheid te voldoen. Op van DA- ^-jj verzoek (f) fchrecf niëRONYMUS ccnc Verban- de- (*) ApoL adv. Ruf. L. II. T. IV, P. I. Opp. p. 415. cd. Martian, ( ^ ) Kp. XIX. inter Ep. llierou, />. 63. ed, ruil. GESCHIEDENIS. 141 deling over de betekenis van het Hcbreeuwfche Uï woord HopMnna (*). Op dezelfde wijze verldaar- ^^^ de hij, op zijne begeerte, de gelijkenis van den ver- Hoofdfl. loren Zoon (f). Nog begeerde de Bisfchop van "^ C. G. hem (§), eene beantwoording van de vijf volgende jj^^ ^-J] bedenkingen : Eerst , wat het zeggen wilde : Wie • ■ KAÏN doodt , d/e zal zevenvoudig gewroken worden ? ^^lAsu^op- Ten tn'eden : Indien God alles zeer goed gemaakt heeft, waarom gaf hij dan aan noach wetten om- trent de reine en onreine dieren, naardien toch het geen onrein is, niet goed kan zijn? Waarom werti aan petrus, in een gezicht, iet onreins vertoond? Ten derden : Waarom zegt God tot abraham, dat de Isra'èliten^ in het vierde Geflaclit, uit Egyp- te zouden wederkccren, en moses noemt het vijfde? Ten vierden: Waarom is aan abraham de Bcfnij- denis tot een teken van zijn Geloof gegeven? Ten vijfden: Waarom heeft isaük, een deugdzaam en van God bemind man, door dwaling bedrogen, niet gezegend dp. Ilicron. pag. 1 1 85. ^**) Dcd VI. BlaJi. 188. (ff) Deel \\.Bhdz,U2. GESCHIEDENIS. 143 ijverig HiëRONYiMUS gewerkt hebbe , om aan edele m Romeinfche vrouwen, en ook aan Ibmmige mannen, ^^^^^ deze levenswijze aan te prijzen ( * ). Behalven de Hoofdft, Gefclüedenis van marcella, de eerlte Non te R.o- na C. G. me (f), met hare vriendin principia , hebben wij|^J^^_^^ ook bericht gegeven van andere , zijne vriendinnen ■ en leerlingen , de oudere paula , hare Dochters BLESiLLA en EusTOCHiuM, haren Schoonzoon pam- MACHius , hare Kleindochter paula , fabiola , de beide melania's, furia en salvina. Het ddn en ander zal hier nog bijgevoegd moeten worden, wil- len wij de gevoelens en lotgevallen van HiëRONY- Mus behoorlijk beöordeelen. marcella , deze rijke weduwe , welke reeds vóór zijne komst te Rome een (h-eng en Godsdienflig le- ven had begonnen te leiden , was de eerfte , die hem verzocht, om haar in de verklaring der H. Schrift te onderwijzen, hoe zeer hij vermij Jde, de oogeii der voorname jufFerfchap tot zich te trekken. Hare Moeder albina, met hare Dochters, en anderen van hare vrienden en bekenden , waar onder de vroo- mc Maagden asella, marcellina , en felici- TAS , voedden dezelfde begeerte. Van deze vrou- wen omringd, las en verklaarde iiiëRONYMus haar de Ileihge Schrift (§). Men heeft zelfs onderflcld, dat hij bij inlircella in huis gewoond hebbe (**), docii C * ) Deel Vr. BLulz. 54. ( t ) L. c. (§) HicRON. Epist. CXXVU. /'at I\hircelLe FJntr.ph, fng. 949. cd. rail. Ep. XLV. ad .Ifellam p. 193. /.;. (**) THXiiMONT V/V de St. Jcróiiie p. 59, ,44 K E R K E L IJ K E III doch dit is daarom min waaifchijiilijk , omdat hij BOEK i^jct alleen te Rome vcrlchcidcne Brieven aan deze VII Hoofdft. ^veduwc gefchrevcn heelt; maar ook in ddnen der- na C. G. zelven (*), de kleine Herberg, alwaar hij zijn ver- Jaarsós. j^j..^ had, en in cencn anderen Cf), den Bode tot 476. J ' ^1^7 ■ noemt , dien zij aan hem gezonden had. Bij de ge- meenzame verkering, welke hier uit volgde ,, gedroeg HicRONYMUS zicli met alle behoedzaamheid, terwijl MARCELLA buitendien gewoon was, met geeneii Geestelijken of Monnik , anders dan in tegenwoor- digheid van ecnen derden , te fpreken. micronv- ^RTs zelf leefde met Asketifche ingetogenheid, en wilde ook geenc andere leerhngen hebben. „ Laat 5, mijne vijiinden," zoo daagt hij hen, in éénen der aangehaalde Brieven, uit (S)^ ->•> zeggen, wat zij 5, ooit van mij befpeurd hebben , hetwelk voor eenen „ Christen niet pasfen zoude. Ilcb ik ooit van „ édnc enkele geld , groote of kleine gcfchenkcn , „ aangenomen? Was mijn fpreken dubbelzinnig? „ of mijn oog dartel? Ben ik ooit in het huis van „ een losbandig vromvsperfoon gegaan? Hebben „ mij zijdene klederen, fchitterende ^iuweelen, een „ gcblanket aangezicht, of de beg^Vrte naar goud „ weggefleept ? " Ook heeft men geene oorzaak, om den Kerkvader niet op zijne verzekering te ge- iooven, hoe zeer de fpotzucht ftollc voor zich fcheen te vinden , dat een bejaard Presbijter cii Monnik onder oude en jonge Weduwen en Vrijsters zat , (*) Ep. XLII. />. 190. Ct) -^A XXXII. /». 150. (5) Ci>. XLV. ^ vjh GESCHIEDENIS. 14^ znt, haar de Heilige Schrift verklarende, en hare III vrasien daar uit beantwoordende, briefvvisfelins met "°^f haar houdende over Hebreeuwiche woorden en over iioofdft, Ketterijün, en haar ten deele in (laat Hellende, om '-^^ C. G. Uitlegkundige vcrfchillen te beflisfen. Maar dit l^^ ^>|* vroom gezelfchap ging hier in met ernst te werk, 20cht in dit buitengewone zijnen roem , en kreunde zich aan geenc fpotternijën of befchimpingen. Hië- RONYMus bekende naderhand wel , dat hij , in zijne jonge jaaren , zijne kuischheid niet zuiver bewaard had (*), maar geene fpoor is 'er, dat hij thans, na de groote verandering in zijne gezindheid en ze- den , nog eenen kwaaden naam ten dezen gehad hebbe. Om de Bijbelfche en Godgeleerde Weetgierigheid van MARCELLA tc voldoeu , fchreef HiëuoNYMUS haar, geduurende zijn verblijf te Rome^ verfcheidene Brieven en kleine Verhandelingen, van welken 'er nog zestien overig zijn. In déncn derzelven (f), verklaart hij haar de !ien naamen van God bij de Hebreen. Onder ancieren merkt hij daar in aan, dat fommigen uit onkunde den naam jehova , (niIT'O ^Is ^^y '^^J<-'" iii Griek fche Schriften von- den, (nini,) gelezen hadden, maar dat de Joo- den geloofden , dat deze naam van vier letteren , (^TiT^xy^x/A/jov ,') niet uitgefproken kan worden. In den volgenden Brief (§) onderricht niëRONVMUS zijne vriendin, nopens de Ilebreemvfche woorden (♦) Zie boven UI. 116,122. (!)£/'. XXV. al. ruil. C§) /■/>/»■/. XXVI. p^S' ^30. Vil. Hi'i£L. K T4(5 K E R K E L IJ K E III Halleltfja^ Amen, Mar mi Atha , Ephod enz. die DOEK j,| jiet Nieuwe Testament bewaard zijn. Bijzonder jjQQfyj^ verklaart hij in eencn volgenden Brief (♦), het na C. G. vvoord Ephod en Theraphim, Een en andermaal Jaar 363. fj,]-,j.(,^.f \Xy jia^r over het woord Sela of het Diapfalma tot 470. -* ^■' , 'm de Pfalmen (,t), en tevens zond hij haar eenen vertaalden Brief van origenes, over dit woord Se- Ja ( § ). In eenen anderen Brief (**) breidt hiüro- NYMUS zich uit over twee plaatzcn van- den CXXVUften Pfahn. Op eenen anderen tijd befchrijfc hij een uitlcgkundig werk van rheticius, eenen GaUtfchen Bisfchop, onder de regeering van kon- STANTYN den Grooten^ over het Hooglied, als een flecht Boek , waarom hij aan zijne vriendin de fchrif- ten van dezen man niet wil zenden, hoewel hij ze aan anderen gegeven had, omdat, zegt hij, niet al- len dezelfde fpijze moesten eten. — Hij geeft haar insgelijks onderricht omtrent dwaalende partijen. Een Montanist had haar de Bijbelplaatzen voorgehouden, in welke de Veriosfer den Trooster of Hemelfchen Bijftand belooft te zenden, en welke hij op de tij- den van MONTANus toepaste, hiüronyimus weder- legt , in eenen Brief (ff) , niet alleen deze verkla- ring; maar hij toont ook, waarom de Montanisten moesten verwoq^en worden. Op gelijke wijze be- ftrijdt (*)£/». XXIX. ^ 137. (t) ^A XXVIII. A 133. ( 5 ) Deze (Iaat in montfaucon's Hexapla On'g. T. I. in Pr^limitiaribus. p. So. van wnar vallarsi dien heeft overgenomen. (**) Ep. XXXIV. />. 152. (tt) ^P'^f' XLI. pag. 185. GESCHIEDENIS. 147 fh-ijcJt hij, in ecnen anderen Brief (*), het gevoe- III len der Novatiiinen , over de zonde tegen den Heili- ^^^?- gen Geest. Hoofdf!. Op dezelfde wijze gaf zijne vriendin paula hem "^ ^* ^« veelvuldige aanleiding tot zulke Bijbelfche en God- J^j ^75* geleerde Brieven, paula wilde weten , wat de He- > hreeuwfche Letters betekenden , met welke in den C^lX.dm PfaJm ^ fleeds acht Verzen achter elkander, bij de rei af, beginnen. Dit verklaart HiëRONYMUS haar in eenen Brief ( f ) , maar tast daar bij , in de betekenis van de naameu der Hebreeuwfche Lette- ren, meermalen mis. Nog is een verminkte Brief van hem aan paula voorhanden (§), in welken hij, met ongemeene loffpraken op origenes, eene iijst van zijne fchriften en die van varro mede- deelt, om te toonen, dat origenes alle Grieken en Romeinen in menigte van fchriften overtroffen heeft. In zijne overige Brieven aan deze twee vriendin- ren, houdt HiëRONYMUS zich bezig, dan met zijne bijzondere belangen, dan met het pryzen van ande- re vroome Christinnen; zoo vindt men twee Brie- ven, in welke hij zich verdedigt (**), dat hij, te- gen de algemeene denkwijze , de Evangeliën verbe- terde; en van zijne vergelijking van den Hebreeuw- fchen Bijbel met de Overzetting van aquila ge- waagt (ft). Aan den anderen kant llichtte hij, in de- (*)£/». XLII. /). 188. (t) ^A XXX. />. 144. (§) Ep. XXXIII. p. 151. (*♦) Ep, XXVII. /.. 131. (ft) Epist. XXXII. pag. 150. K 2 ven m. 148 KERKELIJKE Tir deze Brieven , gedenkzuilen voor Godzalige vroa* ^VU ^'^" ' ^^^ ' ^^^^^^ ' ®" BLESILLA , of BL/ESIL- Hoofdrt. LA (*). Onder andoren fchrccf hij cenen zeer lan- m C. G. gen Brief, om de Moeder van elesilla te bewc- to" i-ö. S"^" ' ^^^ ^y ^^ ' ^^ ^^^^ vooniemen , om eem •" '— Nau te worden, wilde navolgen. HiëROiNV- Te weten, dit was juist de voomaamfle bcdoe- MLsboc-jj ^,j^j^ iiiëR0X\-M us, bij de Romeinfche TuIRr- zemt zij- ^ •> j j ne vrien- fcliap , haar te overreden , om de Wereld met het denzucht KJQQSter te venvisfclen (f). Onder alle zijne Brie- afffezon- ^'^"9 '■^'^^ '"'^'* ^'^^ behooren, is die aan de jonge derd Ie- eustochium , Dochter van paula, welke meer eene Verhandeling dan een Brief is, de merkwaar- digfie (§). In denzelven fchetst hij niet alleen een verachtelijk maar zelfs belagchlijk tafereel van de zc^ den van vele Geestlijken , Weduwen , en Vrijsters , te Rotfie. „ Opdat het niet fcliijne , " fchrijft hij , ,, als of ik enkel van de vrouwen fprak, zoo vloek „ ook die mannen , die gij met ketenen beladen ,, ziet, die, op de wijze der vrouwen, tegen des „ Apostels voorfchrift, hun hair dragen, die eenen „ bokkenbaard, zwarten mnntel, en bloote tegeu „ de koude geharde voeten hebben. Dit alles ziJH „ kenmerken des Duivels. Zulke lieden bezuchtte (*) Episf. XXIII. de exittt Lea p. \i\. Ep. XXIV. ile Laudlbus /IfdU />. ia6. Ep. XXXVII I. de /EgrotaS. BkfilUp, 171. Ep. XXXIX. fuper ohitti BJcfüU p. 174. Verg. Deel VI. BI. 54. (f) Ep. XXX.p. 148. ^d Pauf. (5) Epist. XXII. ad Etift. de Custodia rirginitajii pag. 1^7. Verg. Deel VI, BUdz, 58. GES CHIEDENÏ S: 149 „ Rome weleer in antimus , en onlangs in so- III 55 piiRONius. Wanneer dezen in de huizen van ^^j^ „ den Adel ingang gevonden, en de vrouwtjens be- iioofdft. 5, drogen hebben, die met zonden beladen zijn, de- "^ C. G. 5, wijl zij altijd leeren , en nimmermeer tot kennisfe I^J'^^'I] 3, der waarheid komen : zoo ftellen zij zich wel 5, treurig aan, maar weten hun geveinsd lang vas-- „ ten door geheim eten bij nacht te vergoeden. 'Er^ 5, zijn anderen, (ik fpreek van lieden van mijnen 5, (land,) die daarom Ouderlingen en Kerkedienaars v „ zoeken te worden, ten einde de vrouwen te vrijer. „ te kunnen zien. Hunne geheele zorg bepaalt zich 5, tot hunne klederen; als ook dat zij wel rieken,, 5, en dat hunne voeten onder eene blanke huid niet „ zwellen. De hairen worden rond gekruld; de „ vingers (Iroomen van ringen, en opdat geen voch- 5, tigc weg hunne voetzolen nat make, roeren zij 3, dien naauwlijks met de fpitze aan. Als gij zul- 5, ken ziet , zoudt gij hen eer voor Bruidegoms „ dan voor Geestlijken groeten. Sommigen bemoe- 3, ]cn zich hun gehele leven alleen daar mede, dat 5, zij de naamcn, huizen, en zeden der aanzienlijke 5, vrouwen leeren kennen. Ednen van dezen, derr 3, voornaamften in deze kunst, wil ik kort befchri}- 5, ven, opdat gij te gemaklijker aan den Leermeester 5, de Leerlingen kent. Hij Haat naarltig met de 5, zon op; regelt de orde van zijne bezoeken, ziet 5, naar den kortllen weg, en de lastige Ouderling 5, f^aat bijna tot in de kamers der genen , die nog „ flapen. Als hij een iicrlijk kiislen of laken , of „ cenig ander huisraad ziet; dan prijst, bewouilert, K 3 „ CU I-o K E R K E L IJ K E lil „ en bekijkt hij het; terwijl liij klaagt, dat hem *"^^ „ zulk iet ontbreekt, dwingt hij het meer af, dan Hoüfda. »> hij 'er om vraagt, omdat elke vrouw vreest, den na C. G. ^^ eerwaardigen man te beledigen. Kuischheid en ;«?'^?-<*„ vasten ftaan hem tegen; eene maaltijd prijst hij COl ^/ O» " p „ naar derzelver fijne reuk, en omeene gemeste jonge „ gans. Hij heeft een' barbaarfchen en ftouten j, mond, die altijd tot fchelden gewapend is. Gij „ moogt u wenden, waar gij wilt, hij valt u het „ eerst in de oogen. Alle nieuwe geruchten zijn „ van hem op de baan gebracht of vergroot. Om ,, het uur verwisfelt hij van paarden ; deze zijn „ zoo keurig en moedig, dat men hem voor eenen „ Broeder van diomeües zou houden." Men zal welligt bij deze en dergelijke plaatzcn van dezen Brief oordeelcn, dat een zoo \Toom en arbeidzaam raan zich om dergelijke vodderijün en fladspraatjcns over het geheel wat te veel bekommerd , en ook zij- ne Godzalige jonge Leerlinge , die veel daar vaa niet ééns nodig had te weten .^ al te breedvoerig daar mede bezig gehouden hebbe. Hoe het zij, iiicronymits bereikte zijn oogmerk volkomen. Hij boezemde zijne vriendinnen de «/- ter^e verücbdng tegen ds Zeden der fatzoetilijkc Wereld^ van een groot deel van hare fexe, van Leeraars en Monniken, in. Naar alle waarfchijn- lijkheid, was dit ook veelal de ftofFe van zijne ge- fprekken met haar. De heilige hoogmoed^ welken bij in dezen Brief aan eustochium aanprees, vcr- niccsterde alle deze vrouwen. Als men bovendien weet, wat het te zeggen is, waimeer aanzienlij ka of GESCHIEDENIS. 151 ©f jonge vrouwen geleerd , en zelfs in de Theologie lil geoefend zijn , zal men zich niet bevreemden , dat "^^^ deze eene onvvederftaanbare drift gevoelden , om de Hoofdft. menschlijke famenleving te verlaten, ten einde voor ^^ C. G. hare Godsdienstkennis en Zaligheid, ongehinderd, Jqj'^^^Ij te kunnen zorgen. Dit vertoonde zich bijzonder in de familie van paula. Hare Dochter blesilla , eene jonge Weduwe, leefde naar de voorfchriften van HiëRONYMUs, onder ftrenge boetdoeningen , en ilierf nog, geduurende zijne tegenwoordigheid, te Rome, EUSTOCHIUM, hare tweede Docliter, gaf zich met allen ijver aan deze levenswijze over: en PAULA zelve nam het voornemen, om zich uit Ro<- me naa de eenzame Gewesten van het Oosten te be- geven. Maar nu befpeurde mëRONYMUS, <3at het geen, mêRONY- viraar hii zich het meest op verhief, hem bij zeer '^^"\ ■^ JT 7 j maakt vele inwoners van Rome gehaat gemaakt had. De zich a!ge- nabellaanden der vrouwen van Hand , die hij uit ^"^^" ^^ alle hare wereldlijke en burgerlijke betrekkingen gehaat, zocht te fcheuren, zagen hem aan, als eenen ver- leider (*j. Men zou gccrn elesilla tot een nieuw huwelijk overgehaald hebben; in plaats daar van kwelde zij haar door eene naauwÜjks doorgega- ne ziekte verzwakt iigchaam, door kastijdingen en allerleiü foort van Godsdienflige oefeningen, zoo zeer, dat zij waarfchijnlijk hare dood verhaastte, die eeni- gc maanden daar na, in het Jaar 3^13, volgde (f). Door (*) Ep. XXXI X. ck' obilti Bief. p. \Z"-. ed. /V/. Ct; Vergcl. Deel VI. lihuh. 58, K4 1^1 K E R K E L IJ K E in Door zijne affclmwlijke afbeeldingen, welke hij, irt BOF.K zijnen Brief aan eustochium, van zoo vele perfo- Hoofdrt "^"9 ^^" beiderleië kunne, te Rome gefchetst had, ïia C. G. had hij zich insgelijks niet weinic^e en magtige vij- Jaar 363. 3,^^!^^ gemaakt. „ Ik moest ," zoo fchreef hij , in lot 4*6. ü •)•> -> »,. zijne laatcr jaaren , „ tot onderwijs dezer jonge „ Dochter, de listen des Duivels openbaaren. Maar ,, dit fchrijven beledigde velen, omdat een ieder dit „ gezegde van zichzelvcn verfl:ond,en mij niet geern „ als een' beftraffèr hoorde; maar als een' lasteraar „ van zijn leven verfoeide (*).'* rufinus verweet heni naderhand ( f ) , dat Heidenen , afvalligen , en alle vijanden der Kerk , om flrijd dit hadden afgefchrc- ven , omdat zij daar in , tot hun genoegen , alle ftanden der Christenen met de fchandelijkfle befchuN digingen bezwaard vonden. Hier kwam bij de dood van zijnen vriend en befchenncr, den Bisfchop da- MASiis, die, in het jaar 384, gevolgd was. Zrj hadden malkanderen wederzijds onderfchraagd. Hië- RONYMUS verzocht van dezen Bisfchop in Kerkhjlie twisten eene beflisfing, die hem alleen gorust kon ftellen ; en deze erkende hem daartegen voor zijnen Leermeester in de Uitlegging der Heilige Schrift. Men zag zelfs iiiüronymus , een' tijd lang, zoo rIs hij zelf verhaalt (§), bijna algemeen voor deii waar- (*) Rpiit. CXXX. ad Demetriadcm pag. 989. ed, Vnll. Vergel. Deel V. Bladz. 164. (f) Invcctiv. in Hieron. Libr. II. Tom. IV. P. H. 0/>/>. Hier. pag, 410. ed. Martian. (J) Epi%t. ad Afellam p. 194. cd. ValU GESCHIEDENIS. 155 waardigften Opvolger van damasus ïian. Maar II! thans daalde zijn goede naam en zijne achting op '^^J^ ééns en geheel. Men vond het zeer roekeloos, dat fiooi'df?, hü zich tot Zedenmeester der fatzoenlijke lieden en ^^ C- ^' der Geestlijken liad opgeworpen ; onder anderen {^^ ^^5 werd het voor ondraaglijk gehouden , dat hij de on getrouwde vrouwen alle verkeering met mannen en het gebruik van wijn had willen verbieden (*). 'Alles viel nu over hem; men noemde hem ecnen listigen inkruiper, eenen leugenaar en bedrieger, die zijne kunst den Satan had afgckeeken; men fpotta met zijnen gang , met zijn lagchen , met. zijn ge- zicht , en zocht het ergfte onder zijn eenvoudig ge- drag (f). 'Er ftond zelfs iemand op, die hem en PAULA van cene onkuifche gemeenzaamheid befcluil- digde; fchoon dezelve op de pijnbank bekende, dat hij een lasteraar was, hetwelk echter die genen niet gclooven wilden , die aan zijne fchandelijke befchul- diging geheel niet getwijfeld hadden Q§^. Bij dit bijna algemeen geroep tegen hem gedroeg hiürony- MLTS zich met al dien moed, dien de bewustheid van onfchuld en der beste oogmerken geefr. Hij verachtte zijne vijanden , en vergenoegde zich , dat zijne vriendinnen hem beter kenden. In zijnen Brief aan aseli,a (**) , fchreef hij onder anderen : 5, Dus was 'er dan gccne andere vrouw te Rome ^ „ die (*) Epist. XXV. ad M.nrccHmn png. 61. ed. Mart. Cotument. in Ep. ml Galat. L. \\\. T. IV. P. II. />. 302. (t) Ep. ad yifcll. p. 193. cd. I'alL (9) Ihid pag. 194. r**) L, c* pa^. 194. K5 154 K E R K E L IJ K E III „ die mijn gemoed liad kunnen bedwingen, dan \°n' 5» •^'•'^j welke altijd treiu'de en vastte, die door wce- Hoofdft. „ nen bijna blind was geworden? die de zon dik- na C. G. ^^ ^vijls heeft gevonden , nadat zij , geheele nachten tot 476." tloor, de ontferming des Hecren had aangeroepen? ' 5, wier Lied de Pfalmcn , wier gefprek het Euange- „ lie, wier vermaak onthouding, wier leven vasten „ was? Heeft mij gecne andere kunnen genoegen, „ dan die, welke ik nooit heb zien eeten? Maar ,, ja, eens begonnen hebbende, haar zoo te verëe- „ ren en hoog te achten, als hare kiüschheid ver- „ diende, hebben mij terftond alle deugden verlaa- „ ten." — Ilicr wordt, gelijk men ziet, zijn flijl zelfs fpottend. Maar dit zijn kleiniglieden , bij den bitteren fchimp , waar mode hij zekeren onasus, of zoo als anderen den naam gelezen willen hebben, BONASUS, overlaadt, die onder zijne lasteraars des te meer zal uitgemunt hebben , omdat hij geloofde , dat HiëRONYMUS hem bijzonder tot het oorfprong- lijl^e van zijn tafereel der buitenfpoorigheden en dwaasheden der Romeinen verkozen had. A\'aar- fcliijnlijk had deze man zich bij marcella onvoeg- zame vrijheden over hem veroorloofd. Hoe het zij, HiëRONYMUS fchreef deswegens aan zijne vriendin eenen Brief (*), die, naar allen fchijn, aan ona- sus vertoond moest worden; waar in hij onder an- deren zegt: „ Het is geen wonder, dat ook wij, „ terwijl wij de ondeugd beftraftcn, velen beledigd „ hebben. R heb mij onderdaan , eenen ftinktmlen 5, neus (*) Epiit. XI. pag. 184. ed, ValL GESCHIEDENIS. 155 ^ neus te fnijden, (eene toefpeling op den naam III „ ONASus , ) nu raag die geen vrezen , die een' ^°^ „ krop heeft ! Ik wilde de kJeine klappende kraai Hoofdfh ., beteugelen; dus mag de groote kraai leeren , hoe '^?' C. G. „ ftinkend haar babbelen zij!" en na meer derge- [^^ '^^^^ lijke fluit hij met deze woorden , aan onasus ge- — richt: „ Ik vvil u eenen raad %itvzi\^ wat gij ver^- „ bergen moet , om fchooner te zijn. Laat uw* „ neus in uw geziclit niet zien ! Laat uwe flem „ geheel niet hooren, dan kunt gij den fchijn van „ een welgemaakt en welfprekend mensch verkrij- 5, gen." JNIet dit alles was hiöronymus te weinig bedacht, om op de wezenlijke bedenkingen te ant- woorden: of hij recht, en Christelijke verpligting, had, om aanzienlijke Romeinfche vrouwen tot eenen (land te lokken, voor de menschlijke famenleving nutteloos , en die dikwijls voor hem zelven lastig was ? MARCELLA zclve vvas allengs over de los- bandige tong en pen van iiiëRONVMus onvergenocgd geworden. „ Bc weet , " iclirijft hij ééns aan haar ( * ) , „ dat gij , dit lezende , het voorhoofd „ rimpelen , en vreezen zult, dat mijne vrijheid „ misfchien weder een plantzoen van kijvaadjen ,, zal worden : Gij zult mij , indien mogelijk , den P, mond met den vinger toehouden , opdat ik niet „ ondenieme, dat te zeggen, wat anderen zich niet „ fchameii te doen." Doch, in plaats van naar de aanmerkingen zijner vriendin te luifteren, fchreef hij haar, dat hij nog maar weinig, en lang niet Ikt trg- (♦)£/». XXVll. /.. 132. eJ. rail. 156 K E R K E L IJ K E ni ergüc, gezegd had; hij noemt zijne partijen, dia *°['!^ zijne verbetering der Latijnfche Bijbelvertaling be« Hoofdft. rispt hadden, tvveebecndc ezels, en past, tot hunne na C. G. vernedering , verfcheidene Bijbelplaatzen op hen tii laar 363. , , , toe 4-Ó. op zichzQlven toe. ■ Onder zulke omftandigheden was het voor luë- HicRoiw- j^oNYMUS het raadzaamst, Rome te verlaten, paula Musver- laatRo- was hier toe reeds gereed; hij zocht ook marcel- ™^* LA daar toe over te haaien, ten welken einde liij Jiaar het eenzaam landleven der vrome Christinnen levendig befchrcef ( * ). Toen hij zoo te fchecp flond te gaan, in Augustus van het jaar 385, zond hij nog den meermalen aangehaalden Brief aan asel- LA (t)' Hij fpocdde zich met zoo vele biijdichap als veriichting voor Rome , uit die ftad , en liet aan zijne overige vriendinnen, door asella, aanzeggen: „ Wij zullen voor den Richtcrfloel van ciiristüS ,, gcmecnfchaplijk flann; en dan zal blijken, in wel- „ ke gemoedsgclleldhcid een ieder geleefd heeft.'* Hij komt Hij reisde dan met zijnen Broeder paulinianus, iiihetli. j>,^ cenige Monniken, weder naa het Oosten. Te y4niióchié , waar hij zich cenigen tijd ophield, ont- moette hij ook PAULA, met hare Dochter eusto- cHiuM : en midden in Ci^n volgenden winter begaf dit gezclfchap zich op weg nna PnLefiiua, AVij hebben reeds elders (§) uit zijne berichten ver- haald , hoe aandachtig paula het Heilige Land doorgereisd, en de Heilige Plaatzen bezocht hebbe. (*) r.pisr. XL III. pag. 190. cd. nm. (t) r.p. XLV. p. ip3. C5) DcdW. Bladz, 54, GESCHIEDENIS. 157 "Hij zelf verzekeit (*), aldaar vele wonderen ge- III zien, en het geen hij alleen door het gerucht ver- 'Ï9^^ nomen had, door het oordeel zijner oogen bevestigd HoofdfL gevonden te hebben. Evenwel befieedde hij deze "^ ^- ^* reize tevens op eene den Geleerden waardige wijze , jj^^ ^^g] dewijl hij zich, van geleerde Jooden verzeld, zoo • danige kennis van Palce/Iina verwierf, dat hij tot verklaring der Schrift alle nodige licht in dit opzicht verkreeg (f). Uit PaUJlina ging onze Kerklceraar, met zijne ^-^J^'^ist vriendin, in de lente van het jaar 386, naa ^^-•^'- ^vme. af7drtë; hier werd hij, fchoon reeds grijze haairen dragende, nog een vlijtig Toehoorer van den ver- maarden DiDYJMUs, in de Uitlegging der li. Schrift. Dezen verzocht hij ook te voltoojen, het gene ori- GENES overgelaten had, te weten, eene verklaring over hosea; en didy]mus voldeed zijne begeerte. HicRONYMus erkende naderhand meermalen , hoe veel hij aan dezen man te danken had, alfchoon hij zich niet onthouden kon, hem van Origeniiiaufdie dwalingen te befcliuldigen (§). Vervolgends be- zocht hij met paula de Monnikenwoningen in het Nitrifche Gebergte, en bevond, zoo als hij in ha- ter jaaren fchrecf (♦*), dat onder de Choren der Hei- (*) L. III. contra Rtif. Tom. II. Opp. pag. 551. (i ) Pr (f fat. in Libr. Paralipom. juxta LXX. Intcr^ Pretes T. I. Opp. pag. 141 8. cd. Martian. (5) Pr,vf. ad Comm. in Hul. T. III. Opp. pag. 1238. Ep. I^XXXIV, ad Pammach. tt Ocean. p. 520. Zie ook boven Deel V. Bi. 163. (**) Contra Ruf. L. lU. l. c. r5« K E R K E L rj K E ' III Heiligen (langen verborgen lagen. Evenwel znl hy °VT? ^'^ llangcnvergift van Origenisterij ^ want dit be- Hoofdfl. doelt hij, toen nog niet befpcurd hebben, toen hij Da C. G. 2clf daar van niet aflveerig was. 10^476 Ondertusfchen trok zijne drift, en de drift zijner — vriendin, hen voornaamlijk naa Bethlehem, Mier, Vestigt pp jjg Geboorteplaats van denVcrlosfcr der Wereld, zijn ver- ^ ^^ r biijfbij i" tic nabijheid van zijn Graf, wilde mëaoNYMUS, Bctlile- gelijk hij zich uitdrukt , de zonden zijner jeugd bc- wcencn , en zich in (laat flellcn , om voor nieuwe beveiligd te zijn (*). Hij prees ook aan marcel- la en anderen eene Bedcvaardsreize naa dit Land, en deze Heilige Plaatzen aan (f); onder anderen geeft hij eene heerlijke bcfchrijving van den famen- vloed van zoo vele menfchen, uit bijkans allerhande natiën, te 'Jerufalem^ en voornaamlijk te Ècthk' hem (§). „ Hier is, zegt hij, geen hoogmoed, „ maar alleen een ijver, om elkandercn in nedcrig- „ beid te overtreffen. Hier is geen onderfcheid of „ bewondering van klederen. Men fchat den éénen „ niet hooger, omdat hij veel vast, maar men ver- „ oordeelt ook den anderen niet, die zijn genoegen „ eet. Niemand veroordeelt een* anderen , opdat „ hij niet van den Heere veroordeeld worde; en de „ lasterzucht, die in andere landen zoo gewoon is, „ vindt hier geheel geene plaats; even zoo weelde „ en wellust." IMen zal dit nogthans dcnklijk niet zoo ge- (•) Ep. XXXVIir. adv.jfolwnn. Hieros. p. 332. Ep» LXXXIX. />. 719. Ct) Deel VI. Dl. 203. (5) Epist, XLIV. A?^. 545. GESCHIEDENIS. 15^ geheel letterlijk moéten nemen. Eene kleine Kluis, in lll de nabijheid van Bethlehem, was, zedert het jaar ^^^^ 386, de woning van mëRONYMus, tot hij, naar Hoofdfï, allen fchijn, twee of drie jaaren daar na, toen pau- "?■ C. G. LA Monniken- en Nonnen -woningen aldaar Üet l^j^'^^-l* (lichten, ook daar in een ruim verblijf verkreeg. ■ Dezelfde vriendin verzorgde hem ook van grove kleding en flechte fpijze. Brood, water, en peul- vruchten, waren het eenigfle voedzel, hetwelk hij voor zijne levenswijze gepast oordeelde. Hij bleef in dit eenzaam verblijf tot aan zijne dood, en was tevens Opziener van andere met hem verbondene Monniken (*). Evenwel , dewijl hicronymus geen gemeene Mon- Zijne ge- nik was, Het hij zijn leergierigheid den vrijen loop. ^^^l^\ Lezen en fchrijven maakte zijne onophoudelijke be- den. zighcid bij dag en nacht uit (f). Om zijne ken- nis der Hebreeuwfche Taal nog verder uit te brei- den , liet hij zich , door eenen geleerden van deze Natie, baranina, in de gemelde Taal, onderwij- zen. Deze kwam , ten dien einde , uit vrees voor de Jooden , des nachts bij hem (§). rüfinus, die toen nog zijn vriend was, verweet hem nader- hand, dat hij van dcnzelven verfcheidene geheime lee- ( * ) iiicRONYM. Epist. CVIII. Epitnph. Pmtlx pag. 706. Ep. LXXIX. ad Salvmam p. 497. Epiit. CXXX. fid Demetriad. pag. ^y6. adv. 'Joviniar., Libr. II. pag, 203. PALLAD. riht. Lauftac. Cap. 78. (t) suLPic. SEVER. Dialog. I. Cap. 9. (J) Epiit. LXXXIV. pag. 520. ed. kali. i6o K E II K E L ij K E III Iccringcn had aangenomen (*), waar tegen iiiëRO BOEK NYM us zich voldoende verdedigd heeft (f). Geluof- Hoofdft. wi^J^rdiger is dczeJl'de rufinus, als hij verhaak, dat lïa C. G. iiiëRONYMUS oolc nog in zijn Klooster te Bcthle- tot 1-6. ^^"^ ^^*-^^ "^'^'- ^'^^'^"'^ ^^^^^ PLATO , CICERO , CO an- • dere groote Heidenen , bezig gehouden , maar ook aan kleine jongens, die men hem tot eene God- vruchtige opvoeding aanbetrouwde , zulke oude Schrijvers verklaard heeft. 7ijnever- De beoefening en uitlegging van den Bijbel bleef ^'^""^'^" ondertusfchen zijne hoofdbezigiieid , waar toe pau- Bi'bel. LA en eustochium hem te meer aanfpoorden. De ecrfte verlangde van hem , dat hij haar en hare Dochter den gcheelen Bijbel wilde verklaaren (§). Uit dezen arbeid ontftonden heel fpoedig bijzondere Uitkgkundige Schriften over den Bijbel, welke hij ook, ten deelc voor zijne afwezend zijnde vriendia MARCELLA opflelde , om hare droefheid over de dood van hare bloeder albixa te verzachten. Voor- eerst dan droeg hij aan paula en hare Dochter zij- ne uitlegging op , over den Brief van paultjs aan PHiLE.MON (**). Terdond na dezen arbeid ont- wierp hij zijnen Comwentnritis over paulus Brief aan de Christenen in Galati'è , //; drie Boeken (ft). Uit (*) RUFiN. Invectiv. in Hieron. L. II. /». 424. (f) ^Ipol. adv. Riifiii. L. I. p. 363. (5) Ep. CVIII. Epitaph. PauLe p. ji^. cd. rail. (**) Expofit. in Epist. ad Philem. Tor.i. IV. Opp. P, \. pag. 441. ed. Mart. (ft) Comm, in Ep, ad Cal. l, c. p. ii\-Z\Z% GESCHIEDENIS. i6i Uit zijne Voorreden voor óeze Uitlegging, en dui- Iir delijic uit eene plaats in zijne veriint'vvoording tegen ^^!^J^ jiUFiNus (*) , zien wij, hoe mëRO^jYMUs zijne HoofdÜ. UitlesGfinsen doorgaands inrichtte : hij verzamelde ^^ ^' ^• de verfchjllende gevoelens van andere Uitleggers , ^^j ,-^\ mengt 'er zijne verklaringen onder, zonder zich voor — de eerflcn vcriinnvoordelijk te ftellen: ,, Ik ben," zegt hij , „ in de verklaring van den Brief aan de „ Efezeren, origenes, didymus, en apollina- 5, RIS, die gewis tegengefielde Geloofsftelfcls heb- „ ben, op die wijze gevolgd, dat ik de waarheid „ van mijn Geloof 'er niet bij inboette. fFi^t is ,, ^cch de werkzaamheid van Uitlegkundige Schrift „ ten l Zij ^vijzen aan , wat een ander gezerrd „ heeft', diiiftere plaatzen helderen zij met duidlijke ,, woorden op ; zij verzamelen vele gevoelens , en „ zeggen : Deze plaatzen hebben eenigen zoo en „ anderen dus verklaard ; gene zoeken den door j, hen vastgejleldcn zin door volgende getuigenis feit „ en gronden te verf erken ; opdat de verlhlKÜge „ Lezer, wanneer hij de vcrfchillende verklaringen „ gelezen, en de aaiinemingswaardige of verweiiie- „ lijke gevoelens van velen licelt leeren kennen, „ moge oordeelcn, wat waar zij, en gelijk een goed „ Wisfeiaar, de valfche munt verwerpe." Men ziet, dat niciiOi\Yi\ius daar bij bijzonder ten oogmerk had , den naam van zijne rechtzinnigiicid zuiver te bcvvaaren, fchoon hem zulks niet altijd gelukte (f). Tus- ('•) /Ipo!. l.aih. Ruf. T. IV. O/p. P. II. /*. 365. ej. I^Iart. (t) RUI IN. hivcct. in Wcrov.. L. I./'.rj.sSó. ed. Mart, VII. Deel. h 1^2 K E R K E L TJ K E lïl Tusfclien de jaaren 387 en 389 kwam zijn Commeti' BOEK tarius over den Brief aan de Efczeren in het HoufdP. l''^''^ (*)' "^^ w^cWiS Voorrede men ziet, dat dezel- nn C. G. ve niet zonder berisping gebleven is, waar tegen ij'l^'^^,^' zich HiëROMYMUS te dier piaatzc verdedigt. Zijne I Uitlegging over den Brief aan titus volgde ter- (lond daar op (f). Beroemd is daar in de plaats, waar hij over Hoofd/}, I. 5. beweert, dat een Pres' lijier^ (^Ouder/ing,') en een Bisfchop^ het zelfde ^varen ; vóór dat nog in Godsdicnstzaakcn , op aan- ftoken des Duivels, naarijvcr en partijfchappcn ont- llondcn , waren de Gemeenten , door eenen gcmeen- fchappelijken Raad der Oudften geregeerd geworden. Maar nadat, vervolgt hij, ieder den begonnen had, de door hem gcdoopten voor zijne, en niet voor CHRISTUS aanhangers, te houden, was inde gehccle Wereld befloten, dat één der Ouderlingen tot Op- ziener der overigen zon verkozen worden, opdat hij de algemeenc bezorging der Gemeenten op zich ne- men, en daar door alle zaad van fcheuringen weg- genomen mogt worden. Het gewigtig werk van DAViD BLONDEL, ter Verdediging van deze ftelling, welke ook nog in eene andere plaats van iiicrony- Mus (§) voorkomt (**), heeft wel een bijzonder oogmerk, om de Prcsl^ijferiaansch-UQïvoïmdQ Kcvk^ waar (*) P^g' 319-408. cd. !\L:rf. l. c. (t) Comm. in Ep. ad Tit. T. IV. Opp. P. I. p. 407. (5) Ep. LX XX II. ad Occamim p. 648. ed. Mart. (**) /-ll'ül. pro Scntciitia lUeromr.n de Episcopis et PreiLijierii /imfterd. 164Ö. 410. GESCHIEDENIS. 153 \v^ar Vïin hij Lid was, uit de oiidfte Kerkelijke be- III iliiuring eenen fleun te bezorgen, maar blijft tevens ^'^^^^ eene belangrijke opheldering van het aloud Kerkbe- HoofcW, Itiuir onder de Christenen ! Dit zelfde gevoelen "^ C. G. was, eenigen tijd geleden, Aëiuus als eene syovc;1^^,A' ^ COC fcf / o» Ketterij toegerekend ( * ). Doch niet alleen befteedde — HiëPvONYMUs zijnen vlijt aan de uitlegging van het Nieuwe Testament , maar hij beproefde ook zijne krachten, aan de verklaring van het O. Testament, daar hij zijne bij de Christen -Leerjiaren zoo zeldza- me kennis van het Hebreeuvvsch voelde, Eenige jaaren te vooren had hij aan blesilla te Rof?!e den Prediker van salomo met dat oogmerk verklaard, om haar daar door tot verachting der wereld op te leiden. Zij begeerde van hem , dat hij over dit Boek eenen Commentarim zou opücllen, maar zij over- leed, voordat hij denzelvcn in het jaar 389 voltooi- de. Hij droeg dien daarom op aan zijne vriendin- nen te Bethkhem (f). Op dezen weg ging iiië- RONYMU* vlijtig voort , en hier uit kreeg ook zijne Verklaring der Hehreemvfche eigen naamen in den Bijbel haaren oorfprong (§); een werk, waar me- de hij echter weinig roem heeft behaald, en liet- welk, eenige weinige merkwaardige plaatzen uitge- zonderd , in onze tijden gcmaklijk gemist kan wor- den. Maar een ander weik, nm de ligging en na- men (*) Zie IV. Dcel^ Blach. 390- (1) Pij f. in Eccles. T II. Opp. p. ?\^. od. IMarT, (5) Liber de Intcrpretatiove Nuiniuiim ILbraiiioruiB Tom, II. Opp. /ai^ 1. ed. M(jit. L a i64 KERKELIJKE III wen der plaatzen^ die in de Heilige Schrift voor-* •OEK liomen (♦), is, wegens zijne Itcnnis aan Palaft ina^ Hoofdd. van meer aanbelang. Oorfpronglijk was dit een werk na C. c;. van euserius , Bisfclinp van Cxfarea (f), maar il^^ ^' HiëRONYMUs vcrtaal.ie een gedeelte van hetzelve, te lot 476. ° ' ■ weten, de Alphabetifche Naamlijst der Steden, Ri- vieren, en Bergen van PaUftiua ^ met zijne gewone vrijheid, van veriindercn, verbeteren en bijvoegze- Icn, gelijk uit de vergelijking met den Griekfchen Tekst van euserius blijkt, alhoewel niet in alles met de verëischte naanwkeiirigheid. — Het derde werk, waar aan iiiëiiONYMus, ten dezen tijde, ar- beidde , waren zijne Hehreenwfche vragen over hef eerfte Boek van moses (§). Dat hij hetzelve niet vervolgde, werd veroorzaakt, door anderen arbeid, dien men van hem begeerde, daar toe behoorde zij- ne Vertaling van DiDvr^ius Boek over den Heiligen Geest (**). Ook vertaalde hij XXXIX Howiliè'n van ORiGENES, over het EitüngeUe \-m lucas. In de Voorreden op deze Vertaling , welke rufi- Kus Ctt) bewaard heeft, zegt hicronymus, dat zline vriendinnen te Bethlehem ^ zekeren Commenta- rins over lucas zeer Hecht gevonden, en hem daar- ( * ) Z)f f til et 7!0!Kin:l-iiS Locorum llebraicorum Tom, II. Opp. pag. 3S2-4P4. cd. Mart, (t) Zie ons III. Deel, Bladz. 412. (§) Hebraic^ Qji.vstiones inGencf. T. II. Opp.p.$o$, (**) DIDYMUS de Spiritu S. in Hicronymi Opera Tem, IV. P. I. pag. 493. (ft) IiivecUy. in Hier, L. II. T. IV. Opp.P.U.p. 432. GESCHIEDENIS. 16$ daarom verzocht hadden, dit werk van origenes III in het Hebreeuwsch over te zetten, rufinus ver- ^^^^ wijt hem , als eene algemeen bekende zaak , dat hij Hoofdfï. daar mede den Conrmentarim van ambrosius. Bis- ^■^- C. G. fchop van Mediolanum , (JSIUaan ,) bedoeld had ; en hij J^^ ^,^* beroept zich ten overvloede nog op eenen Brief van < HiëRONYMUs, aan hem, waar in deze zulks erken- de. Nog haak hij de Voorreden van mëROXYMus nan, voor zijne Vertaling van het werk van didy- Mus, in welke hij het werk van ambrosius over het zelfde onderwerp insgelijks zeer mishandelt en van dieffcal befchuldigt. En 'er is geene reden , om met vALLARSi en stilting (*) dit als eene laste- ring van RL'Fixus aan te zien , alsof hicroxymüs onmogelijk eenen zoo aanzienlijken Kerklecriiar, dien hij anders boven mate prijst , zoo fchimpend kon behandelen , dewijl toch verfchillende beoordelin- gen, van écnen en denzelfden perfoon 5 niet zoo ge- heel zeldzaam bij hiüronymus zijn. Daar op volgden weder eigene fchriften van inë- RONYML'S. Daar toe bebooren waarfchijnlijk zeven Vcrhanchl'wgen over den X tot den XMden Pfalm, van welke hij onder zijne werken gewaagt (f)» ^n van welke men gelooft, dat het één en ander in het Ereviarium in PfaJmos ^ hetwelk hem ten on* rechte wordt toegefchreven , ingevoegd is; ten zij het insgelijks vertalingen uit origenes zijn. Men vindt nog fpooren in zijne Boeken, dat hij meer over (*) l'ita Hicrouy.iii p(7g. 495-500. (i) De i'dis Illi:jh\ Cap. 133. i66 K E R K E L rj K E III over de Pfalmen gefclirevcn heeft. Zijne Lsvemhe' BODK fchrih'iupcn van iiilarion en imalciius, die on- VII J J '^ Hoofda. der zijne Brieven liaan ( * ) , zijn van hem wel v(M')r na C. G. het jaar 392 opgelleld , maar liet blijft onzeker , tot J^J''^f^' welk jaar zij eigenlijk behooren. De ccrfte is reeds ■ elders voorgekomen (f), in de tweede wordt ook het leven van cdncn der cerfle Monniken in Syri'è befchrevcn , die zelf aan hicronyimus , nog jong zijn- de, zijne lotgevallen zal verhaald hebben. Een gewigtiger arbeid, met welken iiiüRONYiVius zich, omtrent het jaar 390, en gedecltlijk nog lang naderhand, onledig hield, waren zijne Verhetcrin- gen der Latijn fche Bijhei -Overzetting des Ouden Testa/nents , naar de AJexaudryners ^ en cene ;;;W/- we Overzetting van dit gedeelte der Heilige Schrift, welke hij zelf uit het Hebreettnsch vervaardigde (§). Tot verbetering der Vertaling der LXX had inë- RONYMUS zich , uit de Buekerij der Kerk te Ccefare'd in Pahcjiina^ voorzien van een affchrift der aldaar bewaarde HexapJa van origenes. Dit werk lirektc hij, zoo als hij in de Voorreden over de drie Boe- Ivcn van salomo zegt (**), alleen uit tot de AT?- nonieke Boeken des Oude Testaments, en liet dus de Boeken der IFijsheid en van siraciis weg. Doch bij zijne Overzetting uit het Hebreeuwscli betoonde hij zich toegevender; want, alhoewel hij in (•) Pag. 74. et 92. fd. Mart, ( + ) Zie DccllW. Bladz. IC3. (§) Deel VI. Bh 144. en boven in dit 7)rf/, ^/. 142. C**) Tom. I. Opp. pas. \\i. cd. Mart. GESCHIEDENIS. 167 in de Voorreden op de Boeken van samucl, welke III ' hij als ecne aliiemeene verdedigende Inleiding; voor ^^^^ . . VII deze geheele Overzetting wil gehouden hebben, en Hoofdrt'. welke naderhand voor zoo vele Uitgaven der FtiJga- '^a C. G. ta^ op ecne niet vocgzanie wijze, onder denzelfden J^^'^ ^^g'^ naam , ( Prologm Galeatus , ) geplaatst is , den ^ yoodfchen Canon des Ouden Testnmsnts zeer naauw- keurig opgeeft, en van de jlpokryfe Boeken ondcr- fchcidt (*), vertaalde hij evenwel ook de Boeken van TOBiAS en judith, het eerfte, omdat het iii het Chaldseuwsch voorhanden was, en liet laatffce, omdat, alhoewel dit Boek geen Kanoniek gezag heeft, de Niceifche Kerkvergadering het echter tot de Heilige Schriften zal gerekend hebben. In de daad, echter, is van dit laatfle niet meer gebeurd, dan dat fommige Bisfchoppen 'er plaatzen uit heb- ben aangehaald. — Indien iemand zich bevreemden mogt, dat HiëRONYMUs , met zoo vele kundigheden en hulpniiddclcii, als bij had, geene betere Overzet- ting des Ouden Testaments geleverd heeft, die we- te , dat de hecrfchcnde vooröordeelen omtrent de Uitlegkunde der H. Schrift daar van gedceltlijk de oor- zaak zijn, want wie geen goed Uitlegkundige is, zal nooit een goed Vertaler wezen. Doch hier bij komt ook de overhaasting, waar mede hij dezen arbeid verrichtte. Ilct is hem bijzonder eigen, grootfpre- kend te gewagen van den fpocd , mot welken hij 7/ijne fchrilten vervaardigde. Doch met dit al, 'er mag weinig aan gelegen zijn, dat hij tot de Over- zet- (*) Tom. I. Opp. p.7g. 318. cd. Mart, L4 tot 47Ó. ï68 K E R K E L IJ K E III zetting van tobias maar ddncn dag, en tot liet '^/^'^ Buck juDiTH maar éénen nacht bcltccd heeft; maar Hoofdft. wanneer hij verhaalt, dat hij de drie Boeken van n.1 C. G. SALOMO , fchoon door eene langduurige ziekte . ver- ;J^/^_^' zwakt, binnen drie dagen heeft afgewerkt (♦),mogt hij wel op iet meer welvoeglijks gepocht lieliben. Hij verliest bij deze Overzetting maar al te veel zij- ne eigene regelen omtrent de beste wijze van vertaa- ien uit het oog (t), hoewel hij tevens reden geeft, waarom hij, bij de Ilcihgc Sclirift, anders is te werk gegaan : „ Ec ben gewoon ," zegt hij , „ bij „ de Overzetting van Griekfchc Schriften, de Iki' j, Uge Schrift uitgezonderd ^ nhvaar zeJft de orde „ der woorden ecne verborgenheid is , niet van woord „ tot woord, maar den zia van den zin, uit te 5, drukken." Terwijl inëRONYiMus aan deze Overzetting des O. Testaments arbeidde, fteldc hij ook, op verzoek zijner vrienden, Uitlegkundige Schriften over het- zelve op. In het jaar 392 droeg hij aan paula en hare Dochters zijnen Commeiitarius op, over de Profeetcn miciia , nahum , zefan'Ja, en hag- GAi (§), en genoegzaam ten zelfden tijde, de Uit- legging van HABAKUK (**), aan chromatius, Bis- fchop van Aquileja, Van (*) P:---f. in Libr. Snlm. png. r^iZ. /. c. (t) Epht. XXXIII. ad Vammach. de Opiiiv.o Genere interpret ciiuVi pag. 248-25 voordat iiiëRONYMUs hem ontving. Allengs ver- fpreidde zich een gerucht , dat augustinus een Boek tegen iuüronymus gcfchrcven en naa Roms. gezonden had. Hij vond daarom nodig , iiiörony- MUS te verzekeren, dat dit uitilrooizel onwaarach- tig was; evenwel verzocht hij meermalen antwoord op gemelden Brief, die thans niëRONVMUS ter haiul gekomen was, verklarende, ook geern te zullen ont- vangen , het geen niÖRONYMUS in zijne fchriiïeii zou mogen berispen ([). Maar hicronymus ant- woord- en) Epht. XL. pag. 63. / c. (t) AUGUST. Epht. LXVII. /-./-. 117. LXXI. ^. 120. 174 K E R K E L IJ K E III woorddc licm Iicrhaalde kccren , dat hij nog niet gc- Bo.'uc loovcMi kon, dat augustinus ccncn Dricf van foort- IIoüfd'T. S^"'']'^*^" inhoud aan hem gcfchrcvcn had; alhoewel na C. G. fommigeii van zijne vrienden beweerden , dat au- . !^?-x' GusTiNus zich door denzelven tot zijn nadeel roem tot 470. -' _ en aanzien bij het gros des volks had willen ver- werven; dat hij ook ccncn Rechtzinnigen Bisfchop niet al te fuout had willen antwoorden , of zijnen Brief berispen , w;var in lüj het c'én en ander gevon- den had, dat Kcttcrsch was. augustinus mogt hem dcrhalvcn , vervolgt hij , den meergenielden Brief met zijne ondertekening overzenden, of op- houden , ccnen ouden , in zijne Kluis verborgen man, verder te tergen enz (*). l^indelijk echter zag hij zich genoodzaakt, dewijl aucustj.\us niet ophield, eene beantwoording van zijne tegenwerpin- gen te begeercn, dit antwoord op te Hellen (f). Deze beantwoording viel hier en daar in het bittere en fchimpende. augustinus was met dezelve niet tot zwijgen gebracht, veel meer toonde hij Hiëao- NYMus aan, dat men, op eene veel gcfchiktcr wij- ze, het gedrag van paulus omtrent petrus kon verdedigen, dan door hem veinzerij toe te ichrijven. De befcheidenheid , met welke augustinus fchreef, en zijn toegeven omtrent de Bijbel - Overzetting , bracht veel toe, om iiicronymus te bevredigen, die zelfs, gelijk augustinus Ichrijft (§), zijn gevoe- len (♦) iiiën.oN. Ephf. LXIX. pag. 608. LXXI. />. 6ii. (t) ^-f>'s:. LXXIV. pag. 617. (f) J^Jjist. CLXXX. 7'. II. O//). /).;-. 423. GESCHIEDENIS. 175 kn omtrent paulus naderhand veranderde, hetwelk III STILLING (*) zonder noodzake ontkend heeft. "°^^ OndertLisfchcn was hicronymus, ten dezen tijde , HoofdH. in veel moeilijker twisten gewikkeld , in welken hij '^^ C. G. zich opzetlijk had ingelaten. De ééne dezer twis- ^^^ ^^^] ten , over origenes , nam een begin omflreeks het iaar 404. hiüronymus zorgde daar bij wel niet "'^'^.ony- J ^ ^ ö j Musinge- ongelukkig voor zijnen rechtzinnigen naam , maar wiklceld zijne verbindtenisfen met twist- en vervolgzieke Leer- •" .<^^ aars , de driftige veranderlijkheid van een bewonder- Qy^^ op^j, aar van origenes, tot ccnen verketteraar van den- genes. zalven; zijn ongefluimig en wraakzuchtig gedrag je- gens zijnen ouden vriend rufinus , uit laaghartige vrees ontdaan, en meer dergelijke onberadcnc flap- pen hebben hem daartegen niet tot eere verllrekt (f). In den twist met vigilantius, waar van wij te Metvrcr- vooren gefproken hebben (§), en die in dezen tijd- lantius. kring van zijn leven invalt , vertoont zich hiüro- NYxMus niet alleen even min voordcelig, maar zelfs een' fchadelijk man voor het Christendom. Hij had zich reeds , tegen jovinianus , als cenen buitenfpo- 'rigcn ijveraar vertoond, maar tegen vigilantius is hij een voorftandcr van het grofde Bijgeloof , en dringt zelfs aan op lijf- en levensllralfe , van zoo- genoemde Ketters, welke Helling op zijn gezag zul- ke fchadelljke gevolgen onder de Christenen gehad heeft. Veel C*) Fi/a Hier. p. 595. Vcrirol. De:l VI. B!. isj. (t) Zie ons VI Deel. Bladi. 34Ó. • il) Z'k VI lUil, BUi. 215. ,76 K F. R K E L TJ K E 111 Veel bcminlijker cn prijswaardiger is zijn arbeid, BoFK (Teduiirciule de jaareii 39^ tot 405 , op vcr- VII Hoofdft ^'^"^"'^ ^" ^^^ Lccraar van vrienden cn vriendinnen, ra C. G, düor menigvuldige Brieven of door UitJegkttndige Jnnr 36.^ Schriften over den Bijbel. Inzonderlicid is zijn tot 4-Ó. •' . , . Brief aan nepotianus, ni liet jaar 394, vciTnaard Verdere geworden (*). kli'OTIAnus was een Zusters enSehrif- ^^^on van dien heliodorus , wicn iiiëPvONYMUS in tcnvrn het jaar 374 zocht terug te brengen tot het Mon- "'"l^^"^'" nikenleven, maar die daaitcgcn het ambt van Bis- fchop aannam (f)- nepotianus was door zijnen Oom tot Ouderling benoemd, en verzoclit iiiëiio- KYMUS om onderricht, hoe zich, op eene waardige wijze, in deze bediening te gedragen. Doch, de- wijl zijne zeden hem reeds cere aandeeden, en hij in zijnen Oom ecncn waardigcn voorganger had, kon HiL'RONYiMUS cnkcl door dezen bewogen wor- den , om aan de begeerte van nepotianus te vol- doen. De eerde zijner voorfchriften is, dat een Clericus^ ( Gecstlijke , ) fleeds aan zijnen naam moet <^edenken: Een erfdeel Gods ^ of God is zijn Erf- deel. Dienvolgcnds moet hij niet naar aardsch ver- mogen ftaan, zich met het nodige vergenoegen, en ver af zijn van de zeden van ecncn handeld rijven- den Gccstlijkcn. Den omgang met vrouwen behoor- de hij geheel te vermijden, of op de allerbehocd- zaamfle wijze inrichten. Hij moci de cifenisbejagers onder de Geestlijkcn niet navolgen, die aan kinder- lo- (* ) T.p. XXXIV. ad Ncpotian. de Jltn Clericortim et Monachonm p. 256. ed. Man. (t) ^^^^ven LI. 1:5. GESCHIEDENIS. 177 bze oude lieden de laagfle dienden bewezen. Het ui lezen der Heilige Schrift moet hij nooit vervvaarloo- ^ '""-^ zen ; maar ook , terwijl hij uit dezelven leert , naar Hoofdd. hare vooifchriften te leven. Hij behoort wel aan na C. G. zijnen Bisfchop onderworpen te zijn, doch als Va-'^"^^|* der, niet als Heer; het was eene flechte gewoonte»—— in fommige Gemeenten, dat de Ouderlingen, in te- genwoordigheid van hunne Bisfchoppen , niet rnogten fpreken. Hij moet niet de toejuiching maar de over- tuiging zijner Tochoorderen beoogen; uitwendige pracht zoo wel als flordigheid mijden; geene gast- maalen , allerminst bij voorname lieden , bijwoonen ; hij wil, dat hij geen' wijn drinken, doch ook niet meer vasten zal, dan hij verdragen kan. — Eene der laatfle voorfchriftcn is, dat hij, die de kuisch- hcid en onthouding aanprijst, geene huwlijken kop- pelen, en inzonderheid geene weduwen tot een twee- de huwlijk bepraten moet. — Dezen Brief heeft ERDMAN RUDOLF FisciiER mct VHJ gocdc aanmer- kingen afzonderlijk laaten drukken te Cobiirg 175S. 8vo. Hij heeft evenwel voor den tegenwoordigen tijd weinig belangrijks, maar dient ons meest, om de zeden der Geestelijken in dien tijd te leeren ken- nen, als ook de gevoelens van den Schrijver over dezen (land. ■NEi'OTiANïJS overleed reeds in het jaar 395, waar op HiëkONYMUS , tcrflond in het begin des volgen- den jaars, ccnen Troostbrief zomi aan dcszelfs Oom iiELioüORUs, in welken hij breedlprakig in den lof van dcszelfs Neef uitwijdt (*). An- (*) Ep. XXXV. p. 266. ed Mart. VU. Deel. M ,7» K E R K E L U K E ni Andere VTicndcn van hicronymus, als ook an- DOEK tiere Icergraage Christenen, gaven hem in deze jaa- Hoofdrt. ren menig\'iildige gelegenheid tot Brieven en gcleer- na C. G. den arbeid. Dus fchreef hij omtrent liet jaar 394 Janr363. ^^ ^^^ eenige keeren aan paulinus, die naderhand t als Bisfchopvan No/a zoo beroemd is geworden (*). Hij deelde aan dezen allerhande voorfchriften me- de (f), in welken Brief die merkwaardige plaats voorkomt, over de Bedevaarten, die wij elders (§) hebben aangehaald. Bijzonder fchcrpt hij hem het onderzoek der Heilige Schriften in; dit doet hij nog uitvoeriger in eenen tweeden Brief (♦*). Vervol- gcnds verzocht paulinus van hiüronyrius, eene uitlcgkundige verklaring over daniel , en (telde hem de twee volgende vragen voor: IVaardm heeft God het hart van piiarao verhard? enz, en: Hoe kun* uen de Kinderen der Gelovigen^ dat ;V, der Ge' doopten, heilig zijn, daar zij toch zonder de door den Doop ontvangene en vervolgends bewaarde gave der genade niet zalig kunnen worden? Op deze vragen antwoordde HieRONYMUS, omtrent het jaar 399 (tt). Op gelijke wijze verzocht hem , omtrent het jaar 394 , de Ouderling amandus , om eene Uitlegging van drie Bijbelplaatzen , matth. XVI. 34. i Kor, YI. (*) Zie V. Deel, Bladz. 191. (t) Ep. XLIX. p. 563. Tom. IV. Opp. P. II. (§) Zie boven Deel VI. JMadz. 203. (*•) Epiit, L. pag. 56 S. sd. Martian, ■ (tt) Epist. LI. pag, 575, GESCHIEDENIS. 179 VI. 18. en XV, 25, 26; welke hicronymus, in III eenen Brief aan hem, mededeelde (♦). Een op- ^°-i^ ftel , hetwelk HiëRONY^ius , omtrent het jaar 397 , Iloofdf^. op verzoek van amabilis , eenen Bisfchop in Pau- "*'' C. G. tjonië, of Dalmatië, over de tien gezichten van je- [q^ .-5* SAiA had opgefteld , voegde hij naderhand in zijnen ■ Commentarius over de Voorzeggingen van dezen Profeet in , alwaar het het vijfde Boek uitmaakre. Om dien zelfden tijd ftelde de Ouderling vita- LIS hem de vraag voor: Waaróm van Salomo en ACHAS gezegd wordt, dat zij in eenen ouderdom van elf jaar en kinderen verwekt hadden? waar op HiëRONYMUS hem, in eenen Brief, geantwoord heeft (t). — In het jaar 398 fchreef hij eenen Brief aan lucixius, eenen Christen uit Spanje, die hem AFfchrijvcrs had gezonden, om alle door hem opgeftelde of vertaalde Boeken af te fchrijven; die voorts met zijne vrouw in flrenge godsvrucht leef- de, en jegens Kerken en Christenen zeer milddaa- dig was. HiëRONYMUS vermaande hem (§), zich geheellijk van de Wereld af te zonderen, en op de Heilige plaatzen te komen wonen. Toen lucimus kort daar na overleden v/as, vertroostte hiürony- Mus zijne weduwe thedora, onder anderen, ook hier mede, dat haar overleden man haar thans van den Hemel bijftond, en haar eene plaatze bij zich be- (*) Tom. IV. P. I. pag. 160. ed. Mart, (t ) Epiit. ad Vitaï. int er EpiUt. Cr i tic. Tom, IL Opp. pag. 619. ed. Martian. (5) Epiit. LH. pag, 57^. ed. Mart, Ma 1^0 K E Pv K E L IJ K E 111 bereidde, opdat zij, zonder cchtlijke verbindtcnis , ROEK gjijjcl als Broeder en Zuster, zoo als zij reeds op Hoofdft. dczü \Vcreld gedaan hadden, weder Himen zouden na C. G. j-^inncn leven (*). Insgelijks zond ook mëRONY- l^^^^l,'^' MUS, in het jaar 398, ecnen Brief ter bciintvvoor- ■ ding , aan den Ouderlïug evangelus ( f ) , die hem een opftel over melchizedek. gezonden , en zijn gevoelen daar over gevraagd had. — Alzoo ook, om dezen tijd, paulina , de Gemaalin van den vermaarden PAIM^rACHIUs , overleden was, ver- troostte iiiëRONY.^iLfs hem in eenen langen welfpre- kenden Brief, in welken de lof van pammachius breedfprakig vermeld wordt (§). Omtrent het jaar 400 vraagde hem zijn vriend oceanus , by gelegenheid van ccncn Spaanfchcn Bisfchop carteril's, die ééns vóór zijnen Doop, en voor de tweede koer na denzelven getrouwd was geweest , of niet zulk een man , die tegen het voor- fchrift des Apostels , dat een Bisfchop éèner vrouwe man behoorde te zijn, handelde, tot het Leeraar- auibt onbekwaam was? hiüronyisius verdedigde, in zijn antwoord (**), dat gevoelen, hetwelk hij, volgends zijn verhaal, reeds voordezen te Rome te- gen ccn' zeer wclfprekend man, en ook in ziine verklaring van den Brief aan titi:s , beweerd had. Te weten, hij vi uit bij ziilken Lceniar, hoedani- gea (*) Epiif. LIII. pag. S79' Ct) l:i Ilicr. Epistt. Cnt. T. II. Opp. p. $70. (5) Ep. LIV. p. 582. Zie Deel VI. Bfa.'/z. 63. (**) Epist. LXXXII. pag. 645. GESCHIEDENIS. iSr gen 'er zeer velen waren, niet twee hmvlüken, om- III dat de Doop de voorgaande zonden geheel afwascht, ^?"^ en zoo zeer cenen nieuwen mensch vonnt, dat zij- HoofdiT, ne vroegere handelingen geheel niet meer m aanmer- "^- C- G» king komen. Ook geeft hij niet duider te verftaan , l^^ ^_J] dat het tegen gefielde gevoelen , even als de Ketterij i^— — van CAjANus, het bloed van Christus de kracht ontzegt, om alle oudere vlekken der ziel uit te del- gen; hij verwondert zich bovendien, dat men op de andere hoedanigheden, welke de Apostel van eenen Bisfchop , of hetwelk hetzelfde is , van eeneu Oudften vordert, zoo weinig aandringt, en alleen bij een tweede huwlijk (laan blijft. Ondertiisfchen heeft de Westerfche Kerk dit zeldzaam gevoelen van HicRONYMus zoo weinig aangenomen, dat veel meer siricius, Bisfchop van Rotne^ in even dat zelfde jaar, waar in HiëRONYMUs Rome verliet, en kort daar na innocentius de Eerfte ^ den zijner opvolgeren C*)? ieder, die in een tweede huwlijk getreden was, van den Leerfland geweerd wilde hebben, tillemont (f) behandelt, 2^!=, Janfenht ^ dit (luk zeer vrij, en wordt daarom doorsTiLTixc, ViXsyefiiii ^ niet zonder drift doch ten onrechte tcgen- gefproken (§), want, al gaf men ook toe, waar STiLTiNG op aandringt, dat hicronymus niets ge- weten hcbbe van den Brief van siricius en inno- centius , waar in zij hun gevoelen voorltdlcn , cvcn- (♦) Zie ons V. Deel, Tlladz. 235. (f) yic de St. JcriJvie pag. 231. (§ ) h'iui S. IlieroDyini png. Sfy. M r. x8a KERKELIJKE Til evenwel kwam het hem geheel niet in gedachten, BOEK zijnen vriend oceanus , die toch te Rome leefde , Hoofdn. tot de beflisfing van den Roomfchen Bisfchop te na C. G. wijzen. Het is waar, in jonger jaaren had hij zij- 10^ 4-0' "•-'" \nQ\K\ DAMASUS de cerbiedigfte infchiklijkheid . '- betoond ; maar thans , ais een grijsiiart , die den grootrten naam van Gocigeleerde kunde in zijne Kerk genoot, lloeg hij geen acht op deszelfs opvol- ger in het Bisdom. — Van eenen anderen merk- waardigen Brief, die misfchien tusfchcn de jaaren 400 en 403 is opgelteld, aan twee Gothifche Geest- lijken, suNiA en FRETiLA, Omtrent de verfchillen- de lezingen der Latijnfche en Griekfche Vertalingen in de Pfalmen, is reeds op zijne plaats gefpro- ken C*). Zoo vele, ten deele met arbeidzame geleerdheid opgeftelde Brieven , welke hicronymus , in deze tijdruimte ' van het jaar 394 tot 405 toe , aan zijne vrienden of verëerers fchreef, verhinderden hem niet, zich bijna op dezelfde wijze met zijne Gods- dienftige en leergrage vrietidinnen bezig te houden. Als hem eene aanzienlijke Romcinfche Matrone , FURiA, na de dood van haren Gemaal, die haar zonder Kinderen had nagelaten, om een voorfchrift verzocht, omtrent hare toekomende levenswijze, en hare neiging ontdekte, om, niettegen ("taande de drin- gende aanmaningen van hare bloedvrienden , tot ecu tweede huwlijk, in den weduwenlbnd te blijven; verfterkte hij haar niet alleen door zijnen Brief in bet ( * ) Deel V. Bladz. 76, GESCHIEDENIS. 183 het jaar 395 ( * ) , in dit voornemen ; maar gaf haar IK ook allerhande lesfen en waarfchuwingen , om 'er ^^^^ des te ftandvastiger bij te kunnen volharden (f). HoofdfT. Eene andere Roomfcke weduwe van rang , fabio- "^ C. G, LA CS), kwam in het jaar 395 te Bethkhem^ al-{^^/^^|; waar zij te gelijk als eene boetdoende , en als eene ■ ■ ■■ onverzadelijke Toehoorfier van hiëronymus, uit- muntte. Alhoewel de inval der Barbaaren in deze Gewesten haar noodzaakte, naa Rome terug te kee- ren , evenwel bewerkte zij, dat haar Leeraar ook fchriftelijk zijn onderwijs voortzette. Hij fchreef haar, omtrent het jaar 397, eenen zeer wljdlopigen Brief, over de geheime hetekenisfen van de klederen der Israelitifche Priesters en Leviten^ ook voegde hij 'er nog het één en ander bij , over de inrichting der Priester en ^ en over de vaten des Tempels (**). Toen zij nog te Bethlehem het vierde Boek van MOSES las, had zij reeds van haren Leeraar eene verklaring gevraagd van de naamen en oorzaken der Legerplaatzcn , welke de hraéliten , op hunnen togt door de Woeftijnen , betrokken hadden. Bij fommi- gen was hicronymus twijfelachtig, zoo als hij zelf in het opflel ter harer gedachtenis verhaalt (ft); bij andere kwam hij zonder hinder voort; maar bij de meesten beleed hij eenvoudig zijne onwetendheid. Doch (*) Zie Deel VI. Bhidz. 67. (t) Epist. XLVII. pag. 554. ed. l'alL ( 5 ) Zie Deel VI. Bladz. 64. (♦♦) inëRON. Ep. Crit. T. \\. Opf>. p. 574. ed. nfjyf, (tt) Ep. LXXXIV. T. IV. W II. Opp. p. 661. M 4 i84 K E R K E L IJ K E III Doch FACioLA hield des te meer bij hem aan, zij ^^^^ deed hem verwijtingen : even of het hem niet vrij Iloofdft. ftond, iet niet te weten, het geen hij niet wist, na C. G. O]) deze wijze perste zij hem een opdel van dezen tot 1-6 i"'^"^"-'*-^ ^^9 ^°*^1^ naardien zij inmiddels kwam te ■ overlijden, zond hiüronymus hetzelve, zoo als ook het bovengcnulde gelchrift, ter gedachtenis van zij- ne vriendin, omtrent het jaar 399, aan oceanus(*). Deze Brief is een der laflle opdiellcn , welke ooit uit de pen van eenen Geleerden Uitlegger gevlueid zijn. — Kort te vooren, omtrent het jaar 397, had hij aan ccnc andere zijner Roomfche vriendinnen, PRiNciPiA (t), eene verklaring van d^m XLV'flen Pfalm gezonden, die hem iet meer waardig is (^), iiiëROXYBius kreeg ook nog andere aanleidingen , om aan zijne Godzalige vriendinnen , of o\'er haar , Brie- ven te fchrijven. Men had hem , op zijne begeer- te, de nog heel jonge Kleindoclitcr van paula, van denzelfden naam , toegezonden , omdat zij vroeg- tijdig tot het leven eener Non moest voorbereid worden. Met dit oogmerk onderrichtte hij hare Moeder L/ETA , tusfchen de jaaren 398 en 401 , hoe de geheele opvoeding van hare Dochter moest ingericht worden (**}. Als eenigen tijd daar, in het (*) Epistola ad Fabiolmn., de XLII Manfiomhui Is- raël itarum in Deferto Tom. II. Opp. pag. 55^6 - 605. inter Epistt. Criticas, (t) Men zie van hnar Deel V. Bhdz. 285. Cf) Epiit. Crit. Tom. II. Opp. pns^. 6%\. (•*) ^Ü' LVII. /». 500. ed. Verg. Deel VI. Bladz. 54. GESCHIEDENIS. 185 het jaar 404, de oudere paula, die onder zijne III vriendinnen , welke hij het allermeest vereerde en ^°f^ ' -' VII bewonderde , die zoo lang zijne zoo weldaadige me- Hoofdd. degezellinne te Bethlehem geweest was, deze wereld na C. G. Tont* *1^'> door de dood verlaten had , ftichtte hy haar eene [^^ .^^ Lofgedachtenis in cenen Brief aan hare Dochter eu- ■ STOCHIUM (*). Somtijds wachtte mëRONYMUS niet ééns naar ze- kere gelegenheid, om hem tot fchrijven op te fpoo- ren ; zijn ijver voor het Monnikenleven , en tegen het tweede huwlijk, maakte hem zelfs ftout genoeg, om zich in te dringen. Dus ontftond van tijd tot tijd die Brief vol onbedachte en ergerlijke invallen aan de jonge weduwe salvina (f), welke haar Gemaal nebridius , met twee Kinderen , een Zoont- Jen en een Dochtertjen , had nagelaten. — Integen- deel weigerde hij het, op eenen anderen tijd, doch waarfchijnlijk nog vóór het jaar 405, in het eerst, als men eenen Brief van hem aan twee hem onbe- kende Cliristen - vrouwen , Moeder en Dochter, in Ga//ië, verzocht. Deze woonden in dezelfde fiad, maar in onderfcheidcnc woningen, en namen, of omdat zij de eenzaamheid niet verdragen konden, of om hun goed veilig te bewaaren , Geestlijken bij zich in huis. Ilaar Zoon en Broeder, die dit aan HiëRO-W'iMUS verhaalde, hield bij hem aan, en ver- kreeg ook eindelijk van hem , dat hij hem eenen Brief aan beiden gericht medcgaf, om haar daar van C*) /:/>. LXXXVI. /. c. Verg. Dcci VI. £/aJz. 55. (t) ^Z». LXXXV. p. ö63.Vcrg. Deci VI. LlaJi.Cj. M 5 iB6 K E R K E L rj K E III van af te mannen , doch onder beding van gehcim- 'vn houding (♦). Iloofdd. ^^'^ch *^^ze fterke Biiefwisfeling , noch de hevige na C. G. verfchillen , in welken HiëRONYMus zich , geduren- tot Iró. ^^ ^^^ Tijdsverloop, van 394 tot 405, had ingewik- ■ keld , verhinderden hem , Uitlegkundige Schriften over den Bijhei op te flellen. Na andere Profee- ten ( t ) , hield hij zich thans , omtrent het jaar 396 of 397» bezig met obadja en jona (§). Deze bei- de werken zijn doorgaands gelijkvormig aan die over vijf andere Profcctilche Boeken , boven vermeld. Na ecne heel korte Inleiding, gaat eene letterlijke Over- zetting vooraf; met deze worden de Alexandryri' fche , ook wel de voornaamfte overige Griekfche Overzettingen, vergeleken, en, niet zonder het He- breeuwsch oorfpronglijke , gebruikt. In de eigenlijke verklaring, legt hij wel, zoo als hij zegt, eenen Histori fchen grond ; maar zoekt daar op , zoo veel mooglijk , hooge torens te bouwen (♦*) ; of de zeiler» van het geestelijk ver/land uit te fpannen , om , on- der het inblazen des Heer en ^ en door de opening zijner Verbor genheden , vrolijk de haven te berei' ken Ctt)« I''' zijnen Commentarius over jona, is zijne verklaring van het Hebreeuwfche woord P'p'p, hetwelk men gemeenlijk Kauwoerde vertaalde, op- raerk- (*) E/./V. LXXXIX. pag. 729. (f) Zie boven Bladz. 168. (§) Comment. in Abdiam pag. I4!>4. Tont. III. Opp, in Joimm pag. 147. ed. Qlart. (**) Pag. 145 8. (ft) Pag. 1468. GESCHIEDENIS. 1S7 merklijk, dswijl hij aanmerkte, dat deze plant de III Ricinus of zoogenaamde wonderboom is , dien men "^^* in Egypte nog Kiki noemde. Hoofdft. Zelfs de vreeslijklle en treurigfte verhinderingen, i^^ C. G. geduurende deze jaaren , konden hem niet lang van \^^ ^^5] zijnen geleerden arbeid afhouden. In het jaar 395, -■ braken At Hunnen^ die, zedert eenigen tijd, het/^o- ineinfche Rijk nog heviger aan de Afi'atifche Gren- zen gefchud hadden, dan te vooren de Germaan^ fche Volken aan den Rhyn en Donau ^ in Syrië ^ in, en men geloofde in Palafiina voor hunne ver- woestingen niet langer veilig te zijn. fabiola bcrg- de zich fpoedig naa Rome; maar mëRONYftius en PAULA, met de onder hun opzicht ftaande Monni- ken en Nonnen , fpoeddcn zich ten minden naa den Zeekant , om het indringend gevaar te fcheep te kunnen ontvluchten. Doch dewijl Palcefiina nog van de Hunnen verfchoond bleef, keerden zij ter- ftond naa hun geliefd Bethkhem terug, van waar HiëRONYMUs aan fabiola in gefchrift den Bijbel verklaarde ( * ). Niet lang daar na , in het jaar 398, ftond hij eene lange ziekte door, toen euse- Bius van Cremona, een Monnik, ons reeds uit de Gefchiedenis der Origeni aan fche twisten bekend , die voornemens was, om binnen veertien dagen we- der naa ItaU'è te vertrekken, hem verzocht, eene korte verklaring der Euangelic - Gefchiedenis ratt mattheus voor hem op te ftellen. hiüronv.ml'S antwoordde wel, dat daar toe eigenlijk jaaren ver- cischt (♦) Tom. IV. P. II. Ot'p.p. 6C\. ed. Mart. i8S K E R K E L IJ K E 111 eischt werden, evenwel kon hij zijnen vriend niet ^l^j' weigeren, in den haast van weinige dagen eene iiit- Hoofdft. i*-'.^S'"ö ^vcr MATTHivüS in de pen voor te zeggen, na C. G. Dit zoo vluchtig opgcfteld gefchrift ( * ) , is even- tot 4-6.'^^^^ ^^^^ opmerking niet onwaardig, dewijl deSchrij- ■' -■ ver, eenigermate aan zichzelven overgelaten , niet 2u^klen zijnen eigenen weg bewandelt. Onder ande- ren neemt hij, bij de plaats: Ik zal u geven de Sleutelen des Flenielrijks ^Ao. vrijheid, om den Leer- aaren van zijnen tijd rond genoeg de waarheid te zeggen. ,, Naardien de Bisfchoppen en Ouderling „ gen^'' fchrijfc hij, ,, deze plaats niet verflaan, 5, nemen zij iet van den hoogmoed der Pharifc'én y, aan , terwijl zij , of onlchuldigen verdoemen ; of 5, gclooven, fchuldigen van de flrafie te bevrijden; 5, Ichoon toch bij God niet de uitfpraak der Pries- „ teren, maar alleen het leven der fchuldigen in „ aanmerking komt. AVij lezen, in het derde Boek „ van MOSES, dat den Melaatfchen bevolen wordt, 5, zich aan de Priesters te vertoonen; en dat deze „ hen voor onrein zullen verklaren, indien zij mc- 5, laatsheid hebben : niet als of de Priesters iemand „ tot Melaatfchen en Onreinen maalcten; maar, op- „ dat zij van Melaatfchen en Nietmelaatfchen ken- „ nis hebben, en de reinen van de onreinen zou- „ den kunnen onderfcheiden. Even gelijk derhal- „ ven daar de Priester voor rein of onrein verklaar- „ de ; zoo bindt of ontbindt ook hier de Bisfchop „ of (*) Ccwmcnt. in Matth, Ubri IV. Tm. IV. T. I* C>/|/>. pag, i. fi. cd. Mart, GESCHIEDENIS. iSjy j, of Onderling , niet die genen, die onfchuldig of m 9> fchuldig zijn ; maar hij weet alleen , uit kracht BOEK VII 5, van zijn ambt, wanneer hij de verfcheidene zon- ^oofdft. 51, den gehoord heeft , wie gebonden en ontbonden "^ C. G, 5, moet worden." Deze plaats is zoo duidlijk , als ^^^ ^_g] men begeeren kan , om te zien , dat HIëR0^fYIMUS m aan de Christelijke Leeraaren de magt, om de fchuld en (IrafFe der zonden te vergeven of te houden , ont- zegd heeft. Wij zullen het tijdsverloop van nog XV Jaaren , Werten van het jaar 406 tot 420, famenvatten, in welke ^'^""^^' HiëRONYMUS, tot zijuc dood toc , op dczclfdc wij- ;\ius , in ze, is werkzaam geweest. Hij geraakte ook, ge- delancrte duurende dezen tijd, in den twist ingewikkeld, wel- ^^^^^ ^-^j^ ke eene nieuv/c partij, de Pelagianen^ in de Kerk zijn leven verwekten, maar van dezen twist zullen wij, in het vervolg, op zijne plv\ats moeten fprekcn. Het flrekt iiiëRO.WMUS tot ecre , dat hij , tot in ecncn ouderdom van bijna XC Jaaren , genoegzaam aanhoudend, aan U'ttlegkunclige Schriften over Bij" hel -Boeken geiirbeid heeft; alhoewel de aanfporin- gen van zijnen vriend pammaciiius hier niet weinig toc deeden. Hij voltooide eerst in het jaar 406 de verklaring der kkv.ne Profccten , die hij reeds in het jaar 392 begonnen had , in welke hij de overge- blevenen in deze orde uitgaf, Zacharia ^ Maïcachi ^ Jlofca ^ jfo'é/, CM y^mos. Hij Ipocdde 'er zich te meer mede, omclat de Monnik sisinnius, die hem, tegen het einde vwn ücn Herfst, cenen Brief van den Bisfciiop Exs[u>i!Kius te 'J'o/o/'a , in Calli'én ^ en ge- fciienkeii voor de- behoeltige JMonnikcn iii PiihtjIinA mo- ipo K E R K E L IJ K E III medebracht, hem nog bovendien Brieven van Gees- ^vi^^ tclijken en Monniken in Gnlliên ter hand ftelde, Hoofdft. ^^''"i^r i" lieii^ zekere vragen werden voorgedragen; na C. G. tevens ontving hij ook de fchriften van vigilan- tot A-^ó "^^^^ » ^"^ ^^^ ^^ wederleggen ; dezelfde sisinnius » maakte ook fpoed , om aan de noodlijdende Monni- ken in Egypte, den onderfland van zijnen Bisfchop, over te brengen. Om deze reden nam uicronymus de nacliten te baat, om aan dit verzoek te voldoen; terwijl hij klaagt, dat hij, het geen hij in de pen had voorgezegd, niet ééns had kunnen nalezen (♦). Dezelfde Monnik sisinnius, wien HiéRONYMus de- ze Uitlegkundige Schriften medegaf, nam ook zijne Wederlegging der Schriften van vigilantius (f^, iiaa GaUi'én mede (§). Verders bracht hij aan de twee Monniken te Tolofa, mihervius en alexan- DER , die Broeders , ten minden Bloedverwandten , waren , een antwoord mede op ecnige vragen , wel- ke zij aan uicronymus gedaan hadden. INIet meer vrije keuze, en me»2r meester van zij- nen tijd, fchreef hicronymus, in het Jaar 407, zij- ne Verklaring van den Profeet daniül (**). Deze Commentariits , 'm welken het getal van belangrijke aan- (*) Pntfat. Explanat. in Zachar. Tom. III. Opp, pag» 1706. Expofitio in O fee Prophct . Libri III. pag, 1233. CoinmcKt. in Jcel. pag. I33'^' i" Ainoi. pag, 1 370. in Malachiam pag, 1 806. (t) Tom. IV. Opp. P. U. pag. 280. (§) Vergcl. Deel VI. Bfa^z. 215. (**) Expfan. in DaniJ. PropJut. T, III. Opp. p. 1072. GESCHIEDENIS. ipi aanmerkingen juist niet heel groot is, had een min III gunftig lot, dan andere foortgelijke opftellen vanden ^^^-^ Schrijver. Hij had daar in, (over Hoofd/i. II. vs. Hoofdft, 42. />. 1081.) gefproken van de verzwakking van"^^. G. het Romeinfche Rijk , hetwelk thans den bijftand [^^ .-.5^ van vreemde Barbaarfche Volken nodig had. Men ■■ was hier over, gelijk hij zelf fchrijfc (*^, kwalijk te vrede ; maar te gelijk merkt hij aan , dat deze moeilijkheid door het Godlijk Oordeel uit den weg was geruimd. Dit alles maakt de gisfing van til- LEMONT zeer waarfchijnlijk , dat hij doele op den Veldheer stilico , die zelf een vreemdeling was , en zich door deze plaats beledigd gerekend kan heb- ben; maar die reeds in het volgende jaar 408 werd omgebraclit. — Andere Lezers bezwaarden zich over de al te bekrompene kortheid in dezen Coni' mentarius. Als augustinus aan eenen Bisfchop HESYCHius overgezonden had, het geen HiëiiONY- Mus daar in van de LXX weken gefchreven had (f}, antwoordt hem hesycjiius , met recht (§), indien een zoo geleerd man het voor zorglijk houdt, over de gevoelens der Kerklccriiaren te oordeclen, of het cenc boven het andere te kiezen , dan zouden andere Lezers zulks nog minder waagen. Tot ontfchuldiging nogthans van hicronymus dient, dat men hem gcencn tijd liet, maar aanliou- dcnd (*) Praf. in Lihr. X. Cjmvi. in Jef.ii. p, 2(^2. ft in Libr. XI. Tom. III. Opp. p.ig, 283. (t) AUGUST. Rp. CXCVil. T. II. Opp. p. si5i. G) r^piit, CXCVUI. pa-. 563. 191 K E R K E L IJ K Ê in deiid met VTagen blcof lastig vallen. Dus, tcnvijï BOEK ]Yi] met DANIEL bezig was, decdcn hem twee God- HoofdO. vriichtige vrouwen in Galliën ^ iiedibia en alga- na C. G. siA , door eenen naa Bethlehcm reizenden Geestlij- 10^4-6*^'-'"' '^'^^ ''^^"^^^ vragen over Rijbclplaatzen , welke - hij ook nog in het jaar 407 in twee Brieven beant- woordde (♦). Om dezen tijd bood zich aan hem eene bijzondere gelegenheid aan, om de onthouding, op de wijze der Monniken, ook buiten den Monnikenfland , aan te prijzen. Zekere rusticus, waarfchijnlijk in Gal- Hen , was met zijne huisvrouw arremia overeenge- komen, dat zij zich van alle echtelijke verkeering met elkander zouden onthouden, ten einde des te gefcliikter te zijn tot het Gebed. De man verbrak . XCI. T. IV. P. I. Opp. p. 740-749. ai^ Rp. XQW.pas. 750. /. c. VII. Deel. N 194 KERKELIJKE III elkaiuljren twee Doclitcrs, en ccnc geliefde Vrouw BOEK verloren, het huwlijk van zijne nog overige Doch- Hoofdft. ^^crs veroorzaakte hem veel verdriet , en zijne naC. O. bezittingen hadden, door de verwoestingen der Bar- 10^4-6 ^^'^^ren, ongemeen veel geleden. Evenwel verdroeg ■ hij ;ü dit ongeluk, hetwelk hem flag op flag trof, niet alleen met gelatenheid, maar ook met ccn vro- lijk gclaad, en vergat zijn leed geheel en al door de inwijding eener Martelaars -Kerk. Men zal waar- fchljnlijk verwachten, dat hicronvt^ius hem deswe- gens hooglijk prijzt-n zal^ maar neen, hij fchrijft hem veel meer, dat hij hem niet wil vleijen, of door lafFen lof doen vallen ; hij was nog een Jong Krijgsknecht, die met job geheel niet vergeleken kon worden ; veel , of eigenlijk alles , was hem nog te doen overig. Hoe prijswaardig ook zijn gedrag, zelfs het Richten van Kloosters, en het onderhou- den van vele Heiligen op ilc Eilanden bij Dalmati& door hem ook ware, behoorde hij nogthans te be- denken, dat God niet alleen zijne rijkdommen, maar hem zelven , begeert ; dat hij , met té.x\ woord , alles verzaaken , en een Monnik moest worden. De Brief aan den Diakon sabinianus , eenen huichel- achtigen Booswicht, die aan hicronymus te Bcth- lehem zelven zoo veel verdriet veroorzaakte (*), is naar allen fchijn ook in dit jaar te plaatzen. Thans was HiëRONYMUS voornemens, zoo als hij aan pammachius en zijne \Tiendinnen meerma- len beloofd had , ook eene verklaring over ezechi^l te (*) Zie Dtel VI. Bladz. 67. G E S C II I E D E .\M S. 15,5 te vcn-aardigen , toen hem de tijding van de veröve- III ring en plundering van Rome door alarik , in liet ^^^^ Jaar 410 , van de bijna ten zelfden tijde gevolgde Hoofdft* dood van pammachius, jiarcella, en zoo vele "^ C. G, andere bekende Christenen in dien oord , allen moed ITJ \A* ' lOC Off O» daar toe ontnam. Tn het eerst kon hij, zoo als hij zelf feil rijft (*), bij dag en nacht aan niets anders denken , dan aan den algemeenen nood ; hij geloof- de, een medegevangene van zoo vele Christenen te zijn, en de droefheid floot hem den mond. Maar na eer.igcn tijd bedaarde zijne fmart, en het drin- gend aanhouden van eustochium bewoog hem, om dezen arbeid weder op te nemen, waar vande^oo^^// zelve, zegt hij, de moeilijkheden daar door hadden te kennen gegeven, dat zij het begin en einde van de- zen Profeet, even zoo min als het begin van moses Gefchiedenis , en het Hooglied aan niemand veroor- loofden te lezen, üie niet den Priesterlijken ouder- dom van dertig jaaren bereikt had. Evenwel moest hij ook, vervolgends, het voortzetten van dit werk, uit hoofde der treurige verwarringen dezer tijden meer dan ééns afbreken. Dan ontdelde hem het aanfchouwen van zoo vele ongelukkigen van beider- lei geflacht, die van Rome naa BethJchem vluchtten weleer in allen overvloed geleefd hadden , maar thans tot den bedelzak gebracht waren; hij kon hen wel niet helpen, maar vermengde ten miniten zijne traa- nen met de hunne (f). Dan weder noodzaakie hem, (*) Proleg. Explau, in Ezech. T. II [. Oj>p. p. 6i/S. (f) I'ruf. L, III. Explau. in Eziih. p. -45. /. e. N a 1^6 K E R K E L IJ K E ni hem, in het jaar 411, de inval der Arabieren in BOKK ^Q nabuiïriffe Landen , en in PaLeflina zelf, waar VII Iljofdfl ''-'i ^^ ^^^'^ rivier alles overflroomden , om met den na C. G. grootflen fpocd op zijne veiligheid bedacht te vve- l''-ir 363. ^ ^ * ^ QqJj j^gg^ ^^ zwakheid van zijne ooeen , tot 476. ^ ^ " . • 1. — in ecnen zoo hoogen ouderdom , om welke hij zich Hebreeuvvfclie en Griekfche Schriften meestendeels moest laten vooriézen, hem langzamer voortgaan (f). Doch niet min verklaarde hij vrijmoedig, dat hem ook de dLiifteriicid van dit Boek op zijnen weg op- hield; zonder het lierhuuUl verzoek van eusto- CHiuM zou hij zijn werk hebben laten liggen, toen hij 'er reeds heel ver in gevorderd was (§). Hij voltooide het eerst in liet jaar 414 of het volgende. Naauwlijks had hij dit lange werk ten einde ge- bracht, toen hij een dergelijk over jeremia begon te Ich rijven. Dit is het laatlle van zijne Uitlegkun- dige Schriften over den Bijbel; maar ook het eeni- ge, hetwelk hij niet voltooid heeft. In het jaar 415 had hij reeds zes Boeken , welke de XXXII eerfle Hoofdflukken bevatten , vervaardigd : en verder fchijnt hij niet gekomen te zijn (**). Ongetwijfeld liebben zijn ouderdom , en de bezighe- den van zijne fteeds levendig gehoudene Briefwisfe- ling, en een nieuwe twist, aan welken hij deel nam, hem verhinderd , om dezen Cowmetitaritis ten einde te bren- (♦) Epist. adMarcelliu. et /Innpfychiam p. 643. (t) /''•'«ƒ• ^'b''- VII. M^r. 84:. (5; Libr. Xf. et Pr af. Libr. XH. />. 91 ^^ /. r» (_*♦; Explan, in Jer. FropJi. />. 536-598. GESCHIEDENIS. 197 brengen. Nog in het jaar 411 fchreef hij aan mar- III CELLixus, en anapsychia, misfchien deszelfs Ge- ^^!^^ maalin, in Afrika^ die hem gevraagd hadden: /^c»^ Hoofdft, de zielen ontftonden (*)? hen verzendende deels op °^ ^' ^* het gene hij, in zijn vervveerfchrift tegen rufinus,^^: 476* hier over gezegd had, deels naar het onderwijs van • AUGUSTiNus. — In hetzelfde jaar behoort ook waarfchijnlijk zijn merkwaardige en lange Brief aan RUSTIG us, eenen jongen Monnik in GaJiim , wien hij vele breedfprakige voorfchriften en waarfchuwin- gen, tot gelukkiger waarneming der pligten van zij- nen ftand geeft (f). In het jaar 411 of 412 fchreef hij een Loffchrift op de overledene marcella , in eenen Brief aan haare vriendin prlvcipia (§), en l)ijna gelijktijdig eenen Brief aan zijnen vriend gau- DENTius (**), vvaar in hij dien aanwijst, hoe hij zijn Dochtertjen pacatula, nog maar een kind, zoo moet opvocdm , dnt zij eens vrijwiUig haar le- ven, als eene Nonne, mogt doorbrengen. — Nog is een andere Brief van iiiëRONYMUS, in het jaar 414, aan demetrias, merkwaardig (ff). Deze DE3SIEÏRIAS , de ccrfle vrouw in het Romeinfche Rijk, in adel en rijkdom, zoo als niëRONYMus zelf haar noemt , eene Dochter van den Confiil oly- BRius, was met hare Moeder juliana, en Groot- moeder PR015A , uit het door alarhc geplunderde en (*) Epist. LXXVIII. /X7/:-. ^42. (t) Ep. \C\f. pag. jói^. Verg. Deel VI. Bl^r/z. 53. (5) Ep. XCVI. p. 778. (*♦) Ep. XCVIII. p. :>j6. (tt) Ep. XCVII. pr/g. 784- 79Ö. N j ipS K E R K E L IJ K E III en gedeeltlijk verbranclc Rome , naa Afrika gevlucht , BOF.ic alwaar zij fpocdig met augustinus, den aanzien- Hoofdft. Üjlvrten Bisfcliop van deze Gewesten, bekend wcr- na C. G. t^en. Van liaar opgewekt , fchreef deze aan haar tot ii-6 '^^^'- ^^ hoogere volmaaktheid , waar naar zij flrec- >» ven moesten; hij bezocht haar zelfs te Carthago: en zijne vermaningen , zoo wel als die van aly- pius, Bisfchop van Carthago^ brachten inzonder- heid bij DEMF. TRIAS ccnc ultwcrking voort , die groot opzien maakte. Men had haar eenen man beftemd , en de bmiloftocJng was nabij. Onver- wachts befloot zij, ónder de oefeningen eener (Iren- gc Godzaligheid , ongehuwd te blijven , wierp allen haren opfchik weg, en verfcheen in de flechtfte kle- ding voor hare Moeder en Grootmoeder, aan welke zij haar voornemen ontdekte. Hoe zeer deze hier over verbaasd ftondeii , prezen zij echter hare Doch- ter buitengemeen. 2ij verzochten vervolgcnds Hlë- RONYMUS , toenmaals ^^t\\ vermaardften Schrijver in de Kerk, wegens zijne ijverige en gelukkige bevor- dering van deze levenswijze, om haar in gefchrifc zulke lesfen mede te declen, die haar in hare nieu- we gevoelens voor altijd zouden kunnen bevestigen. Hij deed dit; maar in plaats van haar te onderhou- den, of haar overhaast befluit ook een waar zelf- bedrog, eene valfche verbeelding van volmaaktheid, ware, wijdt hij breed uit in haren lof, en fchrijft haar de voorfcliriften voor, ten einde in den onge- huwden üaat volllandig te blijven. Daar toe prijst hy aan, het lezen der Heilige Schrift, het tekenen met het kruis, menigvuldig, doch niet overdreven, vas« GESCHIEDENIS. ipp vasten, het vennijden van verkeering met mannen, iii maar ook met getrouwde vrouwen, verflandige keu- ^^^^ ze van hare bedienden , verachting der rijkdommen , Hoofdft. en befteding" van dezelven tot aalmoesfen , hetwelk na C. G. hij haar aanprijst boven het (lichten van Kerken , ^qJ'^ ^_|] bijzonder ook menigvuldig bidden , en onophoudelijk ■ ■ ■ arbeiden enz. — Hij raadt haar, eindelijk, niet al- leen op zichzcive , maar in een gemeenfchappelijk Klooster , onder het opzicht van oude Opzieners , te leven. — In het jaar 414 fchreef hij eenen Rrief aan dar» DANUS, eenen aanzienlijken Roomfchen Bevelheb- ber (*), die hem gevraagd had, welke het Beloof- de Land was, dat de Isra'éUten ^ na hunne weder- komst uit Egypte, in bezit genomen hebben, de- wijl Canaan , hetwelk hunne Voorvaders reeds, beze- ten hadden, niet zoo zeer beloofd, als wel weder- gegeven genoemd kondp worden. Hij fcheen dus van het gevoelen van vele Christelijke LcerSaren te zijn, dat men een ander Land van Belofte zoeken moet ,*• hetwelk davtd het Land der Levenden noemt, en wnar van christus zegt, dat de zacht- moedigen het. bezitten zullen. En deze verklaring keurt ook hiüronymus in zijn antwoord volkomen goed. Onder die genen, welke aan HiëRONYMus, ten dezen tijde. Godgeleerde vragen voorlegden, was in de daad augustinus de geen , die hem daar door de grootfle eer bewees; voornaamlijk daar de vraag een (*) r. II. Opp. p. 605. intcr Epiitt, Ciitt. N4 2C0 K E R K E L IJ K E III een wijsgcerig onderwerp betrof: den oorfprou^ der °°^j' menschlijke zielen. Boven (*) hebben wij gezien, Hoofdft. dat HicRONYAius zelf mahcellixus ten aanzien van- na C. G. ^\,2 beantwoording dezer vraag ann augustinus ge- tot 4-6.' ^^"^^zcn had ; ook zal men zich verwonderen , dat ' nien juist van dit onderwerp zoo veel werks maak- te, daar 'er gcwigtiger vragen voorhanden waren. Maar, tot deze vraag hadden de Origeniaanfchs vcrfchillcn der laatde jaaren aanleiding gegeven; en zij ftond met het geheel nieuw Pelaginansch ver- fchil in verband. Ook had hiüiioxy.mus, in den (Irijd met de Origeiiisten, een gevoelen verdedigd, hetwelk augustinus oordeelde, aan bedenkingen onderworpen te zijn , te weten : dat God daaglijks met de nieuwe ligchamcn de daar toe behoorcnde zielen voortbrengt (f). Toen derhalvcn de Spaan- fche Ouderling op.osius bij augustinus te Hippo gekomen was , om van hem onderricht , onder an- deren ook over de gemelde vraag, te ontvangen; zond deze hem liever in het jaar 415 aan hiürony- mus , om van dezen daaromtrent onderriclit te wor- den. Hij gaf hem ook twee Brieven aan hiürony- Mus mede; doch deze ontfchuldigde zich met de tijds-omftandigheden, dat hij aan de begeerte van augustinus niet voldeed (§). Zelfs geeft Iiij hem te verftaan (**) , dat het , bij het voortduuren der Pelagiaanfche verfchillen, voor hun beiden raad- zaamst (*) Bladz. 197. Ct) Zie VI. Deel, Bladz. 344. ( § ) Zie V. Deel, Bladz. 47. (♦♦) Ep. LXXIX. Toui. IV. Opp, P. \\,pag. Ö42. G E S C II I E D E NM S. 201 zaamst was, gecne veifcheidenhcid van gevoelens te ilI laten blijken; maar gemeenfchaplijk alle Ketterijen te ^f^^ ■beflrijdcn. Hoofdfl. Tot een onzeker jaar , maar toch waarfchijnlijk na C. G. tot deze latere tijden van mëRONYMUs , behoort ^'^^ ^ '^' zijn Brief aan evangelus , welke ecnige opmerk- ■ zaamheid verdient (*). Ik hoor, fchrijft hij in den- ^elven , dat iemand , in zijne waanwijsheid zoo ver gegaan is, dat hij de Kerkendienaren boven de Ou- derlingen en Bisfchoppen gefteld heeft. Vervolgends bewijst hij uit de Schriften der Apostelen, dat Bis- fchoppen en Ouderlingen , in het eerst, volflrckt niet van eikanderen ondcrfcheiden geweest, maar dat de Kerkendienaren ^ tcrftond bij dcrzelver inftel- ling, enkel ten dienst der armen en weduwen aan- gefteld waren. Dat naderhand itw Oiideding, on- der den naam van Bisfchop , over de overigen is ge- fteld geworden , Is , iscgt hij , gefchicd , om eene fchcuring onder hen voor te komen; voor het ove- rige hadden de Ouderlingen alles, behalvcn de in- wijding der Leeriiaren , met de- Bisfchoppen gemeen behouden. Tc liome werd wel een Presbijter ^ op het getuigenis van eenen Diaconus^ gewijd; maar dit was flcchis de gewoonte van déiie eenige Ge- meente , en kwam daar van daan , omdat aUlaar flechts weinige Kerkendienaars en des te meer O//- derlingen waren, die dus door hunne menigte vcr- achtlijk waren geworden. Ook zelfs in deze Ge- meente zaten de Ouderlingen^ terwijl de Kerkcndie- tiiiars (*) J'^Jds/. Cl. paj. Ü02. rd. DLirt. N5 202 K E R K E L rj K E III naars flonden. Hij had ook wel, bij afwezendheid BOEK yj^n den Bisfchop, oük eencn Diaconus onder de Hoofdft. Ouderlingen zien zitten , als ook bij liuislijke maal- na C. G. tijden , de eerften aan deze laatllcn den zegen zien tot I76. g'^^'^" ? ^^^^^ ^*f ^>^'P volkomen in tegen de ecrfte ■ bertemming dezer beide Geestlijke flanden (*). — ■ Een andere Brief van hiüronymus , aan cenen Ou- derling CYPRiANus, ecnc verklaring van denyJ2ften Pfalm behelzende, wordt ook, met recht, in deze laatde jaarcn gefield (f). iiiëRONY- Ondcrtusfchen had hicronymus zich, in zijne *'^^ hooge jaaren, andermaal in eenen hevigen Godge- mengt . s o z'chin de leerden tu'ist ingewikkeld. pelagius vond thans Pel-^gi- in Afyika^ en vervolgends ook in PaUflina^ tcgen- aanfcho ^ ^50 verfchil- ^^^^ tegen zijne Leerftellingen. Men zou uit eene len. plaats van iiiëRONYMus (§) bijkans mogen bcflui- ten , dat deze in het eerst in cenigc betrekking met hem geflaan liceft. JMam- hoc het zij , kort daar na ging hij tot de belangen van zijne tegenpartij over. Hier toe kan hij bewogen zijn, door zijnen ijver voor de rechtzinnigheid, welken naam hij boven alles ftelde; door de verönderdelling , als of pela- gius de dwalingen, hem te last gelegd van rufi- Nus, die bij iiicRONYMUs zoo gehaat was, ontleend had; en eene foort van bcfcherming, welke hij ge- noten had, van den Bisfchop joannes van Jeru- falem. Ook ontving hij , zoo als wij gezien hebben , ' na- (*) Men vergelijke boven Bladz. 162. (t) Inter Epistt. Crit. pag. 694. Tom. II. Opp. (§) Praf. L. IV. Comm» injerem, p.6iS* ed. Mart» GESCHIEDENIS. -03 nadat hij reeds zijnen eerden flap gedaan had , eenen IIï wenk van augustinus, welken hij heel wel ver- ^°^? VII ftond, en die hem aanleiding gaf, om toch bedacht Hoofdft. te zijn , dat zijn gevoelen over den oorfprong der "^ C. G. zielen , door de Pelagianen niet misbruikt mogt {^^ ^^^J worden. De klagten , welke hij in de Voorreden ■ over de vier eerfte Boeken van zijnen Commentarim over jEREMiA , uitftort , zijn bovendien niet duifier tegen pelagiüs , ten minden gedeeltelijk, gericht, die misfchien de fchriften en leere van i-iiëRONYMUs bedikl had. Genoeg , deze , die wist , hoe zeer de oogcn der Christenen, bij zulk eene gelegenheid, op hem gevestigd waren, vatte des te ligter de pen op, toen hem zekere ctesiphon over de gevoe- lens van PELAGius raadpleegde, en wederlegde bij- zonder dcszelfs {lelling: dat de mensch^ indien hij wilde ^ zonder zonden kon wezen (*). Dat hij, in dezen langen warmen Brief, dien hij, naar allen fchijn, in het jaar 415, afzond, pelagiüs en zijne vrienden niet met naamen melde, behoeft men juist niet van zijne gematigdheid af te leiden , die in de- zen Brief geheel niet zichtbaar is. Hij verfchoont hen veel meer des te minder, omdat pelagiüs, ge- lijk hij uitdruklijk zegt (f), ingevalle hij weder te- gen hem fchrijven zou, hem met een tegenfchrift bedreigd had. hiüronvimus beloofde ook, in de- zen Brief, nog ccnc wijdlopigere wederlegging der Pelagiaanfche Lecrftellingen ; en dewijl men Vr me- iiig- C) J'p' xLvm. ad ar/i/>/i. T. IV. o/>p.p. u.p.^rs. Cf )/'^.?. 48a. > 304 K E R K E L IJ K K III nigmaal bij hem op aandrong, voltooide hij die "viT "^^^' ^" ^^^^ '^^^ '^^^^' °"^*^^ ^^^ ^^^^^' "^^'^ ^^' Hoofdfl. y/'^^'^' ^^^^« ^* Pelagianen ( * ). In dit Gcfprek , na C. G. hetwelk atticus, ccii Rechtzinnige, en critobu- tot 4-0.'^^^^' ^^" Ketter, met malkanderen houden, worden zijne tegenllrevers , insgelijks, niet genoemd. Van dezen tijd af, hield hicronymus niet op, het levendigfte aandeel aan het lot, hetwelk de ge- voelens van PKLAGiüS hadden, te nemen. Men ziet dit bijzonder uit zijne Brieven aan augustinus, die boven alle ïitidcrcii in het beftrijdcn derzelven uitmuntte, en dien hij daarom met zijne overwin- ningen over de Pehginnen geluk wenschte (j}. Hij verzekerde hem, in het jaar 418 (§), dat de Recht- zinnigen hem , als den Herfleller van het Oud Ge- loof , vereerden , en dat alle Ketters voor hem vrees- den. Mij , zegt hij , haaten zij even eens , en zou- den mij gcern door hunne •wcnfclioii willen ombrcH- sen, daar zii het met hunne zwaarden niet doen kunnen. Nog in den laatften van alle zijne Brie- ven, die voorhanden zijn, welken hij, in het jaar 419, aan augustinus en alypius, eenen anderen /ifrikaaufchen Bisfchop , gcmcenfchappelijk , af- zond (**) , betuigt hij zijne blijdfchap daar over, dat zij de gemelde Ketterij te grond geworpen had- den. Op hunne vraag, of hij tegen den Pelagidan ANiANus, die zijnen Brief aan ctesiphon beftreden had, (*) Bial. advcn. Pdag. LL. Hl. p. 483-546. /. c, (t) Ep. LXXVII. />. 642. Ep. LXXX. p. 644. C§) Pag. 644. C*0 Ep. LXXXI. p. 645. GESCHIEDENIS. S05 had, eene wederlegging gefchreven 'had? antwoordt III hij, dat ziekte, en het onlangs voorgevallen overlij- ^"'°j!^ den van zijne vriendin eustochicm hem daar in HoofdH. wel had verhinderd; maar dat hij, indien God hem "^ C. G. laar "6"'. het leven fchonk , en 'er AfTchrijvers te krijgen wa- [q^ J-5, ren, ook dit niet wilde nalaten. ■ OndertLisfchen zocht deze partij niet alleen door gefchriften , en andere fchiinfchoone middelen , den aanval van eenen zoo gediichten man, als HiëRONY- Mus was , te verzwakken ; maar , naar het fchijnt , ook door de fnoodfte gevvelddaadigheden , tot welke hunne wraakzucht , in het jaar 416 , overging. Een hoop booswichten, zoo verhaalt augusti-^ Nus (*), welke op de flimfte wijze pelagius toege- daan zouden geweest zijn, (^^ui valde in per ver- fum perhihentiir Pel agio fulfragari , ) drong met onbefchrijflijke floutheid in de plaats in, waar iiic- RONYiMus, met de Monniken en Nonnen, leefde, die onder zijn opzicht ftonden. Velen van dezen werden wreedlijk geflagen; een Diakon werd zelfs omgebracht; de Kloosterwoningen werden verbrand; en müRONYWus zelf bergdc zich, ter naauwernood, in ccnen vasten toren. Uier tegen kon joanwks, Bisfchop van Jerufalem , tot het onderzoeken en (h'afl'en van dezen moedwil , niet veel doen , of hij gedroeg 'er zich, op die wijze, bij, dat hiüuuny- Bi[:s en zijne vriendinnen hem als partijdig en je- gens hun lijden onverfchillig aanzagen, IIoo het zij, zij beklaagden 'er zich over bij <\^i\ Roomlchtn üis- (*)Z)p,ed. B^ueil.Antv.f.x^i. aoö K E R K E L rj K E III Bisfcliop , iNNOCENTius dcii Eerflen , alzoo men BOEK j.^.j.j^|g jjjj^g gewoon was, zaaken, die de Gcestlijkeii Hoofdn. betroften, niet voor de Ovcrigheid, maar voor de na C. G . Bisfchoppen , te brengen, innocenïius, die bui- l^j '^ ^_^' tendien heerschziichtig genoeg was, fchreef terflond deels aan hiüronymus , wien iiij medelijden , en zijne bereidwilligheid betuigde, om hem bij te (laan; deels aan den Bisfchop van Jerufalein , wien hij, op eenen vrij gebiedenden toon , eene beftralling wegens zijn gedrag, bij dit geval gehouden, en ver- maningen voor het toekomende gaf ( * _). Poodvan Doch van alle deze onrusten en bezigheden van HiëRONY- Hiëi^oNYMUS , maakte zijne dood , die den sollen September des jaars 4120, in zijn XCfl:e jaar, volg- de, een einde; volgends de opgave van prosper , in zijne Chroniek (f), tegen welke wel eenige be- denkingen worden ingebracht, maar niet gewigtig o-enocg, om dezelve te verwerpen. Bijzon- HiëRONYMUS werd te Bethlehem, waar hij zoo derheden jj^^gen tijd geleefd had , begraven. Maar , indien zijn lijk. iTic" ^^^^^ vertellingen, hoe zeer zij in de daad veel onwaarfclüjnlijks en fabeliichtigs in zich bevatten , in de hoofdzaak gelooven mag , gelijk de Roomsch- Katholijke Geleerden zulks, zonder bedenken, doen; liet men zijn gebeente aldaar niet langer rusten , dan tot de laatfte tijden der XUIde eeuw. Een Mon- nik, ( * ) Epistt. Innocent. I. in UAiioNn Annal. Eccles. nd ann. 416. «. 31 -34. et in /Ippcud. ad August. Tom. X. Opp. pag. 60. fq. (f) Chron, p. 300. in canis. Lectt, Antiq, Fot. I. GESCHIEDENIS. 007 nik, die door HiëRONYRius zelven door eene drie- m dubbele verlchijning , daar toe vermaand zal zijn , ??^J^ bracht dezelve naa Rome , alwaar zij , in ééne der Hoofdft. vooriiaamlte Kerken , Maria Maggiore genaamd , '^^ C. G. Tn?r 'x^'x werden bijgezet. In het begin der XVde eeuw J^^" ^^[ bouwde men over zijn lijk eenen altaar , en zijne — — aandachtige verëering kreeg van tijd tot tijd meer toeloop. Maar, tegen het einde der volgende eeuw, verdween dit ligchaam voor altijd. Uit zorg, dat de Paus sixtus V. hetzelve in eene andere Kerk zou laten wegbrengen, bezorgde hem een Kannunik van Maria Maggiore^ hcimlijk 's nachts, op eene andere plaats in de gemelde Kerk, zonder dat men het , bij nader onderzoek , met zekerheid weder heeft kunnen ontdekken. Doch , als men in het jaar 1747 onder het hoofd -altaar dezer Kerk een zilveren kistjen met beenderen van eenen onbekenden Heilig vond , vickii verfcheidcne lieden op de gedachten , dat dezen van niëROXYMUs waren ; om hetwelk te bewijzen, verfcheidene Verhandelingen gefchreven zijn (*). Nu beweert ook wel de flad Nepeftno , het hoofd van iiiëRONYMUS te bezitten ; zijn kakebeen en een geheele arm wordt te Florence , een deel van zijn hersfcnpan te Cltigny , een diii?n te Parys vertoond ; te Praag , Keulen , en in andere plaatzen van Duitschland , als ook in de Roomfclic Ne- derlanden, vertoont men insgelijks beenderen van hem; en in het Eskuriaal is zijn hoofd nog cdns te vin- den. Maar deze vermenigvuldiging van zijne leden- ma- ( • ) Ook van STiLïiNG /. c. p. 6.\6 • 557. 2ö8 K E R K E L IJ K E III maten, die in de Gefchiedenis der Hel ig uien niet BOEK ongewoon is, heeft alleen daar toe gediend, <>m Hoofdft. ^^^^'^ bijgeloovigen eerbied voor hem te verllerken eii na C. G. uit te breiden. tot 1-6. ^^^ ^"^" ^^^' vermaardfle rechtzinnige Leerüaren, ook als een hoofdbevorderaar en tevens een groot Hijvvordt ^,QQj.|^ggl^ van het flrenge Monnikenleven, had hij, als een ° ' j > Heilig al vroeg, den gewonen bijnaam van den Heiligen geëerd, bekomen; maar de betekenis van dezen naam werd in het vervolg zeer uitgebreid. iSIen beval zich , bij den openbaren Godsdienst, aan zijne voorbidding bij God aan; hij kreeg zijnen Feestdag^ Kerken^ die aan hem gewijd werden. Monniken- en Kluize- naars-ordens ^ die onder zijne befclierming ontfion- den; het heeft zelfs niet aan wonderen ontbroken, welke hij in zijne Kerk te Troja in /IpuU'è verricht zal hebben. Over dit alles heeft stilting (♦) ongemeen veel vcrüamcld , lh nog ccnc menigte an- dere fchriften aangehaald, uit welken men de Ge- fchiedenis van uiüRONYMus , na zijne dood , als eenen Kerk - en Kalender -Heiligen befchouwd , kan aanvullen. Dat hij ook als Leer aar en Schrij- »•£•/-, nog fteeds, zoo als reeds bij zijn leven, en vele eeuwen daar na , in de Roomfche Kerk , voor- naamlijk van de Monniken , die hem zoo veel te danken hebben , buitengemeen bewonderd, en in- zonderheid als de grootfte Schrift - Uitlegger , die 'er ooit geweest is , geprezen wordt, is even ze- ker. In zijne Gefchiedenis heeft meti nog boven- dien G E S C H I E D E N' I S. acp i^icn gelezen (*), welke gronden van dankbaarheid Ut de Hoofden dezer Kerk , de Paufen , gehad hebben , "°j l^ om het hooge aanzien van hiüronymus nooit te H-.otdfti laten daalen. "" C. G* Isnr 363^ Zedert , in de nieuwer eeuwen , door het herflel ^j^ ^^^^ der vrijheid van denken in den Godsdienst, en te- vens der waare Geleerdheid, de oudere Kerkleeriiars /?°^Z en hunne oppermagtige heerfchappij over de denk- vniHië- wijzc der Christenen , voor de Rechtbank der Oor- '^^'-^'^•"^'i^'s deelkunde zijn gebracht, is HiëaoNYMUS boven an-xHERea deren fcherp onderzocht geworden , naarmate hij clürjcus verder af is van het Beeld van den bij de Kerkher- vorming herflcldeu Godsdienst, en verbeterde God- geleerdheid ; zoo zelfs , dat het oordeel der Protefian" ten over HiëuoNYMus niet vrij gebleven is van het vennoeden van eenige partijdigheid en onbillijkhcid. LUTHER Zelf verklaart zich omtrent hiüronymus ten hoogften ongunflig, en kan hem in het geheel niet dulden. Hij zegt van hem, in zijne Tafelrede- nen^ doch, waar mede hier meer plaatzen in zijne fchriften overeenkomen: „ HiëRONYMus behoorde ,j niet mede onder de Leeriiaren der Kerk gerekend „ en geteld te worden; want hij is een Ketter ge- „ weest; hoewel ik geloof, dat hij zalig is d')or „ het geloof in Christus. Hij fpreekt van cmris- „ Tus niets, dan dat hij alleen zljiicn naam in den „ mond gevoerd heeft. Ik weet niemand onder de ,, Leeriiaren, van wien ik zoo weinig iioude, als „ van iiiüRONYMUs: want hij fchrijft niet dan van „ vus^ (*) Zie boven Bladz. I3f. VII. DELL4 O ato KERKELIJKE III „ vnsten, fpiizen, Maagden, enz. Indien hij nog ^^^^^ „ op de werken des Gcloofs aandrong, en dezelve VII " *^ °' Hoofdft. 59 aanprees, dan was het iet anders; maar hij leert na C. G, j, niets , noch van het Geloof, nocli van de Hoop, t ^"^"6* " "°^^^ '^^'^ ^^ Liefde, noch van de werken des — „ Geloofs enz. (*). " Zoo fchrijft hij ook, in düncn zijner Brieven, dat hij zich meermalen, en bijna met verdriet, verwondert, dat hiüronymlts en ORiGENES Leeraars der Kerk na de Apostelen hebben kunnen ^renoemd worden , daar men toch in deze beide Schrijvers niet ligt drie regels vindt, welke de gerechtigheid des Geloofs leeren , en dat men uit alle de Schriften van hun beiden gceneit Christen maken zou kunnen. Zoo buiteufpoorig zwici-vcn zij om in AUegorifche Uitle^riingcn der Gefchicdenisfen , of waren met het uitwendig voor- komen van Wcrkheiligheid ingenomen (f), iiicro- NViNius werd wel door melanchth"N en andere Protcfiauten wat zachter behandeld , echter kon het niet misfen , of zij moesten bijna allen dezelfde ge- breken in hem berispen. AUeruitvoerigst is zijna ge- leerdheid en zijne werken over de Heilige Schrift beoordeeld door joann. clericus , in een Boek van meer dan 500 Bladzijden (§). Nu is het wel zoo , dat HiëRONYMUs , even als de overige Kcrk- va- (*) LUTHER faiiitUche Schriften XXI. Thcil S. 2070. Uitg. van walcii. ( t ) Supplcm. Epistolm: M. lutheri per j. f. uun- DEUM pag. 193. HaLe 1703. 410. (5) Qjt^/iiotics Hieronymiana Aiitjlel. 1704. 8 vo. GESCHIEDENIS* sit vaders, uit hoofde van zijnen leeftijd, de toen heer- III fchende vooröordeelen , gebrekige leerwijze, zvvarig- ^^^^ feeden, welke met vele deelen der geleerdheid ge- Hoofdd. paard gingen , en andere omftandigheden , verfcho- "^ C- G* ning verdient , maar aan den anderen kant kan een ^^^ ^^^* man , die zoo vele eeuwen lang , door zijne fchrif- — ^^ — • ten , gevoelens , en daaden , zoo grooten invloed op zoo vele duizenden menfchen gehad heeft, niet genoeg met onpartijdige vrijmoedigheid getoetst en beoordeeld worden. Wanneer men een klein getal plaatzen uitzondert, in welke clericus HiëRONY- Mus wat meer recht of infchiklijkheid had kunneu bewijzen , heeft hij , in de overigen , en in de hoofd- zaak, zijn oordeel over hem voldoende bewezen. Ook zijn het de Pr oteft anten alleen niet, die vele vlekken in iiiëRONYMUs hebben aangewezen, maar ook fommige ILoomsch - KnthoUjke Geleerden , die het gewaagd hebben, hem als Geleerden en Schrij- ver te befchouwen, zoo als du pin (*) en bal- let (t)? hebben 'er ook het één en ander van gezien , enkel met dat ondcrfcheid , dat zij het dcor groote loffpraken weder zoeken te bedekken, en over het geheel, terug gehouden door de beperkin- gen van hun Godsdienftig Genootfchap, ter hniver wege van hun onderzoek zijn blijven (taan. \''o<)r- naamlijk echter heeft de Geleerde rich. simon (Q iiiii- (•) Nouv. Bibl. Jes Aut. Eccles. T. \\\. p. 135. (f) Hes des Saints bij martianay La vie de St, Jeróine pag. 523. (5) IIii(. Critic. du F. Test. pag. 244-249. 393-39r- O 2 liht. «12 K E R K E L rj K E TTI HiëRONYMUS met veel rechtmatigheid beoordeeld , ^^'r'^ CU hem van verfcheidenc kanten bcfchouwd. Hoofdft. ^'^ berichten, welke wij tot hier toe van het Ie- m C. G, v'en en de gcfchledcnis van inëROXYMus gcsjcven tot 476 h'^^^"*c" ï zal den Lezer van zelf in (biat (lellen , om — ■ dezen Lecraar op zijne rechte waarde te fchatten. Uit dezelve blijkt genoegzaam, dat iiiüiion-vmus^ naar die tijden gcfproken , te recht de geleerdfte on- der alle de Leer aar en der Oude Latijn fche Kerk ^ en niet ongepast der^-clvcr oRiGENES genoemd mag worden. Hij had zichzclvcn uit de fchriften van dezen vermaarden man, die hij, door zijne vertalin- gen ook in de Westerfchc Gemeenten bekend maak- te, voornaamlijk gevormd; en muntte, gelijk deze, nit in de Oordeelkmnle en UUlegkttnde der Heiligt Schriften ; hij nam velen van deszelfs gevoelens over, en poogde die , in zijne laater jnnrcn , te verbeteren. Tn de kennis der Hehr eeuw fche Taal overtrof hij niet alken origenes, maar alle de oude Leerüareii der Kerk. Daartegen wijkt hij voor zijn voorbeeld des te meer in H'^ijsgcerige Scherpzinnigheid ^ door- dringende beöordceling , bedaarde overweging , en verdediging van den GodsJienst. Als Allegorist kwam hij hem vrij na op zijde ; als Ad-eet heeft hij hem overtroffen. In deze vergelijking, is de geleerdheid van hi(> RONYMUS het onderwerp van verfchil tusfchen de nieuwer Schrijvers geweest; welks bcflisling voor- naam- Hiit. Critic. des Principaux Commcutat, du N, Tcsta* tnent pag. 209-235. GESCHIEDENIS. 213 naamlijk afhangt van de maatdaf , naar welke men Ilf dezelve afmeet. Men noemt hem den geleerdften ^^^^ der Latijnfche Kerklccraaren , doch dan fpreekt men iioofdft. in vergeliiking der geleerdheid der Christen - Leeraa- "^ C- ^- ren , van die tijden ; wanneer men fprcken wil van j^J ^-5* de geleerdheid van de jongde eeuwen, kan de ge- leerdheid van mëRONYMUS naauwlijks middelmatig genoemd worden, gelijk clericus in zijn aange- haalde werk genoeg aangetoond heeft , waar tegen deszelfs Tegenfchrijver mar.tiany (*), door die geleerdheid als volmjiakt te willen befchrijven , iiië- RONYMUS in de oogen van onpartijdige Lezers flechts nog meer benadeeld heeft. Als Leer aar van den Godsdienst vertoont iiiëiio- NYMUS zich in ecne recht armlijke gedaante. Hem ontbreekt de gave van ontwikkeling, beöordeeling en goede keuze. Het geen hij hier en daar in bij- zondere Boeken of Opftellen van Leerftellige en Ze~ denlijke onderwerpen gefchreven heeft, behelst en- kel het gemeene, of heeft fterke trekken van liet Bijgeloof van zijnen leeftijd. Doch als Verdediger van den Godsdienst , of lie- ver van zijne Godsdienftige gevoelens en meningen^ heeft hij veel, dat hem eigen is. Zijn geest, zijne gehecle flerkte, zijn vernuft, en welfprekendheid , vertoonen zich nergens fchittcrender , dan wanneer hij (♦) Prolegg. III. ad Tom. II. Oftp. Hieron. de Eru- ditioiiis prctfjlaiitia et pictate Opincu/onnn S. Hieron. en Eniditionis Ilieronymiante dffenjio adverfus ^fo. Clet\ in Opp. IliiTüii. T. UI. /'. 1137-1194. O3 -14 K E R K E L rj K E III hij zijne Mededingers, Tcgenflrcvers , of Ketters, BOEK Qp i^Qi qjf valt. Zijne fpotteniijën en bittere fchcld- Hoofdd. woorden doen den Lezer dikwijls tegen dank mees- na C. G. nuiilen ; die echter onpartijdig doordenkt , vindt hier to't 4-ó^^i'^^vy^^ in hem den man, die het Christendom door »■■ zijne drift, haat, wraakgierigheid, geest van vervol- ging, onfluimigen ijver voor de rechtzinnigheid, overhaasting en onbeflcndigheid , verbaazend veel nadeels heeft toegebracht. Ook zweeft hem zijne geleerdheid, en dat hij, zoo als hij zichzelven uit- drukt, JVijsgeer, Hedeuaar ^ Taalleer 'dar ^ Heden- kundige, ^Dialecticus ^^ Hebrc'ér , Griek, Lat ij- ver , een kenner van drie Taaien , ( Trilinguis , ) was (*), veel meer voor oogen, dan nodig was. Ook is het merkwaardig, dat 's mans geweldige drif- ten en gemoedsbewegingen niet enkel dan uitbraken, als hij de pen tegen anderen opvatte; zoo als an- ders wel plaats heeft, dat heftige kampvechters bui- ten het ftrijdperk zeer verdraagzame menfchcn zijn. pALLADius verhaalt van hem (f)? dat de nijd en ijverzucht, welke hij te Bethlehem bracht, zijne beste hoedanigheden verdonkerd hebben; en dat ze- ker Kluizenaar aldaar , posidonius , dien hij als ecncn wonderdoenden Heiligen befchrijft , hem ge- zegd had, dat ïiicronymus geenen Heiligen nevens zich zou lijden; gelijk ook verfcheidenen , die hij opnoemt , genoodzaakt waren geworden , dezen oord te verlaten. En het is treurig genoeg, dat men (*) Apolog. adv. Ruf.n, L. III. p. 443. ( t ) IJist. lauf. Cap. 77, GESCHIEDENIS. 215 men hieromtrent niets tot zijne verdediging zeggen, III ten minn;en tegen eene zoo oraflandige befchuldiging ^^^'^ het niets uitdoende antwoord van stilting (*) niet Hoofdft. gebruilven kan, dat dit alles bloote lastering moet ■- C. G. 2ijn, omdat hem daar van niets verder bekend was. i^f^,A' ■' ^ tot 4/"* Maar zeker kan men liet het grootfle ongeluk van HiëRONYMUS noemen, dat hij zich in die vroom- fchijncnde van de wereld verwijderde levenswijze ge- worpen heeft, welke zijne driften nog meer aan- vuurde, en hem uit zijne eenzame Cel de overige menfchen als voorwerpen deed befchouwen, die hij of behecrfchen en beflnauren , of verfoejen en weder- leggen moest. Hoe vele Schriften van hicronymus , in het Verloren voorgaande , ook befchreven zijn , evenwel heeft hij genakte 'er buiten dezen nog anderen opgcfleld , die onze vnn Hië- tijden niet bereikt hebben. Daar onder bchooren ronywus verfcheidene Brieven , Overzettingen vatt Griekfche Werken , en Verklaringen van Bijbel- Boeken of Plaatzen ; als ook het groot/f e gedeelte van zijne yerbetering der Latijnfche Overzetting volgends de Alexandriners, Maar het gewigtigllc verlies, het- welk men ten dezen geleden heeft, zou wel mogen zijn zijne Latijnfche Vertaling van de Ilehreetm'sch ^ ( dat is eigenlijk ChaUleeuwsch , ) gefchrevene Euan- geliJ'Gefchiedenis van mattheus. Hij gewaagt van dezelve op twee plaatzen (f). De opmcrklijke driik- (*) yita Hic}-onywi pag. 624. n. 1038. (t) De Hris llluftrib. Cap. 2, 3. en Commcut. in Matth. C. XH. p. 47. r. IV. Opp. P. I. O4 aif? K E R K E L IJ K E III drukfout, die in beide deze plaatzen voorkomt, en Boi:i( dje misfcliien cenc opzctlijke verandering van den Hoofdfl. Affchrijver is, in Grcecn-n tt ntistuliwus ^ {wij heb' na C. G. ^^/; dit in het Gricksch vertaald,) heeft martia- tot A-^5 ^'^^ onopgemerkt gelaten, en vallarsi verlieerd « verklaard. Hoe het zij , de talrijke bijvoegzelen , welke dit Euangelie bad bij den Griekfclien Tekst, en de andere afwijkingen van denzelvcn, zouden ons doen wenfchcn, dat deze Overzetting behouden ware gebleven ; hoe min wij overtuigd zijn , dat MATTHEUS OOlfpronglijk in hot licbreeiUVSCh gC^» fchrevcn hcbb.e. Onechte INIcn heeft ook een groot aantal onechte Schriften Schritten ^r^^^ HiëRONYRiüs toegefclireven , die in de uitgave aan hem . , , " t^. .. ,, „ , (oe-o- zijner werken voorkomen. Dr zijn Brieyen, Prcdt^ ichreven. knti'éii , Bijhelfchc Verklaringen , en andere Godge- leerde Opfliellen. De mcrkwaardigftc daar onder is een Commentarius over de Brieven van paulus, en ecu Brief aan demetrias, welke ons, in de Gefchicdcnis van pelagius , nader onder het oog zullen komen. Een oud Liturgisch Gefchrifi , of LijSt van Bijbelfchc Afdeelingcn, die daadlijks in de Kerk moesten voorgelezen worden (*), en eene Preek, als ook Vragen over hacakuk, welke joh. CHRYSosT. TROMBELLi (f)? ondcF zijn' naam in het licht gegeven heeft, zijn ongetwijfeld onecht. — Eindelijk is 'er eene Lijst van Martelaren, QMar^ (*) Liber Comitis feu Lfctiorarius , in BALUzn C«- titularib. Rcgg. Francor. T. II. />. 1309- 1351. (t) /« FK PP. Latin.Opus;. T. U. \\ 1. p. iSp-ips. GESCHIEDENIS. iij tyrologium , ) over hetwelk men in de Pvoomsch - III Katholijke Kerk zeer veel getwist heeft, euserius 'l.'jj van Ccefarea (*), had het eerst eene algemeene Woo'[i\i\^ verzameUns: van oude Martelaars - Gefchie leuhleii ^'^^^•^' opgedeld, maar deze is verloren geraakt. Nader- \q^ a-'^. hand ontftond het gerucht, dat hicronymus een — uittrekzel uit deze Lijst vervaar.iigd had : en 'er zijn nog Brieven, welke dit fchijnen te bevestigen, één van de Bisfchoppen chromatius en heliodo- Rus , in welken zij 'er hom om verzoeken ; de an- dere van HiëRONYMus , die hun meldt, dat, en hoe hy hunne begeerte voldaan heeft. Deze beide Brie- ven worden algemeen echter erkend , onecht te we- zen (f). Men beroept zich ook vergeefs op cene plaats van cassiodorus (§). Op het einde van dezelfde eeuw fpreekt de Roomfche Bisfchop gre- coRius I. wel van een Martyrologium ^ hetwelk in zijne Kerk gebruikt vvertl (**), maar zonder in het minst te kennen te geven, dat iiicronymus Opllel- ler van diQ.za. Lijst is. Dit gevoelen begint eerst, zedert de tijden van beda, of van het begin der VlIUle eeuw, op te komen. Hoe het zij, de nieu- wer Roomsch- Katholijke Schrijvers hebben zedert de XVIdc eeuw alle moeite gedaan, of zij het ge- waande Martyrologium van iiiëRONVRius konden op. (*) Zie Dfel \\\. Hlaih. 411. (f) Zij ftanii bij üarüinii s Tractatio de Martyrolog, Komano p. XI. pr.ewiij'a iVhirtyrol. Rom. ( § } /«////. ad Di'v. Lcctiun, Cap. 32. (**) Libr. VIII. Epist. C9. 05 aiS K E Pv K E L IJ K E III opdelvcn; voornaamlijk, omdat ado , waarfchijnlijk BORK Q^nl^estfrankifche Aardsbislchop in de IX de eeuw, Hoofda. ''•'-' zulk cene Lijst heeft nagelaten, van eene oude na C. (ï. /jowm//r//^ gewaagt, welke hij gebruikt heeft; en tot'^47ó'^^" welke men niet twijfelde, of zij was een werl{ »- van HiüRONYMUS geweest. Zoo daeht ook baro- Nius, toen hij het zoogenoemde Romeinfche Mar- tyrologium^ te Rowc ^ in het jaar 1586, in Folio 'm het licht gaf. Niet lang na zijne dood, geloofde de Nederlancifche Jefttit heribert rosw'eyde, het zoo greetig gezochte Martyrologium van Hle- RONYMUS ontdekt te hebben, hetwelk hij te yltit- werpen uitgaf in Folio in het jaar 16 13. Doch hier in vond hij geene goedkeuring in zijne Kerk. In- zonderheid beweerde franciscus maria fioren- TiNi, een Gcneeslieer te Lucca ^ dat het echte iV/<7r- tyrohginm van ihüronymus door hem alleen te VOOrfchijn was gebracht, in een werk, onder den Tijtel: Fetustius Occidentalis Eccle/ice Martyolo- gium, D. Ilieronymo a Cas/todoro ^ Beda ^ WaU frido , Notkero , aliisque fcriptorihus tributum , quod nuncupandum esfe Romanum ^ a Magno Gre- gorio descriptum^ ab Adone laudatiim^ proxiiniori' bus feculis pr£teritum et expetitttm non leviora argiimevta fttadi'ut ^ {Lucx 166S Fol. 1072 Pagg.') Reeds cenigen tijd te vooren had de Benedictiner LUCAS d'aciiery dczc Lijst uitgegeven (*). Maar deze was 'er ver af, om het aan hiüronymus toe te fchrijven, en volgde liever valesius, die daar van (*) Sjicil. five Coll. veter. aliq. Scviptt. T, IV. p.617. GESCHIEDENIS. 219 van in eene bijzondere Verhandeling zijn gevoelen III gezegd had (*). Over het geheel ontdekt men ^^^" zelfs geen fpoor, dat iiiëRONYMus ooit dergelijk ge- HoofdO:. fchrift hebbe opgefteld. ^^ C. G. Wat de uitgaven der werken van HiëRONYiMUS J^^ ^_^] belangt, de eerilc goede verzameling en uitgave zij ner Schriften is die van erasmus te Bafel van het j "^S^^^'* ■' der wer- Jaar 1516 tot 1520, in IX Deelen in Fo/io. IJverige ken van leden van zijne Kerk hebben hem befchuldigd , dat "lëRoiSY- hij alleen daarom dezen Kerkvader even als den overigen grooten lof hebbe toegezwaaid , opdat hem de berispingen, die hij hem dikwijls geeft, niet ten kwaadden zouden geduid worden. Ondertusfcben, hoe weinig de driftige vcrëerers der Kerkv^adcren met deze Uitgave voldaan waren, zij was echter eenen geruimen tijd de cenigfte Uitgave, van welke zij zich konden bedienen. Eindelijk , opdat de Roonifchc Kerk eene Uitgave van HieRONYöIUS zonde hebben , gefchikt naar hare heerfchende rechtzinnige denkbeelden , gaf marianus victo- Rius , een Italiaafifche Geestelijke , en ten laatften Bislchop te Reate of Rieti ^ 'er cene te Roj}ie uit, in het jaar 1565, in IX Deelen in Folio ^ netjens ge- drukt. Deze is verfcheidene malen herdrukt. Deze beide Uitgaven, met malkanderen vergeleken, wer- den door een Euangelisch Godgeleerde te Gotha^ ADAM TRiBBECMOVHJS , op uieiiw uitgcgcven te Frankfort aan den Meyn 1684, in XII Deelen in Folio. Met nieuwe hulpmiddelen voorzien, onder- na- ,(*) Disf, de Martyr, Rom. pest lvseü. IJ. E. p. 783. 220 K E R K E L IJ K E Til namen twee Franfchc Benedictyncn uit de CotJgre-e ^^^U S'^^'^ ^' ^^^^f"^-) JOAN MARTJANAY CH ANÏON Hoofdft. i'uxGEii, cene nieuwe Uitgave, welke de eerstge- na C. G. iiielde , na het owrlijdcn van den laatlten, alleea tot 4-0.' ^^1'^'-^'^^^ ^^'^^f'^* ^^O-»" 1693-1705. Deze had zekcr- • lijk veel goeds, maar ook groote gebreken, om wel- ke te verhelpen , een Geestelijke te Ferotia, domi- Nicus vALLARSi, zcdett 1734 tot 1742, ccne nieu- we in het licht gaf, in XI Deelen in Fo/io» Levens- Aliiocwel velen ondernomen hebben , het leven befchrij- ^^^^ hil-ronymus te bcfchrijven , is dit echter niet Yin"'en vatunë- aan allen goed gelukt. De Oude LatijnfcJie Le^ RONYMUS yenshefchrijv'uig , door ecnen Ongenoemden , welke doorgaands in de Uitgaven zijner werken gevonden wordt, is eene zeer middelmatige verzameling van zijne Levensbijzonderheden , en eenc onkundige aan- prijzing van zijne Schriften. Zijn leven door eras- mus is het begin tot iet beters; maar ook verbon- den met verfcheidenen van zijne verflrooide aanmer- kingen , niet genoegzaam , en te rijk in overdaadige lofverhelTmgen. du pin was de eerfte, die iet vol- ledigers en zelfs meer vrijmoedigs heeft geleverd (*}. Doch bchalven de misdagen, welke simon, als het ware tot eenc proeve , hem heeft tegengeworpen (f) , moet men ook erkennen, dat hij nog veel meer, van het geen tot eene onpartijdige beöordeeling be- hoort, voorbijgegaan, dan gezegd heeft, tille- MONT (♦) Nouvelle Biblioth, de% Auteun Ecclefiast, T&m^ III. pr.g. 100-140. (I) Critique de la Bibl. de M. Dupin T. Lp, Il o. GESCHIEDENIS. 221 MONT heeft hem , in vele opzichten , overtroffen (*), III en eenen goeden aanleg ten toon gefpreid, om më- ^^^'^ RONYMUS , met behoorlijke vrijmoedigheid , te ba- Hoofdfl. oordeelen. In eene geheel andere denk\vijze , en na C. G. mea- als Lofredenaar, dan Levensbefchrijver, fchreef ^q^'' r^_|* MARTiANAY zijn Bock : La vie de St. yerême , — » Parys 1706. 4to. De Italiaanfche Franciscaan SE- BASTiAAN DOLcr , adcmt denzclfden geest , gelijk zelfs uit den Tijtel van zijn werk blijkt: Maxhnm Hieronynnis vitiu. 140. c>4 I^' E R IC E L rj K E Til fclirirtcn tegen hen, ten blijke, dat deze gezindte BOEK qqI^ h^re Schriivers had, die indruk maakten. El-- VIII Iloofdn. ^^crs (♦) iicbbcn wij reeds aangewezen, dat de be- un C. G. roemde Lecraar der Welfprckcndheid te Rome , tot 476 viCTORiNus, omtrent het midden der R^de eeuw, -^ eene Wederlegging van den Manicheër jüstinüS fchnften ^^^^^ opffefleld. Ook is ins^cliiks een Griekscli werk tegen hen van SERAPION, Bisfchop van Thwids of Thmupolis, in Egypte , uit denzelfdcn tijd , aangehaald (f) , het- welk kort, en vnn weinig nanbclang iS (§). SERA- PION dringt daar voor eerst op aan , dat de zonde gecne zclfltandighcid , maar alken ecnc uit eene ver-" keerde keuze ontdane handeling is. Vervolgends wcdcrlegt hij het gevoelen , dat het ligchaam , naar zijne zclfrtandigheid, zonde zonde zijn. Uitvoeriger, en met gTOOtcr roem , in de Oude Kerk , fchrccf Ti- TUS, Bisfchop van Bostra ^ de toenmalige Iloofd- ftad van Arabi'è ^ insgelijks in de Griekfche Taal, een werk tegen de Mankhetn (**). Hij leefde on- der KONSTANTIUS CU zijlie Opvolgcrs, tot op VA- LENS. Hoe haatlijk de Keizer julianl^s zich tegen hem gedragen heeft, is in de Gefchiedenis van de- zen Keizer verhaald (ff). Hij had ook eenen Com- mentarim over lukas nagelaten , waar van enkel nog een uittrekzcl, in een Handfchrift, in de Ko- ningl. Franfche Bibliotheek, gevonden werd. Zelfs van (*) Zie Bcel IV. BI. 261. (l)Zie Deel \\\.Bl.is7. (§) Serapionis advcrfus Mav.ich.eoi Liber in canisu Thes. Monum. Eccles. et Hht. fol. I. />. 43-55' (**) L c.l'ol. l.p. 59-1Ó3. (tt)ZieZ)cf/IV.5/.444* G E S C H I E D E NM S. 2-ff van zijn werk tegen de Maniche'én , henvelk uit III vier Boeken beflond , zijn alleen de drie eerften ^^f^ overgebleven. In liet eer/Ie en uveede wederlegt hij Hoofdft. de Manicheërs lot gebruik der Heidenen; maar ia °3 C. G, het derde zoekt hij de Christenen voor hen te waar- ;:^!^^_:^* ichiiwen. mëRONYMus C*) en epifanics (f) heb ^— ben aan dit gehcele werk geene geringe loflpraken ge- fchonken; en eenige plaatzen uitgezonderd, fchijnt het eenen matigen lof waardig te zijn. Bchalven deze wederleggingsfchriften , vindt men Redenen nog andere fpooren , omtrent het midden der IVde u ^'\'J!,^ eeuw, dat het Maniche'ismiis een vrij groot aantal nicheïs- Aanhangers , Leeraars, en Schrijvers , en ook zekere '"'^'^ ^'*^'} vrijheden in de uitoefening van Godsdienst gehad moet uittre- hebben, die, alhoewel deze hun niet uitdruklijk waren breid, medegedeeld , echter ftilzwijgend toegedaan of aangeno- men, hunne werkingen deeden. athakasius befchrijft omtrent het jaar 357 of 35^ , de ijslijke gewelddaa- digheden , welke de Veldheer sebastianus , een Manichetr^ door de Ariünen te Alexnndrie ver- leid, tegen de Christenen aldaar bedreven had (§). Onder de terflond daar op gevolgde regecring van JULIANUS, zullen waarfchijnlijk de Maniche'èrs ^ ge- lijk alle andere partijen , de algemeene begun- lliging van dezen Keizer genoten hebben. Dat zij toen in fommige Oosterfche Landfchappen , in Afri- ka , Itali'c , GalU'é , en Spanje , wel niet talrijk , ' maar (*) /)tf Virii Illuflr. Öjp. IC2. (t) //^m. LX VI. Cnp. 21. iS) Apolujr, de fuga fua Ca[>. p. T. I. P. \. p. 256. VII. Dr.ia. P 5i6 K E R K E L ri K E Ifl m;uir nogthaiis in kleine Gemeenten, beftaan lieb- '^Jjl ben, wordt uit het vervolg der Gefchiedenis waar- Hoofdft. Teliijnlijk. Men heeft, in laater tijden, de vraag na C. G. ter bane gebracht, uit welke oorzaken en bronnen, itot l-'ó. ^""^^ ^^ (leeds flcrkere uitbreiding van cenc gezind- ■ te, die de gronden van het Christendom willekeu- rig ondermijnde , onder Christenen hebbe af te leiden. Men heeft dezelve gevonden in de zoo gewone ver- menging van het Christendom en Heidendom, in de Illdc en IVde eeuw; ia het misbruik der Rede bij het onderzoek over den oorfprong van goed en kwaad; in de veelbelovende wijsheid van manes, welke hij uit zeldzame Handfchriften geput had; jn de gewaande uitftekende wetenfcliap , op welke deze gezindte zich beroemde , in natuurlijke dingen , welke AUGUSTINUS, in zijne jeugd, ook bij haar gezocht had; en waarfchijnlijk ook in de flrenge levenswijze der Mtviicheën. JNlen mag hier bijvoegen dat de (leeds toenemende verdeeldheid onder de Chris- tenen bij velen voor een Leerftelfel genegenheid inboe- zemde , hetwelk vergunde , in den Godsdienst en aan den Bijbel te kibbelen, 'er af tefnijden en bij te voe* o-en , zoo veel en wat men wilde , zonder daarom den iiaam vanChrisien op te geven. Verfcheidene bekwame vernuften , die tot de Mnniche'èn overgingen , hebben hen ook , door mondelijkc voordragt en fchriften , niet weinig op de been geholpen. Nog mag men hier eene gisfing wagen, die door gefcliicdkundige fpooren bevestigd wordt. De leere van den Dut' r(?/, zoo als die onder de Christenen in de eeuw van KONSTANTYN óeu Grooten werd voorgedragen , kon GESCHIEDENIS. 227 iion ligtelijk menigen tot het Mankhéismus verlei- III den. Men lierdenke ficchts de plaatzen , en frellin- ^}-^ gen, welke wij, in een voorig Deel, uit lactan- iiuofdlT. Tius hebben aangevoerd (*), in welken hij het "^ C. G. benedenfte deel des menfchen , zijn ligchaam , als [^^ ^_^| een eigendom des Duivels aanmerkt; gelijk het bo- vende deel, de ziel ^ aan God toebehoort; waar in hij fpreekt van eenen Tegengod^ met wien nacht en middernacht in betrekking (laan; van het kwaade Wezen ^ hetwelk alleen duiflernis en verderf invoert. Van foortgelijke denkbeelden is waarlijk flechts een geringe ftap nodig , tot het gevoelen van een kwaad grondbeginzel of wezen , hetwelk tegen het goede is overgefteld. De vermeerdering der Manicheën ; de verdubbelde Wetten iiver der Keizeren tegen de Ketters ; en het toene- ^^^' -' 03 zers te- mend aanzien der Katholijke Bisfchoppen ten Hove , sen de brachten verfclieldenc wetten tegen hen voort , in ^^T^nj- welke zij , als de fnoodlie en vcribeilijküe van alle ^ ^^^"* Ketteren befchouwd worden, Eene der eerflen van deze wetten was die van den Oudfien valenïinia- ïNfus, van het jaar 372, aan den Stadhouder van Rome^ waar bij alle Godsdieiïflige vergaderingen der Manicheën verboden , de huizen , waar in zij onderwijs gaven , verbeurd verklaard , en hunne Leeriiaren met ftraiïen bedreigd werden (f). Daar op volgden nog (Irengere plakaaten tegen hen, van den Oudllen tiieodosius. In het jaar 3ili ver- klaart (♦) Zie Iir. Deel, Bladz. 425. (t) Vod. Theod. L. XVI. /. 5. de H^er, /. 3. i» 1 218 K E R K E L IJ K E III klaart hij hen voor eerloos , en onbekwaam , om BOEK tenen uiterRen wil te maken, of erfenisfen te aan- Hoofdfl:. vaxirden; zelfs flrektc hij dit uit tot erfenisfen, door na C. G. zulke lieden reeds te vooren nagelaten , want , voegt wt A.-6 ^'y ''^^ ^^J ' ^^^''oewel de Keizerlijke bevolen , (coc/estia >. .. flatiita^ eigenlijk alleen op den volgenden tijd zien, zoo moest toch ook het hardnekkig gedrag der ge- nen in aanmeriving genomen worden , die door de Keizerlijke wetten en vermaningen, (^divina moni- tione^') niet van verbodene bijëcnkomllen hadden kunnen losgcfchcurd worden. Verders verbiedt hij den Mauicheèn alle vergaderingen in grooter eii kleiner flcden, die zij, tot hunne geheime en flechte Godsdienst- oefeningen , (^fcralium myficvwrum [e- pulchra^ plagten te houden. Ook zal het hun niets baaten , alfchoon zij zich met namen van eerlijke gevoelens onderfcheiddcn , of zich onder verfchcide- ne benamingen verbergden , als of zij tot andere ge- zindten behoorden. Van zoodanige namen worden, in deze wet, de volgenden aangehaald: Encratitce, de onthoudcuden , Apotactiten , de zich en hunne goederen verloocheiienden , Hydroparastatx , Waters drinkers^ Saccophori^ Zakkeiidragers ^ waar van de drie eerflen aanhangers van tatianus, of ook an- dere Gnostieken aanduidden; terwijl de vierde, al- hoewel in deze wet als van dezelfde betekenis met de derde gebruikt , heel wel op de ftrcnge levens- wijze past , waar van de Blanicheën hun werk maakten (*). Deze wet werd, in het volgende jaar^ (*) Cq(J. Thcod, de Rsr, l. 7, GESCHIEDENIS. 129 jaar, nog fcherper aangedrongen (*). De Keizer IIÏ ■ondcrfchcidde de eenzaam levenden onder hen, (fo- ^?/;^ iitarü^') van welken dit gebod ook gelden zou,Höofdfh van de veel erger foorten, {^Encratitte., Sacccphorï ^ na C. G. Hyclroparafiatce ,) als welke, zoodra zij eenige bij- ^^j --,5] eenkommen hielden, het zij ten platten lande, of in — bijzondere huizen , terftond aan het leven geftraft moesten worden. Hij belastte tevens den Opper- ftadhouder, ten XVI. Cod. Thcod. t. 7. de /Ipostat. /. 3. (5) Cod. Thcod. de H^r. l. 35- C*; L, c. /. 38. (tt) L' c. /. 40. GESCHIEDENIS. 231 Godsdienst tot algemeen nadeel ftrékken. In eene lil volgende wet (*), van het Jaar 407, bewees ho- ??^*f KORius vele toegeeflijkheid voor lien, die de partij Hoofdft.,; der Manicheèn verlaten wilden. Daartegen beves- na C. G. T33T* *xd'^ tigde hij , in het jaar êp'o , zijne voorgaande wetten {^^ ^-,^* t€gen de Manicheèn^ en gebood bijzonder, dat hunne vergaderingshuizen aan de KathoUjke Kerken zouden toegewezen worden (f). Hier bij kwamen nog in het Oosten de Plakaatcn van den jongeren THEODOsius. Een derzelven bekrachtigde, in het jaar 423 , de algemecne wet tegen de Ketters , met betrekking tot hen (§). — Een ander van hetzelf- de jaar dreigde hen met de beroving van hunne goederen (**). — In het jaar 425 gebood deze Kei- zer, dat zij uit /iow^ zouden verdreven worden (ff). Dit llrekte hij, nog in hetzelfde jaar , uit tot andere fteden (§§), eindelijk vatte hij, in eene lange wet, van het jaar 42^5 , alles bijeen , wat tot hier toe te- gen de Ketters beraamd was, met eenige bijvoegze- len (♦**). Tot deze flrcnge wetten, fchijnt de ijver en haat Hevige der KathoUjke Lccrüaren liet meeste te hebben toe- 1'f ^',^^f. V^ , . . . Ivatholij* gebracht. Deze dnlc gmg zoo ver, dat deze Leer- ke Leer- aars (*) L. c. l. 41. (f)Z. r. /. 43. (§) Z. 59. CW. Thfod. de ILeret. (**) Cod. Thcod. L. XVr. rit. 10. de Pagan. Sacrif, €t Templh l. 24. (jf ) Leg. 61. C. Th. de Her. (§§) L. 64. /. c. (*•*) L. 65. en Cod. Iiipit. de ILeret. l. C^s. Vcrpelijk Deel IV. B/adz. 241. 2«i K E R K E L IJ K E III aars niet alleen in hunne predikaticn maar zelfs in- r.oF.K i^^jf^ onderwijs van leerlingen van den Godsdienst, Hoofdrt. verbittering tegen de Ketters, maar inzonderheid te- naCG. gen de B'Iauiche'én , zochten te verwcklien. Dus Joj'"^?^' beftaat de grootfte helft der zesde Catechefts , of ^ onderwijzing, van cyrillus, Bisfchop van Jeru^ anreii te- /j^^^^^ ^^^^^j. ^^.^^^ tusfchcn de jaarcu 347 en 350 ge- gen hen. J ^ ^ ,. . ril liouden voor Doopelingen , 111 eene waarlchu wende luTch rijving van Ketterijen, maar met gcene houdt hij zich langer op, dan met de ]Mankhe'én\ „Gij „ moet wel," zegt hij (*), „ alle Ketters haa- 5, ten; maar boven allen den genen, die van oju 5, zinnigheid, (M«v<«,) den naam heeft; — - we-» „ gens zijne godloozc lecre moet gij hem haaten, „ als een ftichter van boosheid, eene zamelplaats 5, van onreinheid, die het fchuini van alle Ketterij 5, aanneemt, en uit alle fnocdheden eene Ketterij heeft faamgcftcld." Vervolgends verhaalt hij zeer t)ran:andig, maar niet geheel getrouw, de Gefchie- denis van manes , en de zeden en gebruiken van zl'ine gezindte, waar onder eene zoo natuurlijk ver- foeilijke, dat de Lecraar die (f) niet duidlijk wil verklaren; maar evenwel kenlijk genoeg befchrijft. BEAusoBRE (§) hccft lict vrij waarfchijnlijk ge- maakt, dat dit verhaal onwaarfchijnlijk is; niettc- gen- ( * ) Catech. VI. od (pwlt^o/^ivisc , /ai Competentei pag. 91. cd. TKuM. MILLES 0x011. I708. fol. ( t ) i^^h- ' o°* (5) lUstoire de Manichée ei du Manichehme Tom, II. pas. 748. GESCHIEDENIS. 233 genflaande ook augustinüs een dergelijk bericht III aanhaalt (*). Y^j Doch menigvuldig werd ook het Manicheifche HoofJil. Leerftelfel, ten dezen tijde, in Schriften aangetast. ^^ C-^* DiDYMUS 5 de beroemde Leeraar te Alexandri'è , {^^ ^^-''(^^ fchreef , omftreeks het jaar 380 , een Boek tegen --' hen , waar van nog een aanmerkÜjk ftuk is overge- j^Ven^de^ bleven ( * ). Met hetzelve komt een klein oplkl iMr.ni- van GREGORius, Bisfchop van Nysfa^ overeen , '^'^^^"^''^° hetwelk tien jluitredemn tegen de Manicheén be- grego- vat (V)^ en is misfchien uit die bron voortgevloeid. Riusvan Maar boven allen heeft zich augustinüs zeer •'■''* T^ , , .. , TT. VnnAu- ijverig tegen de mamcheen gekweten. Hij was gujximus zelf, in zijne vroegere Jeugd , een aanhanger van deze gezindte geweest, hoewel alleen een Toehoorer^ en niet van de volmaakte foort der Uitverkozeneu : en men zal, in zijne Levcnsbefchrijving , zien, dat het deze gezindte niet geheel aan begoochelende be- koringen voor jonge denkende vernuften ontbroken heeft. Hij kende ze ook, grootendeels, zeer goed; maar, zoo als het altijd met die genen gegaan is, die, na een Godsdienflig Genootfchap verlaten te hebben, de pen daar tegen opvattende, doorgaands dezelve met bitterheid voerden , heeft hij ook niet zelden de zijne in gal gedoopt. Hij hield gefprekken met aan- zienlijke Leeriiaren i\c\- Manicheén ; hij beftreed hunne voor* (♦) /)d? ILcres. Cap. 4Ö. ( t ) in i-n. couBiii isn Auctnr. tiovlsf. Biblioth. P.ifr. V. II. p. ai. et in can'isu T'ic$.I\Ioi)um. f-'ol. I. />. 2:4. (5) O/'/.. Tum. III. pnp:. 180. V s «3^ K E R K E L rj K E III voomaamfle Schrijvers in bijzondere werken ; hij zocht- ??':'^ hun , op allerhande wijzen , afbreuk te doen ; veifchci- Hoofdft. f'cne Keizerlijke wetten waren van zijnen invloed na C. (;. nflcomftig; en de bc£ri-ippen, welke de nakomeling- itot Iji'. ^'-'^'^P ^^" ^^" gemaakt heeft, berusten hoofdzaak- lijk op zijne fchriften en berichten. Omtrent drie jaaren , nadat hij tot de Kntholijks Kerk terug gekeerd was, in het jaar 3R7, begon hij, te Rome^ zijne Twistfchriften tegen de Mauichein op te ftcUen. Onder dezen Hoemt hij zelf, in zijne herziening van zijne Schriften (*), zijne beide Boe- ken: van de zeden der KaihoUjke Kerk ^ en van de zeden der Mnnkhehi ( f ). l\\ het eerde Boek befchrijft hij de Zcdcnlccre der Rechtzinnige Kerk en dcrzelver gelukkige beoefening. Dit laatfte bevestigt hij door een tafereel van het leven der Kluizenaars, Kloosterlingen, vele treffe- lijke mannen van den Geestlijken ftand, en andere Godvruchtige Christenen. Hij erkent, dat 'er Bij' gelovigen en Ondeugenden genoeg zijn in de iT/z- thoVijke Kerk; maar vindt het hoogst onbillijk, dat ^cManichecrs haar daannede een verwijt doen, daar zij, bij hun gering getal, evenwel zoo weinige waarnemers hunner wetten hadden. In het andere van deze Boeken , over de zeden der Maniche'én, klimt augustinus op tot hunne grondftellingen van den oorfprong en de natuur van het kwaad. Vervolgends toetst hij hunne ftrengere Ze- (♦) Rctrnclat. L. I. C. 7. pag. 6. Tom. I. Opp, cd, Antverp. ijoo. ful. (f) L. c, p. 51 1. GESCHIEDENIS. '^■,5 Zedenleere , welke zij onder drie zegelen , des monds , Ifl der handen , en des fchoots , begrepen. Tot het ^^^^, eerfte rekenden zij alle aandoeningen van het hoofd, Hoofdff. of alic pligten en ondeugden , betreklijk tot deszelfs "^ C. G. zintuigen; tot het tweede alle handelingen; en tot \^^ ^_^] het derde alle begeerten der vvelkist : Volgends de- ■■ ze verdecling, bevatte het eerfle zegel de volgende voorfchriftcn in zich : alle lastering , (gevolglijk: ook, zoo als zij het Verklaarden, de Christelijlve Leere van God, van de Schepping en Verlosfing enz. ) te vermijden ; zich van vleesch , visch , eije- ren en melk, ook van wijn te onthouden; alhoewel hun dranken , uit druiven bereid , geoorloofd wa- ren; en behalven de overige ftrengheid, ten aan/ien Van vocdzcl en gemak, bijzonder menigvuldig vas- ten , waar te nemen. Het zegel der hand bevatte de Manicheifche fteilingen , dat men geene dieren ombrengen , geene boomen ombouwen , vruchten van dezelve plukken, of uit de aarde fclieuren mogt; maar kleine diertjens, welke het mensciilijk lijf lastig vallen , te dooden , was geoorloofd. Ein" dclijk waren, uit kracht van het zegel des fchoots^ de bijflaap en het huwlijk geheel verboden. Dat echter augustinl's hun hier niet alle recht heeft laten wedervaaren, heeft mosheim (*) reeds bewe- zen. Want hij laat de gewigtigfk' pligten weg, welke deze gezindte , onder het zegel der hand , vcr- Tlond, om hen, door het mekicn van de min be- langrijke, des te verüchtlijkcr te maken. Verlooche- ning (*) Cmvievt. (Ie Reh. Cltrisr. anc CotiPaiU.'^l.p.^^^i. 23<5 K E R K E L IJ K E III njng vaü alle natuurlijke genegenheid voor oudert' BOKK gp bloedverwanten, voJkomene armoede, ledigheid ïïoofdfl. zonder den geringflen arbeid, maar met befpicgelin- na C. (;. gen onledig, waren eenigen van die merkwaardige tot f-^' voorfchrifcen; zoo als men zelfs uit andere Boeken van AUGUSTiNus , inzonderheid uit zijn werk tegen FAUSTus , ziet. Het verbod van den Landbouw hing daar natuurlijk mede famcn ; maar minder een ander, v>..lgends hetwelk de Manicheïrs aan armen buiten l,unne Gemeente geen brood noch andere giften mogten mededeclen ; hoewel dit door eenige bepalingen weder verzacht werd. Ook mag het bij deze fchcts der (trengere Zcdenleere der Maniche'érs niet voorbijgegaan worden , dat dezelve eigenlijk voor de Uitrerkozenen onder hen, maar niet voor de Tochoorers , bcflemd was. augustinus , die reeds daar in zoo veel te berispen vond , werpt hun nog bijzonder , tegen het einde des Boeks , tegen , dat hij zelfs bij hunne Uitverkozenen vele buitenfporigheden had ontmoet, waar van hij ook voorbeelden aanhaalt. Kort daar na fchreef hij zijn werk over den vrijen w/V, {de libero arbitrio^ (♦). Dit werk is grootcndeels een Gefprek tusfchen augustinus en EVODius. Het ecrfte Boek van hetzelve voltooide hij te Rome, maar de beide anderen eerst in het jaar 395 , in Afrika. Zijn oogmerk was , gelijk hij zelf op cene andere plaats fchrijft (f), daar in den oorfprong van het kwaad zoodanig te ondeiT zoe- (*) Pag- 421. Ct) Retractat. L. I. C. $>. GESCHIEDENIS." ±:,7 Eoeken , dat hij , het gene hij hieromtrent aan het III Codlijk woord geloofde , ook door redenbefluiten ^^^J:'^ berispelijk trachtte te maken. Hij bewees tegen de Hoofdft, Maniche'érs ^ dat het kwaad alszins van den vrijen na C. G, wil af komftig was ; maar niet van een onverander- {^^ ^-,^[ Jijk en Gode gelijk eeuwig kwaad wezen. In dit — ■ — - vveric bragt august]nus tevens veel, hetwelk bij de volgende Pelagiaanfche gefchillen vrij gewigtig was. In de daad, oordeelde hij het ook in zijne laatfte jaarcn nodig te zijn (*), zich tegen het gevoelen te vcrfchoonen , als of hij , in dit Boek , Pela- g'iaansch^ van den vrijen wil gefchreven had, ter- wijl hij zich in hetzelve veel meer tegen de dwalin- gen van deze toen nog niet beftaande gezindte na- druklijk verzet had. In /Afrika ftelde hij, om het jaar 389, een ander werk tegen de Manichetii op (f). In hetzelve verdedigt hij bijzonder het Oude Testament tegen (de aanvallen der Maniche'èn , maar verklaarde des- zelfs Gefchiedenisfen dikwerf door AUegori'èn^ om hen te beter te wederleggen. Naderhand echter be- leed hij (§) , dat hij zich hier bij te zeer overhaast , en, omdat hij niet terdond den woordlijken zin overal had kunnen ontdekken, dit voor moeilijk on bijkans onmogelijk gehouden had, waarom hij en- kel (*) Rctractat. Libr. I. Cap. p. (f) Z)^ Qeneft contra I\I(ii.icf:,eos. Lilri duo Opp. Tom. I. pag. 6f-j^. (5) De Ciiiefi ad Litteram, Libr. VIII. C^p. 2. Tm. ill. Opp.pag. 171. 238 K E II K E L IJ K E III kcl de figuurlijke betclvcnisfen zoo kort en diiidlljk ?^^'5 had opgcgevcu , als zulks voor den Lezer aange- Hoofdft. n^'^'" icheca te zijn. Hij had 'er mogen bijvoegen, na C. G. dat hij daar door zijn hoofddoel des te meer gemist tot iré- ^^^^ *» ^^^°*^ ^^^ tegenwerpingen der Manicbe'èn ei- — genlijk niet de Alkgorifche verklaringen bctrofTen , hoedanigcn men zonder getal kan uitdenken. Eene plaats van dit werk , waar in hij gefchreven had (*) : Alle menfchen houden zich^ indien zJj wilden^ van de liefde tot zichtbare dingen, tot vervulling der Godlijkc geboden keeren , verbeterde hij naderhand ook , opdat de Pelagianen ze niet tegen hem ge- bruiken mogtcn, door het bijvoegzel: Nadat hun wil van den Heer e voorbereid^ en met het gefchenk der liefde verrijkt is gen'orden Cf)» Een ander zijner Boeken, van den waaren Gods- dienst (§), hetwelk hij, omtrent het jaar 390, uit- gaf, bewijst uitvoerig, dat men éénen waaren, en te gelijk drieddnen God moet vereeren , en hoe groot de barmhartigheid van God is, naar welke aan de menfchen de Christelijke Godsdienst, als een voorfchrift van deze verëering, gefchonken is. Maar inzonderheid is dit Boek gericht tegen de tn-ee na~ tuuren der Manicbeën , dat is, tegen hunne gevoe- lens van den oorfprong en natuur van het kwaad. Onder andere wijdlopige uitweidingen, ook van den oorfprong der zonde handelende, zegt hij: Zij is zoo geheel vrijwillige dat zij, zonder deze eigen- fchapy (*) L. I. C. 3. Cf) Rctractat. L. I. C 10. (5 ) Tom. I. Oi>p. pas. 557- h- GESCHIEDENIS. 239 fchap ^ geheel geene zonde zou kunnen heeten. De- m ze ftclling kwam hem , in laater leeftijd , dubbelzin- "°JJ^ nig voor. Hij voegde 'er daarom bij (*) : Men moet Hoofdff. zich de zonde denken , in zoo ver zij alleen zonde na C. G. Toot* '^ ^"ï is ; niet in zoo ver zij ook ftrafFe der zonde is ; al- 1^^ ^.S hoewel zelfs die zonden , welke niet vrijwillig ge- ■ 1 ■ . iioemd worden, omdat zij in onwetendheid of ge- dwongen begaan worden , niet geheel zonder wil begaan konden worden; want wie, onwetend, zon- digt , doet zulks toch met zijnen wil , omdat hij het voor geene zonde houdt; en wie, van het vleesch overweldigd, zondigt , bewilligt toch daar in. Men kan zelfs ook de Erfzonde in de Kinde^ ren, meent hij, als zij nog geenen vrij'én wil heb' hen, niet onvoegzaam vrijrvUlig noemen^ dewijl zij hun door den eerften kwaadcn wil des menfchen op den hals gehaald, en als het ware, erflijk gewor- den is. Doch, naardien de Maniche'ên ook daar over ge- woon waren , met de Katholijken te fpotten , dat zij den menfchen altijd enkel bevolen te geloovcn, en hen geenszins door gronden van waarheid zoch- ten te overtuigen : zoo fchrcef augustinus aan zij- nen vriend iionoratus, die zich ook van deze Dwaalleeraaren had laten verleiden, omtrent het Jaar 591, toen hij ]iog niet lang Ouderling, {Prcsbij- ter,) te Uij^po geweest was, een Boek over de mmigheid van geloovcn (f). Hier in ondcrfcheidc hij (*) Retractnt. Lihr. I. Cap. 13. (t) Liber de Uiilitate crcdsndi T. Vlll. Opp. p. 31. i;o K E R K E L JJ K E Ili hij eerst den Ketter van den genen , die ^.7// cfg nr ""^^^ *^^" Manichelfchen Ouderling, FORTUNAtus , hield, die 'er aldaar velen tot zijne partij had overgehaald, werd opgefchreven , fchoon het ' zoo belangrtjlc niet is , nis men verwachten zou (t). De twist was over den oorfprong van het kwaad , hetwelk augustinus in den vrijen wil ; maar zijn tegenfirever in eene met God even eeu- wige natuur van het kwaad flelde. fortunatus drong 'er op aan, dat het kwaad niet van God kon komen , beriep zich op Schriftuiirplaatzen , in plaats dat de aanwezenden elschtcn, dat hij redenen zou biibrcngcn , omdat hij niet alles aannam, wat in de • Schrift gevonden werd; hij antwoordde flecht op de tegenwerping van augustinus , hoe aan deii mensch het kwaad kon toegerekend worden, indien hij daar niet vrijwillig toe gekomen was? en bekende einde- lijk, dat hij niets meer tegen de Leere der Katho- lijken te zeggen had. Hij beloofde, dat hij 'er met de (*) Rctractat. Hbr. I. Cap. 15. (I ) Acta feu Disputatio contra Fortunatmn Maniclt. l. f. pag. 63. G E S C II I E D E .\M S. 2431 de Leeraars van zijne gezindte over zou fprekeii, IIÏ en , als zij benï niet overtuigden , tot een nieuw !^°^^ Gefprek komen vvilde; maar liij vertrok van Hippo ^ Hoordü, zonder weder te verfchijncn. Dit verhaalt augus- "» C. G. T?r.r 363» TiNus (♦), en dan moet men nog buitendien on- ^^^^ . ^^ derflellen , dat dit Gefprek getrouvvlijk opgefchre- ven is. Twee jaaren daar na vielen augustinus Twist- fchriften in handen , welke adimantus , één der A^oornaamfte Leerlingen van manes , die - zijne par- tij, in het Oosten, gelukkig voortplantte, en wien de beroemde Manicheër faustus , naast hun- nen Stichter, vereerd wilde hebben (f), opgefleld had, om te bewijzen, dat 'er menigvuldige tegen- ftrijdigheden plaats hebben, tusfchen het Oude en Nieuwe Testament, augustinus ftelde hem een bijzonder Boek tegen ( § ) , 'waar in hij zijne woorden aanhaalt , en zijne tegenwerpingen beant- woordt. Na de wederlegging van den Leerling, ging au- gustinus los op den Leermeestei-.- Hij fchreef , in het jaar 397, een Verhandeling tegen den Brief van MANES, over den grond des Geloofs (**). Doch het gewigtigfte der menigvuldige werken ^ Met werk met welke augustinus de Maniche'èn beltreed , ^'•'" ''^^" GLSTI.NÜS zul- (*) llctractat. Libr. I. C^p. 15. (I) AUGUST, contra faust. Libr. I. Cap, 2. (5) Contra Adimanttm T. Vlll. Opp. p. 81. (**) Liber contra Epistolam Mauichei ^ quan vocntit Fundaiiieuti Tom. Vlll. Opp. pag. 109. fq. ga 544 K E R K E L IJ K B III zullen wel zHyxo-drieènderiig^ (gedceltlijk zeer korfc j) BOEK Rocken zijn, die iiij, op verlangen van ccnige A'rt- Hoofdft. tlioUjken^ omtrent het jaar 400, voltooide (*). na C. G. FAUSTUS , die onder de Lecrüaren en Schrijvers Jaar 363. ^^^ Maniche'én in dezen tijd zoo zeer uitmunt , was — — uit Milevis ^ in NumicU'è, gcbooitig, en werd Bis» legen fdiop bij zijne gezindte, augustinus bevond zich den Ma- toen onder dezelve: en nadien anderen hem zijne nicheër. vragen en tegenwerpingen niet konden beantwoor- ten" an" ^^" ' vertroostten zij hem des te meer met fau- FAusTüs. sïus, als iemand, die in ftaat was, om ook het zwaarilc op . tf2 losfen. Na omtrent IX jaaren ge- wacht te, hebben, kwam faustus eindelijk, au- GüSTiNUS vond in hem, zoo als hij, fchrijft (t)> eenen zeer aaiigenamen fpreker, die ook van het geen de overige Maniche'én zeiden, veel lieftaliger wist te praten. Dan, hoe zeer hem ook deszelfs befpraakthcid beviel; echter mogt hij hem toch niet met vragen lastig vallen; te gelijk befpeurde liij fchielljk, dat faustus, behalvcn fpraakwctenfchap , en de bekwaamheid, om zicii goed uit te drukken, door het lezen van cicero , seneca , en der Dichters verkregen , geenc eigenlijke geleerdheid be- zat. Ondertusfchen had toch deze M^nicheifche Leeraar, juist door de gemelde begaafdiicid , door een natuurlijk goed verftand, en een bevallig inne- mend gedrag, zich vervvonderaars en aanhangers genoeg verlo-egeu; zoodat augustinus hem daarom een (*) Tom. VI ir. Opp. pas, 131. //. (t; Coufesf. L. V, C. 6. T. l, Opp* p, 80. GESCHIEDENIS. 245 effi vnlftrik des Duivels noemt (*). faustus beroemde III zich ook, iii cene plaats, door zijnen Tegenfchrij- ^f^-^ ver bewaard ( f ) , dat hij , volgends het voorfchrift Hoofdft. van het Euangelie 5 Vader, Moeder, Vrouw, Kin- na C. G. deren, en al het andere verlaten, het geld verwor- ^^^ ^^^J pen , en eene fli-enge levenswijze geleid had , dat hij niet voor den volgenden dag zorgde , en veel , om der gerechtigheid wil, lijden moest, augustinus geeft hem dit alles wel niet toe; hij venvijt hem veeleer een gemaklijk en wellustig leven, hetwelk ïian alle Toehoorers van zijne gezindte, bijzonder te Rome, bekend zal zijn (§). Evenwel verhaalt hij tcrftond daar op zelf (**), dat faustus ten min- flen eene kleine vervolging heeft iiitgefiaan. De Ka- thoVijken trokken hem en ecnige andere Maniche'én voor het Gericht van den Stadhouder; maar brach- ten het door hunne voorbede zoo ver, dat zij maar ligt gcfiraft, en op een Eiland gebannen werden; waar uit zij ook fchielijk terug werden geroepen. Dit, zegt AUGUSTINUS, kan men kwalijk als eene flraiïe aanmerken, nadcmaal de Dienstknechten van God dit daagüjks vrijwillig doen, dat zij zich, bui- ten het gedruis der menigte, in eenzaamheid afzon- deren. Men ziet uit deze jilaatzcn, hoe moeilijk het voor AUGUSTINUS was , zijne partij volkomen recht te ( ♦ ) Coufnf. Libr. V. Cap. 3. Lihv. XVI. //; Faufï, Cip. 16. Libr. XXI. Cnp. 10. (t ) Libr. V. in faust. Cip. I. fi. (§) L. l. Cnp. 5, 6. (**■) Cap. &. Q 3 ft^5 K E R K E L IJ K E ni te doen. Dan, het geen hij ons te verflaan geeft, ^°''1 dat FAUSTus enkel een praater was, gelooft men Hoofdft. "i'^t ^00 gemaklijk , wanneer men leest , het geen na C. G. hij zelf uit zijn Boek ons bewaard heeft. Dit Boek» tot 1~6. ^'^ hetwelk de Manicheifche Leeriiar, volgends de >■ befchrijving van augustinus (*) , de Wet en Profeeten, en hunnen God, ook de Mensclnvor- ding van christus , lasterde , maar van de Schrif- ten des Nieuwen Testaments beweerde, dat zij ver- valscht zijn geworden , is iii het gemelde werk van AUGUSTINUS ten grootflen deele ingevoegd. Onder de merkwaardige plaatzen verdient de volgende uit het XXde Boek aangetekend te worden. Men wierp den Manicheën tegen, dat zij de Zon aanbaden, en dus in de daad Heidenen , en flechts eene van de Heidenen afgefcheurde partij, {fchisma^ ) waren, „Niets minder;" antwoordde faustus: „Wij verëe- ren den rader, den Almagtigen God, christus, zijnen Zoon, en den Heiligen Geest, ééne en de- zelfde Godheid, onder eene drievoudige benaming. Maar van den Vader gelooven wij, dat hij het hoogfte liclit bewoont, hetwelk paulus ontoegang- lijk noemt; van den Zoon, dat hij zich in het tweede en zichtbare licht bevindt, en, naardien hij, volgends het inzicht des Apostels , die christus de kracht Gods en de Wijsheid Gods noemt, dub- bel is , dat zijne kracht in de Zon , maar zijne Wijsheid in de ]\hian woont; eindelijk belijden wij, dat van den Heiligen Geest , die de derde Majefteit is, (*) Retractat. Libr. II. Cap. 7. GESCHIEDEN! S. 247 is , de omvang , zetel- en verblijfplaats de gehele III Jucht is, uit wiens krachten en gccstuitgieting ook \^^^ de ontvangende aarde den lijden smagtigen jesus ge- Hoofdft. baard heeft, die het leven eïi heil des menfchen, "^- C'. G. aan eik hout hangende , is. Daarom voeden wij je- [^^ ^-5* gens alle fchepzelen , en gijlieden , op dergelijke wij ze , jegens Brood en Kelk , eenen gemoedlijken eer- bied ; alhoewel gijlieden derzelver oorzaak hevig haat. — Van de Heidenen zijn wij zoo zeer onder- fcheiden, dat wij, in plaats van met hen goed en kwaad, eeuwig en vcrganglijk, van één grondwe- zen af te leiden , veel meer God als de grond - oor- zaak van alle goed , en de Hy/e van alle kwaad, bclchomvcn. Ook verëeren de Heidenen God door Altaarcn, Tempelen, Beelden, OfFeriinden en reuk- werk; maar ik houde mij zelvcn, indien ik zulks anders waardig ben, voor eenen redelijken Tempel van God. Ik neem christus, ^iijnen Zoon, als het levende Beeld der levende Majefteit, aan; op zijnen Altaar ofFcr ik een gemoed, hetwelk door goede Kunflen en Wetenfciiappen onderwezen is, en ik (lel de eerbewijzen jegens God en de Ofleran- den enkel in zuivere Gebeden. Ik vereer dus ook CHRISTUS anders dan gijlieden. Gijlieden maakt flechts eene van de Heidenen afgefcheurde gezindte uit; de Leerc van eenen Hoogden God hebt gij van hen losgefchcurd , zoodat gij alles van God af- leidt; hunne OlTermaalen hebt gij in Licriemaalen, en hunne Afgoden in Martelaaren , verruild, welke gij, met gelijke geloften, vereert; de fchimmcn der overledenen verzacht gij niet Wijn en Spijzen; do Q 4 vier- «48 K E R K E L rj K E III vierdagen der Heidenen, bij voorbeeld. Nieuwjaar VI H ^" Zonnclicring viert gij met hen ; in het leven hebt Hoofdfl. gij ten minden niets veranderd. Ook uwe Voorza- na C. G. ten , de Jooderi , hebben zich wel insgelijks van de tot 4-6' l^eidencii afgezonderd; maar niets dan het lijstwerk — — — hebben zij laten vaaren; Tempel, Ofieranden, Al- taarcn. Priesterdom , en den geheelen Godsdienst, hebben zij met dezelfde gebruiken , Ja veel bijgeloo- viger dan de Heidenen, uitgeoefend. Maar in het gevoelen van eenen hoogften God zijn zij van de Heidenen geheel niet onderfcheiden." In het XXIfte Boe^ verdedigt faustus zijne par- tij tegen de befchuldiging, dat zij t^-ee Goden ge- loofden. AVij belijden wel, zegt hij, twee Grond* :fezem ; maar het ééne noemen wij God, het andere JJyIe, of in de gewone bewoording, Dcernon. Wilt gij nu daar twee Goden van niaaken : dan kunt gij even goed , wanneer de Geneesheer van ziekte en gezondheid fpreekt , daar van twee gezondheden, van goed en -kwaad, twcederlei goed, maaken. Zoo min het hetzelfde is, wanneer men van vergift en tegengift hoort, beide tegengift te noemen; nog veel ongerijmder is het. God en Hy/e daarom voor twee Goden te houden, omdat ieder van beiden iet werkt. Gij maakt mij door de naamen gehaat, om- dat gij mij op de zaak niet antwoorden kunt. Ik erken wel, dat ook wij fomtijds de tegenflrijdige natuur God noemen; doch, niet naar ons Geloof, maar naar de door hunne verecrers, die hen on- voorzichtig voor God aanzien, bij overhaasting aan^ genomene namen. Doch ook de Apostel zegt, d«t de G E S C II I E D E NM S. 249 de God dezer Wereld de zinnen der Ongeloovigen II ï verblind heeft; en zelfs dit bijvoegzel leert, dat hij ^j'jj 'er gecnen waaren God door verllaat. — Hoofdft. Met eenen anderen Leeraar van deze gezindte, "^ C- p* . , . laar 363. FELix , hield AUGUSTiNüS , in net jaar 404 , een ^^^ ^^^^ openlijk Gefprek , in de Keric , en voor de Gemeente te Hippo ^ waar van het vvoordlijk opflel onder zijne Boeken is ingevoegd (*). felix , die volgends possiDius Cf), één van f\t Uitverkozenen derikT^- nicheen was , ku'am in de gemelde ftad , om zijne gevoelens te verbreiden, zoo als augustinus ver- haalt (S), van wien hij een wel weinig geleerd, maar des te listiger man genoemd wordt. Evenwel was de uitkomst van dit Gefprek , dat felix tot de KathoJijke Kerk overging. Men had hem zijne Schriften ontnomen; waar op liij aan den Bevelheb- ber der flad een opdel overleverde , waar in hij zich gewillig verklaarde, zich te laten verbranden, in- dien men in zijne Schriften iet kwaads vinden zon ; ook toonde hij zich gereed , om de waarheid van het geen manes gcfchreven had , te verdedigen. AUGUSTINUS begon dan met hem over den Brief van MANES, over den grond des Geloofs , te twis- ten , en bewees , dat de Heilige Geest , door den Verlr«ft;r beloofd, den Apostelen daadlijk was me- degedeeld, maar niet eerst met manes gekomen is. Ook (*) De Jcn's cuir. Fclicc Manickvo Libri Duo Tom. VIII. Opp. png. 333. (f ) /)i!" Fita /lit trust int Ctip. 16. (§) Ketractat, Lihr. II. CV;/>. ». « Q5 250 K E R K E L n K E III Ook wederlcgde hij de tegenwerpingen van felix, ?^^'i'f dat evenwel geen Apostel geleerd had, wat manes Hoüfdll. leerde, en dat zelfs ccn van hen zijn kennen ftuk- na C. G. -n^erk genoemd had. \"crvoleends kwamen de beide ló't 4-0. pi^ifij^n tot het geen daar op in gemelden Brief ■ volp-de, van het Rijk (les Lichts en dat der Duil'i.er- nis. Als nu augustinus, zoo als te voren tegen FORTUNATUS , het bcwijs voortbracht, dat God, die voor geen verderf vatbaar is , ook van het volk der Duiïternis geen Tindccl kan worden aangedaan , en dat dus de gevolgen van dit gewaande nadeel wegvielen, moest felix, om te kunnen antwoor- den , een uitflel van drie dagen verzoeken. Men üond hem dit toe, onder voorwaarde, dat hij zich voor overwonnen zou erkennen, indien hij zich intnsfchen wegpakte; maar hij verkoos cenen Christen, bij m'en hij zoo lang blijven wilde. Na vijf dagen ver- fclicen hij weder in de Kerk, om liet Gefprek te vervolgen, en ontfchuldigdc zich vooreerst, dat hij ook thans niet antwoorden kon, dewijl men hem zijne Boeken niet had wedergegeven. Nademaal echter de Brief van manes, dien men in het cerfle Gefprek onder handen genomen had, als de hoofd- fum zijner leeringen kon worden aangezien ; werd de twist weder op nieuw aangedrongen, felix antwoordde op de voorgemelde tegenwerping, dat de Itcr van een goed en kwaad grondwezen, duid- lijk genoeg, in de gclijkcnisfcn van christus, van den goeden en kwaaden boom, van het goede zaad en het onkruid , de Schaapen en Bokken , ook in de Brieven van paulus, vervat was. Gijlieden ver- ilaat GESCHIEDENIS. c-. 9. ar;! K E R K E L rj K E III veel goeds zij in de Natuur van het kwaad (lellen;" BOEK eindelijk, welke Natuiiren zij verkeerd uitgedacht Iloüfdft. hebben. — m C. G. Kort daar op , kreeg augustin'US nieuwe aanlei- tot 4-0,' ^^'"o ' ^"^ ^y"*^ P^" tc'^Qii hen te fcherpcn. secun- ' DTXLTS , één van de zoogcnoemde Toehoorers der JManiche'én ^ naar het fchijnt, te Rome, fchreefhem, dat hij zijne Schriften tegen deze partij gelezen , en daar in wel den grootflen Redenaar, Ja bijna eenen God der gezamenlijke Wclfprckcndlicid , maar lïer- gons ccnen Christen, aangetroffen had; eenen man, die wel tegen alles gewapend was, maar die zelfs niets ftelligs voortbracht; die minder in wetenfchap, dan in woorden geoefend was. Mij verwijt liem, dat hij de Manicheai uit vrees verlaten had, en uit roem en eerzucht bij de Katholijkcn bleef; dat hij toch nooit een echt Mcuiicheer geweest was, noch de verborgenheden van dit Leerftelfel had leeren kennen, dewijl hij, onder den naam van imani- c HEUS, tegen hannibal en mithridates flreed. Deze man fchijnt, over het geheel, de gave niet be- zeten te hebben , om zijn gevoelen duidlijk voor te ftellen, blijkens den gedwongcnen en verwarden dijt van zijnen Brief, die onder de Schriften van augus- TiNus ftaat (*). Met dezen man kon augusti- K(-s, zonder vele moeite, te recht komen; evenwel Itolt hij zelf zijn werk, tegen denzclven gericht (f), bo* (*) Tom. VIII. Opp. pag. 369. (I) Contra Sccundinum Manicheum Libcr unia t. c. GESCHIEDENIS. 253 boven alles, wat hij tegen de Blanicheën gèfchrereft Lil heeft (*). ^^°jf^ In zoo vele gefchriftcn beflreed augustinus de Hoofdft. Mamcheën. doch bovendien heeft hij in zijne andere "^ C. G, fchnften kenmerken genoeg van zijnen ijver tegen jj^). ^_^* hen nagelaten. Zijne Verhaiukling van den Chris — telljken firijcl ( f ) , wekt de Christenen op , om met den Uuivei en met hunne begeerlijkheden te ftrijden, en die, door het waar Geloof, aan God te onderwerpen; waarom hij hen voor vele Kette- rijen , en alleruitvoerigst voor de Manichee'n , waar- fchuwt. — Even dus lecit hij wel in een ander gc- fchrift (§), in het gemeen, de Christelijke onthou- ding van lusten; maar wederlegt ook bijzonder de Maniche'én, omdat zij de fchuld hunner zonden op de in hen te vinden natuur van het kwaad iel i ui- ven. In een werk , tegen de Pelagianen gericht , geeft hij ook acht op de Maniche'én (♦*). — Zijne Belijdenisfen van zich zehen leitien hem insgelijks dikwijls genoeg tot nadeeligc voortellingen van die partij (ft). Üok zou deze lijst nog door andere plaatzcn uit zijne Schriften, bijzonder uit zijne Pre- dikatiën en Brieven, vergroot kunnen worden. 'Er zijn zelfs opltellen tegen de Manicheën , onder zijne werken, welke hem valschlijk zijn toegcfc hieven , bij (♦) Retractat. Lihr. II. Cap, 10. (t) i)c /Jgonc Christiano T. VI. Opp. p. lyj. ( 5 ) De continentia pat;. 217. /. c. (**) Opcris imperfccii contra jftiliiiii. L. Ill.r.X./-. .' 1)3. i\\} L'üiiJ'ajiüu L. 111. r. \. Opp. /). Ó5. 254 K E R K E L IJ K E III bij voorbeeld , een gefchrift van het Geloof ( * ) , nl- BOEK ]ioc\vel TiLLEMONT (f) bijkans geneigd is, om hen Hoofdft. ^^^ ^^^ ^^ eigenen, en ccn Vermaningsfchrift over na C. G. het gedrag jegens die Manicheën ^ die zich hekeeren, •rot A.76' AüGüSTiNüS Was met zijne verrichtingen en "^ — - — fchriften omtrent de Maniche'én voor zich zelven Beoorde- Qfigeiiiecn wel voldaan; hij beroemde zich, hunne i^ezcpo- bedrieglijke gronden met alle duidelijkheid omver ge- gingen worpeii: te hébben (§). In de daad ook bayle (♦*) rusTi-' geloofde, dat het ccn gélak geweest was, dat au- KUS. De GusTiNus, die alle kunstgrepeh van het twistredc- Msniciie- jjgj^. j,qq y^^i vcrftond, het Maniche'ismus verlaten cii niet , .. , . n iiit"-e- had, dewijl hij anders m jftaat zou geweest zijn, roeid. q^ >er de grofllc dwalingen van af te zonderen , en uit deszelfs overige gevoelens een Lecrflelfel op te richten, lietweik, onder zijne handen, de Rechtzin- ni"'heid in veHegenhcid gebracht zou hebben. Hoe het zij,' het zal ons, uit het vervolg dezer Gcfchie- denis, blijken, A7\.x. \\(^ Mnnicheismtts door augus- TiNUS, niet geheel vernietigd is; het bleef niet al- leen lange jaaren na hem voortduuren, maar plantte zich veel meer, tot in de Xllde eeuw toe, onder nieuwe namen, wijd en zijd voort. Cerdiie- Hier komt ons ondertusfchen nog een tak van denis tier ^^^-y uitgebreiden Stam van het Maniche'ismus voor te (♦) Append. Tom. VIII. Opp. püg. 25. //• (t)iJ/^/«öir. Tom. XIII. St. August, pag. 451. (5) Coutra Cresconium L. III. C. 79. p. 327. en L. IV. C. 64. p. 356. T. IX. Opp. (♦ *) Dia. Hiit. et Qrit. art. Manich, et art» Paulicietis. GESCHIEDENIS. 255 te befchrijven , de gezindte der PrisciHianisteu ; m wel niet volkomen Manichëisch ^ echter daar mede, ^o'l'^ gelijk met de Gnostikerij , naauw verwandt , dub- Hoofdff. belzinnig in haar voorkomen , en de ccrfle dwalen- na C. G. de gezindte onder de Christenen , tegen wier aan- ^'^j ^3* Iiangers lijfllrafFen gebruikt zijn 'geworden. -. MARCTTS, een Ep-yptenaar. uit Memphh ffeboor- ^"^.'^''' , -^^ i b lianisten. tig, was, volgends sulpicius severus (f), de eerde, die de Gnostifche Ketterij, in de' IVde eeuw, vcroor- naa Spanje overbracht, isidorus vr.n Sevi//ë ,' ■ óit H^rong. twee honderd jaarcn laater fchreef, dan sulpicius , ^^jnav^in noemt hem wel , uit een Twistlchrift tegen de ccifle priscil- PrisciWanisten , ecneri gcöefenden kenner der Ma- ^'^^^^^' gie^ ( Toverkunde ^ ) en eenen Leerling van ma- KES (f); maar dit bericht geeft weinig zeker licht over zijne bcgaafdhedcn en Icere. sulpicius voegt 'er bij, dat marcus eeiie nanzienlijke vrouw, agj^- ■PE, en ZQ.m\\ Redenaar, of Leeraar der Wclfprc- 'kendheid, elpidius , onderwezen heeft; en van az- zen had priscillianus zijn Lecrdclfel ontvangen. Vm dezen-'.geeft ons sulpicius deze fchets: ,,Hij 5, ftamde af uit een voornaam huis, was zeer lijk, 5, van eenen levenden , onrustigen geest, welbe- „ rpraakt, door groote belezenheid gcleenl, en zoo 5, wel in voordragt, als in het redentwisten , onge- „ meen vaardig." — „ Hoe gelukkig zou hij ge- weest zijn, vervolgt de Gefchictifchrijvcr , iiulien hij niet zoo voortrcflijkc gaven, door Hechte bc- (*) fllst. Sacr. Libr. II. Cap. 45. ( j ) De ö'criptoribui Eales. dp. 2. 255 K E P. K E L IJ K E ill zic:hcdcn, verdorven liad. Men zag, in de dand^- ^PJc'f in hem vdc voorrechten van geest en ligchaam. Mij Hoüfdn. kon lajig waaiden, honger én dorst verdragen, was paC. G. nicfs minder dan goldzuchtig, en leefde ongemeen Jaar 363. ,, x r , •• 1 n. ^t 476. iP''^^i'zaam. Maar hij was tevens , ten hoogtten verwaand , eri veel te veel op de kennis der Hei^ denfche Wctenfcliappen opgeblazen; ook geloofde men, dat hij, van jongs af, Tovcrkunllcn geoefend had." SuLPlciL'S, die een tijdgenoot van priscil- LiANUS was, en in het nabuurig GaUi'é leefde» fchijnt, in deze afbeelding, vrij wel geloof te ver- dienen. Hij gewaagt wel niets van zijne fciniften; maar iiiëRONYiMus fchrijft 'er hem verfcheidenc toe (*), van welken hij 'er zelfs eenigen gezien had. Thans is 'er enkel (5dnc plaats uit dcnen zij- ner Brieven overig, welke orosius ons bewaard heeft (t). Ilijmaakt Deze man begon, omtrent het jaar 379, zijne opgang LeQ^fteiiingen uit te breiden. Door ecnc bijzondere m Spanje. ° •' gefchiktheid j om te overreden , en eene vleijende kunst, fchrijft sulpichjs, wist hij vele aanzien- lijke en geringe lieden voor dezelve in te nemen. Inzonderheid liepen hem de vrouwen , volgends hare gewone begeerte naar nieuwigheden, hare onlland- vastigheid in het geloof, en hare levendige neiging, -om alles te weten, bij hoopen na. Hier kwam biji (*)£><; Pms Illufïr. Cap. il\. ( f ) Confultotio feu Commouitorium aJ Augintinum , de errore Priscilliamstanwi et OiigeniUarum Tom. VII I# Opp. August, pas, 431. GESCHIEDENIS. ~:)( bij, dat ppisciLLiANUS, in zijn fpreken en geheel ITI gedrag, zekeren fchijn van nederigheid aannam; en ^°^^ zich ook daar door algemcene hoogachting en eer- Hoofdfl-. bied verworven had. Allengs verbreidde zich zijn ^^ ^* ^' Leerfielfel in het grootfte deel van Spanje. Zelfs {^^ .j^^ voegden zich eenige Bisfchoppen bij hem , onder • welken lNSTA^•TIus en salvianus zich op het naauwst met hem verbonden. Deze fnellc voortgang bracht eerst iiyginus , idacius Bisfchop van Corduha , eenen nabuur der gemelde ^'p^^*^ Bisfchoppen, in beweging. Hij gaf 'er idacius , gen hem. Bisfchop van Emerita, de toenmalige Hoofdftad van Lufitani'è^ thans Merida , in het Spaanfche Landfchap Estremadura ^ kennis van. INJaar deze MetropoVttaan behandelde iNSTA>;Trjs en zijne vrienden , met eene zoo onbetaamlijke hevigheid , dat hij olie in het vuur fchecn te gieten, en die genen enkel verbitterde, die hij onderdrukken wil- de (*). Na veel twisten tusfchen de beide partijen , werd Kcrkver- eiiidelijk, in het jaar 380, zoo als het waarlchiin- ^^^^"^'"^ •^ ' •■ "^ ' -' van Ca.'- lijkst is, X.Q. Cafar'/liigusta, thans Saragosfa ^ in fnr-Au- Spanje, ccnc Kerkvergadering gehouden van xn^"^'^°^ Bisfchoppen. De Ketters, zegt sulpicius (f), verdoLitten zich niet, om zich aan deze Kerkverga- dering te vertrouwen ; maar waarrchijnlijk gdooldcn de PriscilJièinisten ^ dat het hiuniL- vijanden waren, die hen daar oordeelen wilden, 'l-^r werd dan een oordeel over de afwezcnden gcvekl ; de Bisfciioppen IN- (*) SUM'. stv. /. c. (t) Cl'i, 47. Vil. Deel. R Ü5S K E R K E L IJ K E lU iNSTANTius en SALviANus, üls ook de Lcckcn, ^J^^*! HELViDius en PRisciLLiANus, wcrdcn veroordeeld. Hoofdfl. ^^'>g ^^'crd 'er de bedroiginp; bijgevoegd , dat de na c. (>. geen, die met deze vcröordcckioii Kerkelijke gemeen- Toot* 0(\'^ * *' tot 4-6.' ^'^hap zou onderhouden, in dezelfde ftraffe verval- ' len zou. De acht Regels of Befluiten dezer verga- dering, die bewaard zijn gebleven (*), zijn waar- fcliijnlijk gefield legen het geen men in de Priscil- lianisten bciisptc. Dus wordt door den eerjien Ca- 11011 bepaalil , dat de rechtzinnige vrouwen noch het onderwijs en de famenkomllen van vreemde mans- perlbn. n bijwonen, noch zelve onder malkanderen, om te leeren of geleerd te worden , bijéén zullen komen ; en door den tweeden , dat niemand op Zon- dag vasten zou , het zij zulks met betrekking op den tijd, of uit bijzondere inbeelding, of uit Bijge- loof, gclcbi(ddc; ook zou niemand van hen, die verdacht zijn , in de grootc vastentijd uit de Kerk vvegbliivcn , of zich in geheime woningen en op ber- gen onthouden ; maar allen zullen in hunne Ge- meente, en niet in vreemde Doipcn, den Gods- dienst waarnemen. In den derden Canon wordt die geen voor altijd vervloekt, {anathema fit ^^ die het in de Kerk ontvangene Brood des Avondmaals , ( EucharifliiC Gratiam , ) niet daadlijk genoten heeft. In den vierden wordt vastgclleld , dat, in de drie wecken vóór let Feest van chiustus veifciiijning, den VIden Janfm ij , niemand eenen dag uit de Kerl: blijven, zich in huis verbergen, op Dorpen of (*) In iiARDL'iNi ^ictis Cuvcüior. Tom. I. p. 805. GESCHIED E N I S. 259 of Bergen zich begeven, en met bloote voeten g:ian m zal. De viifcJe verbiedt, dat geen rjisfchop ^\^i\- "p,*:'^ genen, die > door eenen anderen Jiistchop in den Hoofdd. lian gedaan/ is , in de Kcrk'gemeenfchap zal ontvan- n?^ C. G. gen. In den: z^^^^w Gï/zö» wordt bellist, dat, wan- ^^j. \^^^ neer een Geestelijke uit dartelheid en iidclheid zijn — • "■ ambt verlaten , en onder voorwendzel van eene flrenger waarneming- der wet , liever een Monnik zijn wilde , deze vafi' de Kerkgcmeenlchap uitgeflo- ten , en niet eer dan na boete en lang bidden , weder aangenomen zou worden. In ■ d^n zevenden wordt verboden, dat niemand, wien daar tóe geen verlof gegeven is, zich den naam van Leeraar zal aan- matigen ; en ingevolge den achtflen , dat geene God- gewijde jonkvrouw met den fluiër zal bekleed wor- den, ten zij zij aan den Bisfchop bewezen had, dat zij veertig jaren oud xij. Wij kunnen echter weinig uit deze Kerkregelen' Gevoe- opmaken, met betrekking tot de gevoelens en ge-'l^iis"^" bruiken der PrisciHianistcji; ook is het, over bet cinianj's- geheel , niet gcmaklijk , om van hunne leere en ze- ten toe- dun iet fumenhangends te zeggen , omdat men van J^Jj^^^'^*^* hen zelven geene berichten deswegens heeft, en hunne partijen alleen 'er op uit waren, om hen als groijte Dwaalleerüars en deugnieten te vcrtoonen; waar in zij allerhande vertellingen aangaamle hen opgezainekl , fleclite gevolgtrekkiugen tegen hen ge- maakt, en zelfs zich aan (Irijdighedcn in deze op- gave fclmldig gemaakt hebben, i lier in komen al- len overeen , en dit fchijnt het geloofwaardigst te wezen, dat de PriscilHiiuistcn ^ over het algemeen, R ^ het z6o K E R K E L IJ Iv E lil liet Gnostisch^ cn bijzonder het Maiiiche'tsch Lccr- BOEK ftelfcl toegedaan iziiii acwoest: zonder echter scheel Hoofd rt. ^^^^^ *^^'' ^'^" beiden overeen te fljmmen. augus- nn C. G. TiNus voegt 'er nnjr bij, dat in de vuihiis van J^^^^^^' hunne ketterij, als h.t ware, als in eenc grondfop, . ook nog veel uit andere Ketterijen, met een ver- foeilijk mcngzel is faamgcvloeid (*). Maar nocli hij, noch.de overige Schrijvers, onderrichten ons, (het gewoon gebrek bij dj oude Kcrklecriiaren om- trent de LcerftcHcls der Ketters,) in welk verband cn famenhang de fchijnbaar afgefcheurde Leerflellin- gen der Pr'iscillianistcn onderling geilaan hebben. suLPicius SEVERus zclf, dic anders in dit gedeelte zijner Gefchiedenis eene vrij goede gefchiedkundige welvoeglijkheid in acht heeft genomen, heeft, be- lialven den algcnieenen Kctternaam, enkel eenigc bij- zondere omflandigheden nopens hunne lecrc, als ia het voorbijgaan, aangeroerd. Vroeger dan hij, cn ten tijde van den oorfprong der Priscillidnisten. zelf, ruimde filastrkjs hun eene plaats in op zij- ne lange Ketterlijst (f); want, dat zij liet zijn,, die hij onder den naam van Onthoudenden ^ (^abfti-^, ncntes ^^ als dwaalenden in Gnlli'è ^ Spanje^ en Aquitnnié noemt, is reeds elders (^) aangemerkt. FiLASTRius dan verzekert van hen , dat zij de mcnfchen overreden, de huwelijken te fcheidcn , en zich van vele fpijzen te onthouden; dat zij eene genade belooven, welke ciiristus, niet door een voor- (*) 7)^ H,er. Cop. 70. (f) De ILcr. Cap. 84. (5) Zie Dcd VI. Blad:i. 270. GESCHIEDENIS. 261 | ! Tooifcbrift der wet, maar om cenc lioogere vol- III ,, maaktheid in den Hemel te bekomen, aan de wille- ^°'^'J j keur der mcnfchen heeft overgelaten. Na eene kor- Hoofdft^ te en Hechte wederlegging dezer dwalingen, vervolgt ^la C. G. hij: Maar dit doen zij daarom, opdat zij, terwijl |.qJ ^-^[ 1 zij de fpijzen allengs verachten , zouden kunnen — zeggen , dat deze niet goed , en gevolglijk ook niet tot dat oogmerk aan de menfchen van God gege- ven; maar veel meer, naar hun gevoelen, van den Duivel gemaakt zijn. Dat filastrius , op eene andere plaats ( * ) , onder den naam van Manicheën in Spanje^ ook de Priscilliamsten vcrflaat, heeft men voor lang erkend. Meer dan dertig jaaren daar na , omtrent het jaar 415, Helde de OuderHng , (^ Presbij ter ^^ paulus oiiosius (t)? van deze, in zijn Vaderland Spanje, nog voortduurende partij, een bericht op voor au- GUSTiNus (§) , hetwelk ook wel zijne gebreken heeft , maar toch vollediger, en in de hoofdzaak zckcrer fchijnt te zijn, dan de overigen. In hetzel- ve meldt hij, dat priscillianus , in zoo verre, nog erger geweest is , dan de Manicheën , omdat hij zij- ne dwalingen ook uit het Oude Testament zocht te verflerkeii. Zijne flellingen waren de volgende ge- weest: dat de van God geborene ziel uit zeker voor- raadliuis voortkomt; dat zij belooft, voor God te ftrij- ( *) Cap. 61. (t) Zie van hem Deel V. BI. 47. vol^. ( § ) ConfiiUalio feu Commonitoritiin de crrore P/isaV' liiniisfarum et Origenisfaruin in Au^intiui Opp, 7'ofif» VI il. /wif. 431. R3 i6z K E R K K L TJ K E III iliijdcn; dat zij door vernianinp;cii der Engelen on" r.oKK clcrwezcn wordt: vcrvolü;cinJs , tcrwifl zij door ceni- VIII » 5 .' J Hoofdft. 'è^ leringen afdaalt, van den kwaaden Vorst gevan- na C. G. «ren , en naar den wil des overwinnaars in verCchci- jnar .-> 3- jjj^^,^^ Ij-rchamcn gcllotcn, en ook elk derzelven met tot 476. ^ . ■ een liandfchrift , QCiïirographum ^') getekend wordt. Daar uit leiilde hij liet gewigtig gebruik der JMathC' fis ^ (^Stnrrcnn'ichclarij ^^j af, terwijl liij beweerde, dat CHRISTUS dit Handfchrift gedelgd, en door zijn Lijden aan het Kruis genageld beeft, want zoo zei- de bij zelf in (^-énen zijner Brieven: „ Dat is de „ ecrfle Wijsheid, in de gedaante der Godlijkc zic- „ len , de kraclit der natuur, en de inrichting des ,, ligchaanis te kennen. Hier in fcbijnt Hemel en Aarde verbonden , en alle Vorflen der Wereld fchijnen aangefpannen te zijn , om de inrichiingen der Heiligen te overwiinien. \\'ant de Patriar- chen beflaan den cerllen kring van God en het Godlijk H;indfclirift der in het vleesch te zenden zielen , zoo als die door de overëenftemming van God, der Engelen, en alle zickn, vervaar- digd is geworden; waar tegen zij ook tot den „ daadlijkcn krijg bereid zijn. " ( Formaüs v]iriti(e opui posfidcnt, woorden, niet min donker, dan de- ze gchcelc plaats van friscillianus. ) Te weten j hii leerde, zoo vervolgt orosius, datde naamen dei Patrltirchen leden der ziel waren; zoo als bij voor- beeld, RUREN in het hoofd, juda in de borst, le- VI in het hart, renjamin in de heupen, enz. maar in de loden des ligciiaams waren, geloofde hij, de liem^lstekcnen gebracht, bij voorbeeld, de Ram ia het 9» 9? 95 99 95 99 99 GESCHIEDENIS. 263 het hoofd, de Stier in den nek, de Tweelingen 'm III de armen , de Kreeft in de borst , enz. Verders ^'°^^ onderllclde hij eene eeuwige duifiicrnis , uit welke de Hoofdft. X'orst der Wereld zal voortgegaan zijn. Even dit "a ^- G. bevestigde hij ook door zeker Boek , ( Memoria |^J'^ ^_^* Apostoloriim ,) waar in de Verlosfer , in het geheim , van zijne LeerUngen gevraagd wordt, en leert, dat de Zaaier , in de van hem gebruikte gelijkenis , geen goede geweest is, dewijl hij anders liet zaad niet langs den weg , of op onvoegzame plaatzen , ge- zaaid zou hebben ; maar hij was veel meer die geen , die de gevangene zielen in verfcheidene ligcha- men , naar zijn goedvinden, geflrooid of gezaaid heeft. In hetzelfde Boek werd ook veel van den Vorst der V^ochtigheden , en van den Vorst des Vuiirs gezegd, terwijl prjscilli/jvl's te verllaan geeft, dat al het goede in de wereld door kunst, niet door Gods magt, gelcliiedt. Inzonderheid zei- de hij , dat God , als hij den mcnfclien regen wil geven, aan (\q.\\ Vorst der Vochtigheden , het Licht, als eene jonge Maagd , vertoont ; wanneer deze begce- rig is , haar te omhelzen , geraakt hij door deze bewe- ging aan het zweeten , en maakt daar door d^-n regen ; maar wanneer zij hem verlaat, dan verwekt hij door zijn brullen den Donder. De Drieëenhcid leerde hij enkel mot woorden , nademaal hij eene verbinding zonder pcrlbonlijk bedaan' en cigcnfchappen beweer- de; zoodat Vader, Zoon, en Heilige Geest, maar één, naamlijk ciiristl's , zijn. Op dit Gefchrifc van zijnen vriend antwoord- de AUGUSTLN'us mct ceu veel uitvoeriger Ge- il 4 Ichrift a54 K E Pv K E L IJ K E UI fchiift (♦); bij merkt aan, dat hij in andere Ge- BOEK fclirifrcn, tegen de Blaiiiche'én gcriclit, reeds veel Hoüfdfl. gi-'zt-'gd had, hetwelk ook tegen de Priscilliamsten na C. G. bruikbaar was; bovendien, dewijl orosius hem be- J'^f'^^.J* richt had, dat twee Priscilliamsten de Lecrftellin- tot 4/ "• . gen van origenes liadden aangenomen, voegde hij 'er het ddn en ander tegen deze laatften bij, maar van de Priscilliiinisicn heeft hij hier verders niets merkwaanligs. Doch tegen het einde van zijn le- ven , omtrent het jaar 428 , toen hij meer kennis aan dezelven gekregen had, gaf hij van hen het volgende denkbeeld ( f ). Ten einde hunne vlekken en fchande te bedekken, hadden de PriscilliÜnisten^ onder huime leedlellingcn , ook deze woorden : Zweer! Zweer valschï maar verraad gccne gehei' weni (^Jtira! perjura ! fecretum prodere noli!^ Zij zeiden, dat de zielen, van dezelfde Natuur en Zclfdandiglicid met God , tot cenen vrijwilligcn ftiijd op Aarde , door zeven Hemelen en zekere Vorftendommen , allengs afdaalden , waar zij dan de kwaade Vorften ontmoetten, van welke deze Wereld gemaakt is , en die haar in verfcheidenc vleesclilijke ligchamcn zaait. Zij beweerden ook, dat de menfchen door het noodlot d^r Starren ver- bonden zijn y en dat ons ligchaam zelf naar de Xlf Hcmelstekenen niamgeftcld is. Het vlecsch vermij- den zij, als eene onreine fpijzc; en iclieidcn ook de echtgenoten , die zij daar toe overreden kunnen , aJ< (*) /lil Orofium contra Ptiscil'iar.istas et OrigemHas Liber i. c. /». 434. (t) ^<-' ^^rcs. Cap. ;-o. GESCHIEDENIS. 265 alfchoon ook den derzelven zulks niet wille, dewijl III zij de Schepping van alle vleesch den kwaaden En- ^^^ gelen toefchrijven. Zij verwerpen niet alleen geen Hoofdfl. één van de Kanonieke Boeken des Bijbels ; maar be- "^ C. G. dienen zich ook van de Jpokrijfe ; doch draajen ^q^ ^-^^ alles, wat daar in met hunne dwaling firijdt, door /^llegoriën , tot hun voordeel. Eindelijk denken zij van de Godlijke Drieëenheid, even als de Sabellid' nen. — Nog vóórdat augustinus dit fchreef, was hij, omtrent het jaar 420, door consentius ge- vraagd , of men wel , om de Priscilliiinisten en hunne geheimen naar te vorfchen, dewijl zij toch, door leugens, ja door valsch zweeren, hunne Ket- terij verbergden, zich, zoo als fommige Katholijkcn deeden, mogt houden, als of men tot hunne partij behoorde? Ten antwoord (lelde hij een bijzonder Boek op (*), waar in hij dit afkeurt. Dat d& Priscilliiinisten , in de daad , geloofd hebben , dat men gerechtigd zij, om tot verberging van zijnen Godsdienst te liegen , bewijst hij uit een werk van édncn hunner Bisfchoppcn , dictinnius, hetwelk hij een Pond ^ (^Libra^^ noemde, omdat het, zoo als de Romeinen hun pond in twaalf oneen ver- deelde , in even zoo vele afdeelingen verdeeld was. Nog vindt men eenige weinige Bijvoegzelen tot deze Ijerichten in fommigen van zijne Brieven. Zoo ziet men 'uit éénen derzelven, dat de Pr/sciU lianisten^ even als de Manichecn, op Zondag ge- vast (*) Contra hieiuhu-ium ad ConJ'cntium Tutu. VI. Opp, fag, 327. iv 5 a66 K E R K E L IJ K E III vast hebben (*), en uit cencn anderen (f), dat BOEK ^Qy■^. gezindte in zeker Jpokrij'f Bock den Lofzang Iloofdft. bewaard had, welken christus na de Paaschmaal- na C. G. tijd met zijne Apostelen gezongen heeft, matth. Jaar 363. ;j^>^yj^ ^^^ — Qok verzekert augustinus , in ééne tot 470. "^ ' , zijner Kerkredenen (§), dat de Priscillinnisten aan CHRISTUS enkel eenen Geest , maar geen waar Vlecsch, hebben toegefchreven. Deze zijn de voornaamlte Bericiitcn van Tijdge- noten nopens de Leero der PrisciUiaiiisten ; hiüro- KYMus heeft 'er insgelijks cenigen , maar die hij , als onzeker, voordek, zoo als, in het jaar 392, in één. zijner Boeken (**), alwaar hij meldt, dat pris- ciLLiANUS nog fleeds van eenige Gnostifche dwa- lingen belchuhiigd wordt; deels Ichrijft hij, in laa- ter jaaren, wel meer bepaald, maar bijkans enkel in het algemeen, of naar hcerfchende geruchten, dat de PrisciUiaiiisten^ Gnostieken en Maniche'én wa- ren, dat zij onkuifche lamenkomflen hadden, en zich, even als de Maniche'én^ op cene volmaakt- heid beroemden, volgends welke men noch met ge- dachten, noch uit onwetendheid, zondigde ("f f). Bcöor- Men mist, in alle deze Berichten, duidiijkheid, maar (*) Epist. XXXVI. Tom. II, Opp. pag. 60. (t) Epist. CCXXXVI. pag. 644. (5) Scrm. CCXXXVIir. Tow. V. Opp. p. 694. (••) Be Ft ris liluftr. Cap. 221. (ft) Tom. IV. P. II. Opp. Ep. XLIII. ad C/cfipJiont. p. 476 , 477. Prol. Dial. advcrs. Pclagian. p. 4^)4. Ep. LXXVUI. ad Marccllin. p. 642. GESCHIEDENIS. aÖ7 maar ook genoegzame zekerheid van waarlieid. Van III fommigen kan zulks genoeg blijken; bij voorbeeld, ^°^^ met betrekking tot de bcfchuldiging , welke men den Hoofdft. PmaV//^///j/^/; maakt van onkuifche zeden , zal men uit 'w C. G. het vervolg der Gefchiedenis zien, dat deze gezind- |^^ ^_^* te veel meer cene flrengc zedenleere was toegedaan, ook komt 'er seen één geliaafd bewiis bij de Tijd- deeling ■ ■> ■> van deze genoten van voor. Het andere voorbeeld is dat van Berich- leugen en meineed. Wij verwerpen deze befchuldi- ten. ging v/el niet op dien grond, omdat augustinus de eenigfte is, die ze aanvoert, want hij beroept zich op het getuigenis van eenen Priscillianistifchen Schrijver; maar uit het fchrljven van eenen man, volgt niet, dat dit het algemeen gevoelen djr ge- he^le gezindte geweest is. Nog kan men hier bij- voegen, dat het niet bewezen is, dat alle de beflui- ten der Kerkvergadering van defar- Augusta tegen gevoelens of gebruiken der PrisciUiauisten gerteld zijn. Hoe het zij, de gemelde Kerkvergadering droeg Het te- het aan ithacius, Bisfchop v^wOsfonuha ^ op, om S^ngaan der Prls- dcn inlioud van hare befluiten overal te verfpreidcn, cillianis- cn den Bisfchop hyginus , juist den genen , die f^'" ^•''n het eerst de alarmklok tegen deze Ketters getrokken op!4jn,! had , maar die hen zelf in zijiie Kerkgcmeenfchap ^'cn. Zijn aangenomen had, boven anderen van dezelve uit te '^^^^'^'^'''• fluiten (♦). Maar deze keuze der vergaderde Bis- Ichoppen was niet gelukkig geweest. Want itha- cius, zoo als de gemekle Gefchiodfchrijver hem be- (*) 5UL1MC SEVLR. /. C. C'/». 4f. t6S K E R K E L IJ K E in befclirijft (♦), „ had even zoo min bedachtzaam- ^Tj'f 57 '^c'^^9 als heiHgheid; hij was ftout, pnuitiichtig, Iloofdft. ïï onbelchaamd, een kwistgoed, en hield veel van na C. G. ,^ g(x>d eten en drinken. Hij ging zoo ver in zij- fot 476 " "^ dwaasheid, dat hij allen, zelis heilige nian- „ nen, die, of vlijtig lazen, of om ftrijd vastten, „ als medepligtigen of leerlingen van i'RIscillia- „ KUS, aanklaagde." Daar door hadden ook de be- lluiten der Kerkvergadering zoo weinig invloed, om de Priscilliauisten te onderdrukken, dat veel meer derzelvcr beide Bisfchoppcn, instantius en sal- viANUS, om hunne partij meer fterkte bij te zet- ten , PRisciLLiANüS , tot Bisfchop van Abila^ (thans Avila ^ ecnc ftad in Oud~CastiJie, doch die toen tot Gallicië fchijnt gerekend te zijn geweest,) inwijdden. AVant zijne bcgaafdheden en flimrae werkzaamheid verwierven hem , voornaamlijk , het recht, om Lceraar en Opperhoofd te wezen. mAcifs Door dezen tegcnftand verbitterd, keerden ida- cniTiiA- (,jus en itiiacius zich tot de AVerekilijke Over- denzich beid, om, door derzelvcr bijftand, de eerst ont- tot de ftaanc gezindte te fchielijker te vernietigen. Eene ./■'^'- onvcrftandige onderneming, zegt sulpicius seve- OvcrheidRus zelf (f)? nademaal dit wel de kortlle weg kon heeten, om Godsdienflige verfclüUen ten einde te brengen , wanneer wetten en fliranen der burger- lijke mai^t gebruikt worden; maar niets verraadde meer ont-dele gezindheden in Christlijke Lecniaren der hcerfchende Gemeente , dan tegen elk hoop- jen (•) Cap.so. Cf) C/^. 47. GESCHIEDENIS. !l6^ jen van anders over den Godsdienst denkende Chris- IIÏ BOEK YIII tenen , als tegen Staatsmisdadigers , terfl:c«id het ^^^^ hoogde gezag in de wapenen te lieipen. Ondertus- HoofdfL fchen was de trek tot zulk eer.c handelwijze bij ^^ C. G. heethoofden onder de Katholijken fleeds heviger ge- |^j, ^,^ worden, zcdert de Christelijke Overheid zoo dik- — ivijls , volgends den wil der Geestlijkheid , zooge- noemde Ketters te neder geveld had; daarenboven raadde de ijver voor de R.echtzinnigheid ten fterk- ften aan, om dezelve, zoo niet door de beste, toch door de fnelstwerkende , middelen te ontzenuwen. De beide Bisfchoppen bereikten ook voor eene poos hun oogmerk. Want, na vele fchandlijke flappen gedaan te hebben (*), wist idacius van den Keizer gra- TiANUS een bevel te bewerken , uit kracht van hetwelk alle Ketters niet alleen uit hunne Kerken en uit de Steden, maar ook in het geheel uit Span- je , verdreven moesten worden. Nu durfden de Priscillianiste?t hunne zaak niet gerechtlijk te bepleiten; daarom verheten hunne Bisfchoppen hun- ne ambten , en de overigen verfbrooiden zich uit vreeze. Doch de drie hoofden dezer gezindte , instan- De Pri?- Tius , SALviANUS CU PRisciLLiAN'us , bcdieudcn '■"'"''^"'*' zich van andere middelen , om zich weder op de nellen been te helpen, die hun ook, gededtlijk, gelukten, zi^'lnve- VoorÜL-rst reisden zij naa Rowe, in hoop, van zich bij dcii r)islchop damasi's aldaar tegen alle belchul- digingen te zuUen verdedigen. Zij namen hunnen weg (*} 7uu verhaalt de Gefehicclfeluijver /. c. ft^o KERK EL IJ KE III weg over ^qititani'é^ alwaar zij wel ontvangen wcr- BOF.K j^.j,^ en gelegenheid vonden, om liininc gevoelens Iloofdft. ^^ vcifprcidon. Bijzonder haalden zij de inwoners na C. G. van Elufa^ die zeer ijverig voor den Godsdienst to't Ivó ^^'^^^^ 9 ^P 'ii^inc zijde over. De Bisfchop del- m- PHiNus van Biirdegala^ QBourdeaux,} belette hen daar te komen; evenwel onthielden zij zich een' tijd lang op een Landgoed van euciirotia, weduwe van den bovengenoemden elpidius, alwaar zij ook eenige aanhangers kregen. Hunne verdere reize zet- ten zij onder flecht gezelichap voort (*), met hun- ne en andere vrouwen, waar onder ook euciiro- tia en hare Dochter procula ; de laatfte zou , volgends het gerucht, bij priscillianus zwanger zijnde, hare vrucht door kruiden heblien afgedre- ven. Te Rofne gekomen, weigerde da^iasus hun gehoor. Zij keerden dus naa Blediohmtm terug; maar vonden bij den Bisfchop ambrosius een even flecht onthaal. Dus vergeefs gezocht hebbende, de twee aanzicnlijkfte Bisfchrtppen der VVesterfche Kerk over te haaien, brachten zij het, eindelijk, door lang aanliouden, en door gcfchenken, met welke zij den Keizerlijken Opperhofmeester , (^Magister Offl- ciorutn ,^ iniacedonius omkochten, zoo ver, dat het voorgaande Plakaat van den Keizer ingetrokken, en zii weder in hunne Kerkelijke ambten herftL'ld werden.' instantil'S en priscillianus geraakten ook daadlijk in het bezit derzelven; maar salvia- Küs was te Rome overleden. ITIIA- (*) SLLriC. SEVER. C//». 4R. GESCHIEDENIS. 271 iTHACius (*) had wel mocds genoeg, om zich m tegen deze herftelling der Prïscilliamsten te kanten, ^-^l^ maar, dewijl zij ook den Proconful ^ of Stadhouder Hoofdft. van Spanje , volventius , door geld hadden om- "^ C. G. gekocht, kon hij niets uitvoeren. Veel meer werd [^^ ^^'^* hij zelf van hen , als een rustverflorer der Gemeen- '— ten, befchuldigd, ook werd 'er last ffegeven, om ''^"'^^'^^ ^ ^ ' wordt y hem gevangen te nemen. Dit gevaar ontging hij , vervolgd door naa Galliën te vluchten , alwaar hij zich bij den Opperfladhoudcr , (^Prafecius ^^ vervoegde. De- ze gaf last, dat de füchters der onrusten voor hera zouden gebracht worden; ook zond hij deswegens bericlit aan den Keizer, opdat de Priscillianisten hem niet zouden voorkomen* Mnar ten Hove was, door ecnige vermogende en geldziichtige lieden, alles voor geld te bekomen. Gevolglijk bracht de ge- melde partij, door eene groote geldfomme ^an ma- CEDONius te fchenken, het zoo ver, dat aan cre- coRius het onderzoek dezer zaak ontnomen, en dit aan den nieuwen Bevelhebber of Ficarius van Spanje opgedragen werd. Zelfs werden 'er Keizerlijke Be- dienden afgezonden, om ithacius van Treveri naa Spanje terug te brengen; welke hij looslijk misleid- de , gelijk hij vervolgends door den Bisichop pri- TANNius aldaar befchcrmd werd. Te midden van C\.^7.ii bewegingen viel 'er cene DcPrls- Staats- omwenteling voor in het Romein fche Riik, ^^'"'=^'"5' " t^'i hij waar d.^or ook de toeliand der Priscillianisten eene maximus be- (*) Zoo icliijiit men te moeten loi^cn bij suLricius «liVLttus Cap. 41;, ü7a KERKELIJKE III bcnisfciide keer nam. In liet jaar 3R3 wierp maxi- ^°':'[ MUS zich in Britnnmén tot Keizer op, en rtak IlooiV.t. fcliielijlv met zijn Leger naa GaUiën over, alwaar na C. G. GRATiANUS van zijn eigen volk verlaten zijnde, in tot 1-6 '^'^"'^^^'^ ^^^ vijanden viel, die hem ter dood brach- • ten. MAxmus nam vervolgends zijn verblijf te Tre» befchul- y^j-i . en hier leverde iïiiacius hem een hevig klaaj?» digd. ^ fchrift over tegen priscillianus en zijne aanhan- gers, aan welke hij allerhande misdaaden toefchreef. De Keizer beval terftond den Opperflailhouder en Vicarhis van Spanje^ dat alle de aanhangers van deze partij voor eene Kerkvergadering te Bindegala verfchijnen moesten, instantius en priscillia- nus werden , naar allen fchijii , reeds in het jaar 384, derwaards gebracht. De eerlle verantwoordde zich zoo flecht , dat men hem van zijn Bisdom af- zette. Maar priscillianus beriep zich, ten einde niet van Bisfchoppen geoordeeld te worden, op den Keizer. Ook lieten de vergaderde Bisfchoppen dit beroep gelden, sulpicius severus (*) noemt dit „ cene zwakheid van hen, want, of zij hadden „ een vonnis tegen den hardnekkigen moeten vel- 5, len, of indien zij zichzelvcn wantrouwden, het 5, onderzoek aan andere Bisfchoppen moeten aanbe- „ velen, maar de beflisfing over zoo openbare mis- „ daaden niet aan den Keizer moeten overlaten." Zijne mening fchijnt te wezen, dat de Ceestlijklieid onafhanglijk behoort te zijn van Wereldlijke Recht- banken. AN C*) C.;p. 49. GESCHIEDENIS. s^^ Alle de bcfchuldigden moesten zich dan ten K.i- ]Tf zerliiken Plove laten vinden. Ook begaven zich hun- f,^^'/ ■' VllI iie bcfchuldigers idacius en itiiacius dervvaards, iioofdft. maar uit zuchi, om de overwinning te behalen , "^ c. G. maakten zij veelal zichzelven misdaadig, naar het ^^^t^ 4 76* oordeel van sulpicius (*). De armzalige itha- '— cius, wiens karakter hij hier befchrijfc, zoo als wij ^'•^^'^^. boven (f) gezien hebben, durfde zelfs den Bisfchop fv-i^^jpyj^ MARTiNus van Tiiromim ^ eenen man^ dien men Tm o- volkomen den Apostelen gelijk kon achten , open- ^^.^ ^' ^.j^ ' lijk deze fchandclijke Ketterij te last leggen, mar- tescn de- TiNus naamlijk, thans zicli te Treveri bevindende- ^.'■"S^" hield niet op itiiacius te befiraffen , ten einde hem handeL te bewegen , om van deze bcfchuldiging af te laten* Maar den Keizer verzocht hij, het bloed dezer on- gelukkigen toch niet te vergieten ; het was reeds meer dan genoeg , dat Ketters , die door de uitfpraak der Bisfchoppen veroordeeld worden, uit hunne Ker- ken verjaagd werden ; maar dit was eene geheel nieuwe en ongehoorde onrechtvaardigheid, dat ccne Kerkelijke zaak door eenen Wereldlijken Richter be- flist zou worden. Deze voorltcllen werkten ook zoo veel uit, dat het onderzoek dezer zaak werd uitgefteld, zoo lang martinijs te Treveri bleef. Maar na zijn vertrek, leverde maximus, door twee puiscrr.- Bisfchoppen , magnus en rufus , van zijne zachtere '-' ^^'';'sert ' ' ' . ' • verkiici- voorneniens afgetrokken , waarbij hij aan martinus dcnenz=j- beloofd had , niets wreeds tegen de befchuldigdcn "'■''' •^""* te zullen toelaten, hen over aan den Üppcrftadhou- v^jrüor- der ( * ) 0.>[>. 50. ( t ) Bhulz. 2Ö8. Vir. Di-.i'.r.. S ft74 K E R K E L rj K E III der EvoniL's, eeii' flreng en fclierp man. Deze BOEK verhoorde priscillianus tweemalen , overtuigde Hoofdft. ^^'^^ van flechte daadcn, en daar hij zelf bekennen na C. G. moest, dat hij ontuchtige leeringen voorgedragen, to^ 4.-6 bijëenkomrten met fcliandlijke vrouwlieden bij nacht gehouden, en gemeenlijk naakt gebeden had; ver- deelden luiaarde hij hem ichuldig, en wierp hem in de ge- ter dood . , .. ,. „ j xr . r, gebracht, vangenis, tot hij van dit alles den Keizer verllag ge- daan zou hebben, maximus velde op dit bericht zijn vonnis , dat priscillianus en zijne aanhan- gers ter dood gebracht zouden worden (*). sul- picius, die dit verhaalt, fchijnt gevoeld te hebben, hoe weinig het firooktc met de Christelijke beginfe- len. Ketters, enkel als zoodanig, Hjfïlrafien aan te doen , en daarom liever te gewaagen van ftechte daaden , en ontuchtige keringen , die aan priscil- lianus te last gelegd werden. Thans befpeurde ithacius , hoe baarlijk hij zich bij de Bisfchoppen zou maken , als hij , tot het laat- fte toe , den gerichtshandel tegen de befchuldig- dcn, (want dezelve moest nog déns herhaald wor- den,) bijwoonde. Hij onttrok 'er zich dan aan, maar alleen, nadat hij zijn booze fl:uk looslijk tot rijpheid gebracht had. ( cnllido jam fcelere perfecto. ) MAXIMUS benoemde toen eenen anderen Befchuldi- gcr, den fisci patronus ^ (Advokaat der Keizerlijke Kamer,) patricius, op wiens aanhouden het ge- flagen vonnis voltrokken werd. priscillianus werd in het jaar 385 te Trcveri onthoofd, en met hem FE- (*) suLPic. SEVER. Cap. 50. Ket eeiiVc vooroecia vi: ü T-ei . . .> o^ :: ..;:a.-i:ac, door liel aaaitolseii vaiiClufrteii-GeeAt-lijlteu, gereditelijl- :«• r'ooa p'eoracixl . ^ VIID. Blatly.. J175. GESCHIEDENIS. S75 ïELicissmus en armenius , twee Geestelijken , lii ' • welke onlangs zijne partij omhelsd' hadden , als ook "°'j^ LATRONiANUS cn EUCHROTIA. Het cerfte voor- Hoofdili beeld van Ketters of Dwaalenden , door het aanfto- na C. G. ken van Christen - Geestelijken , gerechtlijk ter dood ,'^j ^»^' gebracht ! instantius Werd op het Eiland Sylina , — — — aan gene ziide van BritannVèn gelegen, gebannen; waarfchijnlijk het hedendaagfche Eiland .S'aV/y , het voornaamfte van andere naar hetzelve ge- noemde Eilanden, welke ook de Sorlings heeten, en die tiisfchcn Engeland en Ierland liggen. Inge- volge nieuwe vonnisfen , welke kort daar na werden uitgefproken , werden asarinus en de Diakon au- RELius met het zwaard geftraft. De goederen vari TiBERiANus Werden verbeurd verklaard, en hem het Eiland Sylena insgelijks tot verblijf" aangevv'ezen. TERTULLUS, i'OTAT^iMius en joANNES, wcrdcn, als menfchen van geringer ftand , en die ecnige ge- nade verdienden , omdat zij , nog vóórdat zij op de pijnbank gebragt werden , hunne misdaaden en die hunner medebefchuldigden beleden hadden, alleen voor ccnen tijd naa fommige oorden vim GalUën geban- nen. — Dit hoofdbericht van sulpicius severus (*) Nrdcrc wordt door andere Schrijvers v\\-{ dezen tijd beves- ^''^o"- tigd en opgehcKlcrd. Behalven de Chronijkfchrij- vers PROSPER, (^ad a. 380,) en idacius, {ad a, 387,) welke dit geval flcclits kort aanroeren, meldt IIIÜRONYMUS (f) van PRisciLLiANUs, dat de partij van (*) L. c. C. 51. (t) D^ /7m IlUijlr. C. i-i. S a 476 KERKELIJKE III van iDACius en ithacius zijiic dood bevorderd ??^^ heeft; van latronianus (*), dat deze Spanjaard Iloofdft. een zeer geleerd man geweest is, die door zijne ge- na C. G. diclitcn , waar van 'er nog verfchcidcnen voorhanden tori-'ö waren, den Ouden op zijde geflreefd heeft; einde- — — — lijk van tiderianus ƒ f); dat hij insgelijixS een Spanjaard was, die zich door een hoogdravend en niet vlijt bearbeid verweerfchrift tegen het vermoe- den van de Ketterij van priscillianus verdedigde, maar na de ftraföcfcning zijner vrienden , uit ver- driet over zijne ballingfchap , zijne voorige gezind- heden veranderd , en met de hond , die , volgends- de Schrift, tot zijn uitbraakzel wederkeert, zijne reeds aan christus gewijde Dochter uitgehuwlijkt heeft. Men lieeft zelfs over dit geval ecner< Brief van den Keizer maximus aan den Roomfchen Bis- fchop SIRICIUS (§), waar in hij dcnzelven van zij- nen ijver voor de rechtzinnigheid verzekert, en ver- volgt: „ Bij onze aankomst," ( waarfchijnlijk in Gal/i'én,') „ hebben wij het een en ander door „ ondeugende lieden zoo verontreinigd gevonden, „ dat, indien wij niet uit Godsvrucht fpoedig cene „ genezende voorzorg daar bij gebruikt hadden,- „ eene groote fchcuring en verbastering , en bijna „ ongeneeslijke buitenfporigheden ontdaan zouden „ zijn. Voor het overige wenschte ik> dat uwe „ Heiligheid, het geen onlangs van de fchenddaa- 55 den der Maiiiche'én , niet Hechts door aandui- „ din- (*) Cap. 122. (t) Cap. 123. ({ ) Cij iJAaoMus ///;//. Ecclcs, a. 387. ;;. 65, GESCHIEDENIS. 277 ,5 dingen, of door zeker vermoeden, maar door III „ hunne eigene gerechtelijke bekentenis , aan het ^^^ „ licht is gebracht , liever uit de oorfpronglijke Hoofdft. „ ftukken , dan uit mijn verhaal leeixle kennen ; om- "^ ^'* ^' „ dat wij zoo vele handelingen , die ook fchande- i^^ ^^^\ „ lijk zijn om te zeggen, niet zonder fchaamte noe- ■ 5, men kunnen." Wat 'er zij van den Godsdienst -ijver van maxi- Beoorde- x^[(JS, zeker is het, dat hij dien door wreedheid en ^'"? ^'^^ gierigheid vrij wat bevlekt heeft. Be meesfen ge- dralvan loofden , ten dien tijde , dat hij op de goederen en maxuwus. bezittingen der Ketters loerde (♦}. Ja dezelfde Ijisfchoppen , die hem de bovengemelde vonnisfen hadden ingegeven of goedgekeurd, brachten hem ook zoo ver, dat hij op het punt ftond , om Kriigs- bevclhebbcrs met eene onbepaalde magt naa Spanje te zenden , waar zij gerechtelijke onderzoekingen over de Ketters aanftellen, en dien hun leven en goe- deren ontnemen zouden. ,, De gevolgen daar van,** zegt suLPicius SEVERUS (f), „ zouden onge- ,, twijfeld geweest zijn, dat daar door eene groote ,, menigte heilige mannen het leven zou verloren „ hebben. Want men maakte toen geen groot on- „ derfcheid tusfchen de menfchen; men oordeelde ^, enkel naar den oogfchijn, en bofloot meer uit ie- „ mands bleckc kleur, of uit zijn kleed, dan uit „ zijn geloof, dat hij een Ketter was." Terwijl dit te Treveri voorviel, kwam de Ris- Delleili» fehop (*) suLi'ic. SKv. (Ic tut. B. iM.rr. ÜL:l. JU. C. XI. (t) DiciL 111. de Hrtut. h. /)/,///. C. XI. ^ 3 ftp8 K E R K E L IJ K E III fcliop MARTiNUS andcmiaal daar. Hij had, gclijl; noKK Y^rjj gc2icn hebben , de geweldige beliandeling dor Hoofdft. Pn'scilliimisien ten llove zeer afgekeurd. Thans na C. G, l;vv'am hij aan het Hof, om de gemelde bloedige en J^?'^?-?" heilloze voornemens te fluiten; en ouk tevens met tot 4'"* .",. ,.'... oogmerk, om een voorfpraak te zijn voor twee aan- ge MAR- 2icnliike mannen, die 's Keizers toorn op zich had- Tour? tien gehaald, door hunne trouw voor gratianus. keurt hot Hqi ecrfle fcheen genoegzaam onmogelijk ; want der 'fifs- W-'^'^I^ius befchermde de vervolgers der Priscilliii' fchoppen jjisien zoo nadruklijk , dat niemand hen durfde be- **• ichuldigen, wegens het ombrengen van priscillia- Nus, hoedanig hij dan ook raogt geweest zijn, door hun toedoen; den eenigen Bisfchop theognistus uitgezonderd , die openlijk de Kerkelijke gemeen- fchap met hen afbrak, vervoegden zich verfchcidenc Bisfchoppen met hen , die thans te Treveri waren , waarfchijnlijk om den nieuwen Bisfchop dezer Hoofd- ftad i'ELix in te wijden. JJoze allen werden ont- fteld door het bericht van de aankomst en oogmer- ken van iNiARTiNus , dien zij vreesden , dat zich van hunne gemeenfchap fchciden zou. Op hunnea raad zond de Keizer hem bedienden te gemoet, met verbod, dat hij niet in de (lad moest komen, ten zij hij vooraf beloofde , den Kerke lij ken vrede met de aldaar vergaderde Bisfchoppen mede te brengen. MAR.TIMÜS, tot befchcid gevende, dat hij met dea vrede van Christus kwam, kwam 's nachts in de ftad, deed terftond zijn gebed in eene Kerk, en vcrfchccn den volgenden dag in het Keizerlijk Pa- leis. Twee dagen lang weigerde de Keizer hem ge- hoor GESCHIEDENIS. 279 Jioor te verkenen , terwijl de Bisfchoppen , aan wier III gemeenfchap martin us zich onttrok, den Keizer ?^°^j lastig vielen , ja fmeekten , dat hij zj.ine magt tegen i joofUfl. dezen wilde gebruiken , dewijl men pPvIscillianus °^ C- G* vergeefs ter dood gebracht had , indien jniartinus ^qj .^^\ zijn wreker zou zijn. Op deze wijze hadden zij ■ dQW Keizer bijna genoodzaakt, martinus als een' Ketter te behandelen. Maar, hoe overdreven ook zijne gunst jegens de Bisfchoppen was, hij wist nogthans al te wel, fchrijft sulpicius (*), dat ^L^.RTl^'us , in geloof, heiligheid , en deugd , boven iille menfchen uitmuntte. Hij zocht hem dus, door vriendelijkheid, over te halen, hem voorhoudende, dat de Ketters , met alle recht , meer naar den loop van openlijken gerichtshandcl , dan door vervolging der Bisfchoppen, veroordeeld waren; ook had eene voor weinige dagen gehoudene Kerkvergadering iTiiACius van alle ichuld vrijjcfproken. Als mar- tinus onvcrzetlijk bleef, werd de Keizer toornig, en zond terftond Bevelhebbers, om die genen om te brengen, voor welken martinus gebeden had. Zoo dra martinus dit vernam , haastte hij zich , hoewel het reeds nacht was, in het Palcis, en be- loofde, als men genade wilde bewijzen, de Kcrkc- liïke gemeenfchap met de Bisfchopi^n te zullen ver- nieuwen ; onder voorwaarde , ilat de Bevelhebbers naa Sjjanje gezonden, tot verderf der Gemeenten, terug geroepen werden; hetwelk maximus, zonder uitllel, bewilligde. Den volgenden dag werd fe- LIX (♦)/.. f. CV//». 12. S4 roo K E R K E L IJ K E III Lix ingewijd, een zeer heilig man, en vollvomert Eoi-.K waardig, om , in betere tijden , Bisfcliop te wc- Iloofilft. ^'"-'n C*). Doch alliuewel martinus de Kerkelijke na C. G. gemeenlchap hield niet de Bislchoppcn , men kon ^^j,'^]^^'^' hem echter niet overhalen, om die met ichriftelijke < ondertekening te bekrachtigen. Hij vertrok ook des anderen daags ten fpoedigdcn , en zuchtte onder weg treurig, dat hij zelfs maar voor een enkel uur deel genomen had in het gezeifchap van Hechte lie- den. Zelfs verhaalt sulpicius, met alle verzeke- ring, dat, als MARTINUS op zijne reize alleen zit- tende , de redenen voor en tegen zijn gedrag over- weegdc, hem een Engel verfcheenen was, die zijn berouw had goedgekeurd , maar 'er tevens bijge- voegd had , dat hij zich niet anders uit deze zaak had kunnen ontwikkelen , alleen dat hij voor het vervolg zijne oude ftandvnstigheid weder behoorde te hernemen. Ook nam hij zich zedert werklijk iu acht, zegt de Gcfchiedfchrijver, om geene gemcen- fchap te onderhouden met de partij van ithacius; maar bekende ons dikwijls wcenende, dat hij, door eene afgedwongcnc , naauwlijks voor een oogenblik: aangegane verbindtenis , verlies aan gecstlijke krach- ten geleden had, zoodat hij, van dien tijd af, de bezetenen niet zoo fchiciiik en krachtig genezen kon, dan te vooren. Hij heeft daarom ook, de volgende zestien jaren viin zijn leven, geene enkele vergadering van Bisfchoppen meer bezocht. Aiidere martinus was de eeniglle niet, onder de CAris- (•) suLPic. SEV. /. c, Cap. 13. GESCHIEDENIS. 281 teïijke Lccriiaren van dezen tijd, die de geweld- III daadigheden tegen de PriscilUanisten afkeurde. Aai- ^?^*5 ciiosius, Bisfchop van Mediolanum^ ook één der HoofdfL aanzienlijkde Bisfchoppen , deed zulks insgelijks met °^ ^- '^' nog halfbrrjger moed. Hij werd , in het jaar 387 , tot 470! door den Keizer valextiiviancs aan i\l\ximus af- cevaardigd , dewijl deze ook Itali'è en zijn overia;e „ ^^ ^^^'' o o 7 j j X3 aars van gebied dreigde. Toen hij te Treveri kwam , ont- 'sgelijkea trok hij zich , gelijk hij zelf fchrijft , geheel aan de Kerkgemeenfchap met die Jjisfchoppen , met welken de Keizer ze onderhield, of die de dood der Dwaal- ieeriiarcn begeerd hadden. Maar daar voor brach- ten dezen ook den Keizer daar toe, dat hij am- BR.OSIUS gebood, terllond weder de flad te verla- ten. Bovendien zag amcrosius het treurig toneel, dat de lx)vengenoemde Bisfchop hyginus , die zoo oud was, dat hij bijna zieltoogde, van klederen en -alles ontbloot , in ballingfchap verdreven werd, zónder dat hij, door zijne voorbede, bij de Hof-, bedienden van maxlmus deszelfs lot eenigzins had kunnen verzachten (*). Des te meer volhardde AMBROSius, ook lu het vervolg, bij zijne gevoe- lens; hij vergelijkt in éénen zijner Brieven (f), iTEiACius en deszelfs aanhangers bij de Farifeën ^ die de ovcripelige vrouw bij iescs brachten, om haar door hem te laten veröordcclcn ; ^.^[ der rijken , den wreed aart het ftrafFen van onfchul- digen, en den Godlozen belediging van den Gods- dienst aanboden." Ondertusfchen waren 'er onder de Christelijke Audere Leeraars van dezen tijd anderen , die veel gunlliger ^'>'^'''^'^^^' over deze ftraföefeningen fpraken , en ze genoegd dien tijd zaam goedkeurden. iiiëRONY^Mus , die in het eerst ^*-"'iiJ"en onbeflist wilde laten , of priscillianus een Ketter ^^^ pj-js. was , oordeelde in zijne laater Jaaren : dal hij door cilünnis- het zjvaard der Overheid^ en door het gezag der yV geheele Wereld^ veroordeeld was (*). Op gelijke wijze kan men vau augustinus befluiten, dat hij van hetzelfde gevoelen geweest is, uit eene plaats, waar in hij van de door KathoUjke Bisfchoppeii ontblootte, bcflredenc en ten grond geftortte Kette- rij der Priscilltïmtsten gewaagt (f). Maar aller- duidelijkst heeft zich , niet lang na augustinus dood , in het jaar 447 , hieromtrent de Roomfch^ Bisfchop LEO uitgelaten (§). „ Met recht hebben onze Voorvaders , in wier tijd deze Ketterij ont- llond, 'er overal nadruklijk oj) aangedrongen, dat • vene zoo Godloze woeiie uit de geheele Kerk ver- dre- ( * ) /•?/». ad Ctejiph. advers. Pelagianos, p. 476. (t) Contra mendactum ad CüiiJ'oit. Cup. 6. Tom. VI. <>PP' /•. 331. (S) 1'p. XV. T. I. Opp. p. 227. qri k e r k e l ij k e 111 dreven mngt worden. Ook hebben de Wereldlijke vTii Vorften deze onzinnigheid zoo zeer vcrfoi^id, dac Hoofdih zij derzclver Stichter, niet zijne meeste Leerlingen, na C. G. openlijk, bevolen hebben, om te brengen. Want tot 4^0. ^y 7.agen wel in , dat alle llreeven naar eerlijke ze- •—■ den te niet gedaan, alle hiiuiijksbanden losgemaakt, en zoo wel Godüjkc als nicnschlijke rechten over- hoop geworpen zollIch worden, indien men zulken lieden veroorloofde, hunne Leerflelliftgen te belijden. Deze wctlijke tegonlhmd was voor de Kerkelijke zachtheid lang voordcclig, welke zich wel met het oordeel der Triest i^rcn vergenoegt, en gcene bloedige ^m^«;; verlangt; maar evenwel, èoov fir en ge Pla^ kanten van Christelijke F'orften zekere hulp ont- vangt ; nadcmaal die genen , welke voor eene h'g- chaaralijke ftralTe vreezen, ibmtijds tot een Geestlijk hulpmiddel tocvluclit nemen." Gevol- Hoc het zij, men ziet uit het bovcndaandc ge- gen dezer jjQ^g^ hoe ver men in deze tijden nog af was, van tc^cr^^'dc ^^^ 'gevoelen , dat men de Ketters met de dood Priscil- -moest ftraflen. Evenwel, toen het ééns gefchied lianistcii. ^^,^g^ neigde men al ligt, om het als een middel tot handlnving der Rechtzinnigheid aan te zien, en, om de tegenftrijdigheid van dit gevoelen met echt Christelijke gronden op te losfen, vond meii gereedüjk uit, den Ketters allerhande ondeugden en ■misdaaden te last te leggen, waar door hunne ver- volging eene wettelijke gedaante bekwam. Ondertus- fchen werd juist hier door de geest van verbittering en vervolging te meer gaande, zonder dat daarGra de Keticrfclic gezindten door dit miiidcl tcritond on- der- GESCHIEDENIS. aJ?^ derdnikt werden. Zij werden veel meer in hunne m gevoelens verderkt, met eene foort van geestdiïj- ^^^^ verij. Zoo ging het met de Priscillianisten. Aan Hoofdft. den tdnen kant was, door martinus , gelijk wij ria C. G. gezien hebben, ter naauwernood verhinderd, dat Iq'/^^-I] niet een groot aantal menfchen, op bloot vermoe- ■ • den, goed en leven verloren; en het is gelooflijk, indien maxiüus langer geregeerd had, dat 'er nog bloediger toneelen zonden gevolgd zijn. Reeds ook had het graauw te Burdegala ecne Leerlinge van PRisciLLiANUS , omdat zij hardnekkig bleef, in een oproer gedenigd (*). Maar aan den anderen kant verfterkte zich deze partij, volgends sulpiciüs se- VERUS (t), na de dood van haren Stichter, en breidde zich meer en meer uit. Zijne aanhangers, die hem te vooren , als een' Heilig man , vereerd hadden > vereerden hem thans als een' Martelaar. Zij brachten de lijken der omgebrachten naa Spanje^ alwaar zij hen met eene aanzienlijke uitv^aart vereer- den. Bij piiisciLLiANus te zweeren , was zedort bij hen een zeer eerwaardige eed. Onder de Katho' lijken^ integendeel, zelve ontftondcn over deze han- delwijze hevige bewegingen, die wel vijftien jaarcn duurden. Zoo als MARTiNus CH AMBROSius ovcr do harde nif^cru» behandeling tegen de Priscillianisten geoordeeld Jji^'-'^et. hadden, zoo dachten ook ftecds meer Bisfchoppen i:niloiln» daar over. Een dcrzelven was de Dislchop van vnnTurin ( * ) PROSPEii Cbron. Tom. I. D/unnm. Caiii/ii p. 29(5. (\) Lihr. 11, Hist. Sacr. C.//'. ui:. J2S6 K E R K E L rj K E III Rome , waarfchijnlijk siricius (*). Een gevolg BOEK iiicr van was, dat ithacius , men weet niet, in V[II 7 7» Iloofdrt. ^^'"^^^^ Kerkvergadering , afgezet werd ; maar ida- na C. G. cius (f) legde zijn ambt vrijwillig neder, itha- Jf^'T3^3- ^,j^,g ontfchuldigdc zich vergeefs, zegt sulpicius, tOt 4~0. ° o 5 o 5 fa. ■ ' ., daar mede , dat liij alles op voorflel en aanraden van anderen gedaan liad: idacius integendeel, hoe- wel minder fchuldig, zou den lof van wijsheid en bcfcheidenhcid verdienen, indien hij naderhand niet gepoogd bad, zijnen post weder te bekomen. On- dertusfchen dewijl ithacius zoo veel andere aan- hangers had onder de Bisfchoppcn van GalU'èn , en inzonderheid felix, de Bisfchop van Treveri ^ aan deze zijde bleef, werden de twisten des te ergerlij- ker voor het gemeen. Op eenc Kerkvergadering, die in het laatst der vierde, of begin der vijfde eeuw , te Taur'nmm , ( Tiirin , ) gclioudcn werd (§), werd wel bedoten , ( can. 6. ) dat die Bisfchoppcn , welke de Kerkgemeenfchap met felix zouden af- breken, tot verceniging met de Kerkvergadering, volgends den Brief van den nu overledenen aribrg- sius, of van den Roomfchen Bisfchop, (^Rotnana (*) Men befluit dit uit eencn Canon der Kerkver- gadering te Tauriiium bij harduin , Act. Concil. Tom, I. Opp. pag. 960. (t) Dus fchijnt men deze namen te moeten lezen bij SULPICIUS SEVERUS /. C. PROSPER /. C. Cn ISIDORUS VOH Seviliën de SS. Ecdcs. Cap. 1. (§) Derzelver Brief nan de gezamenlijke Bisfehoppen van GalU'cn is nog voorhanden bij harduin. /. c. p. 957^ GESCHIEDENIS. 287 EccUftdt Sacerdotis ^ ) zouden worden toegelaten. III Maar dit befluit deed, naar het fchijnt weinig uit- ^?^^ werking. Hoofdil. In hun Vaderland Spanje , voornaamlijk in de na C. G. Provintie Galliciè , of Gallacia , werden de Priscil- ^^^ ^„^* ïianisten , volgends verhaal van eenen anderen ida- ■ Tiüs, die, in het midden der viifde eeuw, Bisfchop ^^erKver- ■ gauenng was in Spanje ( * ) , voornaamlijk tahijk. De Lis- ^^ Tole- fchop SYMPHOsius was aldaar de aanzienlijkfte van tum. hunne Leeraaren , die ook verfcheidcne Bisfchoppen \^^-\' voor hunne Gemeenten wijdde, dictjnnius, eenander Bisfchop der Prisciiliauisten aldaar (7) , noemt hem zijnen Heer^ Vader ^Opvoeder en Leer aar. dictin- Nius bevorderde den voortgang van zijne partij door Schrififen, welke van dezelve zeer hoog gefchat werden. Doch deze beide Leeraars der FrhciUia' fiisten verklaiirden zich bij ambrosius genegen te zijn, om met de KathoUjke Kerk weder verzoend te worden. IJij fchreef daarom aan de Spaanfche Bisfchoppen, dat zij svmpiiosius en dictin'nius ia hunne Kerkgemeenfchap weder zouden opnemen, indien dezclven hunne voorigc flechte handelingen veroordeelden en de voorwaarden vervullen wilden, welke zij voor hem op zich genomen hadden; zij zouden ook hunne ambten kunnen behouden; alleen dat DiCTiNNius, die eerst Presbijter ^ (Ouderling,) was, niet hoogcr klom. Ook fchijnt siiiicius de- zen (*) iDATH Chroii. in Opp. Sirmondi T. II./.. 231. (t) Op de Kerkvergadering te Tukniin bij hahdi'IN. ü85 K E R K E L IJ K E 111 zen voordag gedaan te hebben. De Spaanfche I ^PJ:^ fchoppcn hielden dus, om het jaar 396, eene \ Tloofdft. gadering te Tolctimi^ QToledo ,') op welke zij c na C. G. sYiMPiiosius cii zijne aanhangers nodigden* Di tot 476.' ^^J ^'^^^'^'^^^"'^" "*^fj ^^^^^ ïiddd SYMPHOSius r ■ TiNNius en anderen tot Bislchoppen aan. Tweede Op eene tweede vergadering te Toledo ^ in ^j ^.'^'■' jaar 400, was men gckikkigcr: zij wordt de ee teTolcdo Toktaanfche Kerkvergadering genoemd, omdat de cerfte is, van welke Kerkwetten overig zijn, hoewel de andere, daar toe behoorende ooiris den (*), gedecltlijk uit laater tijden , gedeeli flechts iiittrckzcls uit liare handelingen zijn. meergemelde en andere Bisfchoppen der Priscii iiistcn vvai'en bij dezelve tegenwoordig; onder ar ren paternus, Bisfchop van Broga ^ de Hoofd van Gallici'én. Eerst raadpleegden de negentien . tholijke Bisfchoppen , welke deze vergadering maakten, en onder welken patrinius, vvaarfcli lijk Bisfchop van Tokdo ^ de Voorzitting had, c hunne gemeenfchappelijke belangen , in tegenvvc digheid der bijzittende Ouderlingen en ftaandc f\ Jiedienanren. Dewijl naamlijk tot hier toe in Spaanfche Gemeenten , verfcheidene veranderin ingevoerd waren , die bijna fcheuring veröorzr hadden , befloot men , de wetten der Nice'ifche \\< vergadering , ten aanzien der inwijding van Ge lijken , algemeen in acht te nemen. Vervolge maakte de Kerkvergadering nog twintig bijzone (*) ///». liarduin l. c, pag. 993. GESCHIEDENIS. 289 befluitcn, die wel niet zeer gevvigtige onderwerpen III betrcflen, en in het eerst alleen voor de Spaanfche ??.^^ Kerk waren; maar die in het vervolg van tijd in de ijoofcift. Wcstcrfche Kerk in het gemeen , een grooter gezag "^ ^- ^• verkregen hebben, en ook over de denkwijze der |qj ^-,5] Lceraarcn van dezen lijd , omtrent lumne rechten en plichten , een zoo groot licht verfpreiden , dat zij hier verdienen aangevoerd te worden. In den eerften Canon flellen de Bisfchoppen vast, Derzel- dat eerlijke, kuifchc, en onthoudende mannen, ^1- n^^-^gn" hoewel zij echte vrouwen hebben , tot KerkendienU' ren kunnen aangedeld worden; maar die Kerkendie- naren , die nog vóór het verbod , door de Bisfchop- pen in Lufttani'è gegeven, met hunne vrouwen ge- meenzaam geleefd hadden , zouden nooit Ouderlin- gen worden; en als een Ouderling^ vóór het ge- melde verbod , bij zijne vrouw kinderen verwekt had, zou hij ook tot geen Bisdom geraken. — Volgends den tweeden^ zal niemand, die Kerkelijke Boete gedaan, en de Kerkelijke Gemeenfchap weder erlangd heeft , ( divino reconciliatm altario , ) in andere trouwt, zal hij onder de Deurwaarders tot 4-6. ' 1 of Foorlezcrs , met de bovengemelde bepaling , ver- laagd worden. Indien hij echter, (hetwelk geheel niet gezegd of gehoord behoorde te worden,) ten derdewale trouwt , zal hij twee jaaren lang Van de Kerkgemccnfchap uitgefloten zijn, en dan weder opgenomen worden, en het Heilig Avondmaal on- der de Lecken ontvangen, —r Verders zal, volgends den vijfden , een Ouderling , Dinkon , of ander Geestlijke, die zich op eene plaats onthoudt, waar ecne Ktrk is, en niet tot het daagUjksck ojfer^ (waarfchijnlijk Jiet openbaar gcbéd,;) komt, indien hij zich door ilc bcftrafiingen. van ijijnen Bisfchop niet iaat verbeteren, volflrckt niet meer voor ccnen Gccstlijken gehouden moeten worden. — Q iH tuigen bij zich heeft, aldaar welvoeglijk tegenvvoor- '^p^^ dig kan zijn; even min zal zij zich in de huizen Hoofdfl, der Foorlezers laten zien , indien zij niet met hen 0^ C. G» vermaagdfchapt is. — In den zevenden wordt de l"," ^3* uitfpraak gedaan, dat, indien de vrouwen der Gees- -■ — telijken , ( clerici , ) zich bezondigen zouden , hare mannen het recht zouden hebben , wel niet om haar ter dood te brengen; maar toch om haar te binden en gevangen te houden, als ook haar tot een heil- zaam, alleen niet doodlijk vasten, te noodzaaken; zoodat arme Gcestlijken, die geeiie knechten heb- ben, clkanderen daar bij ten diende zijn. Zij zullen ook met zulke getrouwde vrouwen niet eten; ten ware zij boete gedaan en zich bekeerd hadden. — Wie na den doop krijgsdienfien aanvaard , en vcr- volgcnds eene plaats onder de Geestelijken verkregen heeft, zal, volgends den achtften Canon ^ gefteld, dat hij ook geene hoofdmisdaad gepleegd had, nooit tot Diakon aangcfteld worden. (Een zeldzaam over- blijfzel van den ouden afkeer der Christenen tegtu het krijgsleven. ) — De negende bevat een verbod , dat geene Godgcivijde rrouw, (profes/a,') o[ 'A-edu- we^ bij afwezendheid des Bisfchops of des Ouder- lings , in haar huis met eenen Zanger , Qco7ifcsfor ,) of Dienstknechten , beurtswijze Geest lijkc Liederen zal zingen; ook zal het openbaar Avondgebed, ( luccrnarium , ) enkel in de Kerk voorgelezen worden; of, indien zulks ten platten lande gefchicdr, in het bijzijn van eenen Bisfcbop, of Ouderling, of Kerkedienaar; (waarfchijnlijk, om geene aanleiding T a tot 191 K E R K E L IJ K K III toe onördcnlijke Godsdicnftige handelingen te gi- BOF.K v^.J^. ) — In den tienden wordt bevolen , dat nie- VIII Iloofda. n''i"^^ ^^'2 "JP cenigerleië wijze lijfeigen is, tot C/g" !w C. G riem, (Geestelijks,) gekozen zal worden, ten zij Jaar 363. |^jj onbellrallijU ware van zeden, en met bewilliging „ van zijnen Heer. — Wilgcnds den e/felen , zal , wan- neer etn vermogend man , eenen Geestelijken, of /Irmen , of Monnik , ( want dit is waarfchijnlijk Re-- ligioftis,) berooft, en voor den Bisfchop, die hem tot verhoor heeft laten roepen, niet wil vcrfchijnen, tcrftond aan alle Bisfchoppen der Provintie, en zoo ver men flechts komen kan , gefchreven worden , dat de zoodanige zoo lang voor eenen in den Ban der Kerk moet gehouden worden, tot hij zich aan dit onderzoek onderwerpt, en het geroofde ver- goedt. — Geenen Geestlij ken zal het, volgends den V.vaalfden , geoorloofd zijn, zijnen Bisfchop te ver- Intcn, en met eenen anderen in verbindtenis te tre- den ; ten ware deze hem geern wilde aannemen , omdat hij , van Ketters , tot de Rechtzinnigcn , over- gaat. Maar die genen , die van de Rcchtzinnigen tot ziilken overgaan, die zich in den Kcrkenban be- vinden, of reeds een ichandelijk vonnis op den hals gehaald hebben , zullen dezelfde UrafFe met dezen ondergaan. — Christenen, die in de Kerk komen y en evenwel het Heilig Avondmaal met de overigen r.iet ontvangen , zullen vermaand worden , zulks te doen , of zich onder de Boetdoenden te plaatzcn ; indien zij dit weigeren, zullen zij uit de Kerkge- meeiifcliaji uitgclloten worden. Dit is de inhoud van deu dcrticnden Canon, — Na;u- den veertienden zal GESCHIEDENIS. 293 zal die geen, die het Heilig Avondmaal van den III GeestUjken aanneemt , en nogthans niet gebruikt^ ^\\\\ als een Kerkrover weggejaagd worden. — ^Vanneer Hoofdft. een Leek in den Ban is , dan zal geen Geestliike of "^ C. G. Monnik bij hem komen ; op dezelfde wijze zullen \^^ .-5] de Geestlijken den genen uit hunnen ftand, die in — dit geval is , vermijden , op ftraffe , van zelve in den Ban te vervallen. Dit geldt naamlijk van zulke GeestUjken , die onder denzelfden Bisfchop ftaan , of van den gebannenen bericht ontvangen hebben. ( XV Canon, ) — Eene Godgeivijde Vrouw , die eenen misftap gedaan heeft, zal in de Kerk niet eer eene plaats hebben , vóórdat zij zich bekeerd heeft ; alsdan zal zij , na eene Boete van tien jaren , we- der tot de Kerkgemeenfchap geraken. Vóór dat dit laatfte gevolgd is, zal geenc Christinne, op flfaiïe des Bans , haar op eene maaltijd onthalen. Haar verleider zd\ op dezelfde wijze Boete 'doen. Maar trouwt zulke perfoon, dan zal zij alleen, alsdan, wanneer zij zich , bij het leven van haren man , op de onthouding bevlijtigt , of eerst na zijne dood , tot de Kerkelijke Boete toegelaten worden» (XVf Canon. ) — Wie benevens zijne vrouw nog eene lij/Jaap , ( Concubina , ) houdt , zal uit de Kerkge- mecnfcliap gefloten worden. INIaar wie, ;/; plaats van zijne echte vrouH' , eene bijflaap houdt , wcl verdaan, maar ééne eenige^ dien treft deze flralle niet; anders verdiende hij wcrklijk den Ban, tot hij zich bekeert. {Canon XVII.) — Over dezen Ca^ von^ die, gelijk meer van deze Kerkvergadering, in de verzameling der Canons of Kcrkregcicn van cua- T 3 n- 5,91 K E R K E L IJ K E III TiANL'S, { Deer et a Gratiam , ^ en daar nicdc In DOF.K |,^,f Pauslijk Wetboek is ingevoegd ( * ) , merken Iloofdn. '^^'^'' ^^ nieuwer Roomiclie Verbeteraars aan , dat na C. G. nicn daar in door eenc Conctibina zulk een vroiiws* 10^ ^-6* P'^^'^'^o" "^^'^'^ verllaan , die zelfs volgends liet Ro- ■ 'i mcinfclic Recht (f) , en volgends augustinus (§) , voor den naam van echte vroir.v ^ niets anders mis- te, dan óc p/egt ige nri/ijkc tromv ^ terwijl zij eenc getrouwe vcrbindtcnrs met ecnen ongehuwden man roor het leven had aangegaan. Doch men moet evenwel bekennen, dat men van deze laatlte gcwig- tigc bepaling geen woord in den oorfpronglijkcn Ca- non vindt ; zoodat het twijfciüchtig blijft , of dit toen wel noodzaaklijk gevorderd is. — De achttien' de is tegen de weduwen van Btsfchoppen ^ Oudere tingen , en Kerkedieuaaren , des te liarder. Wan- neer *\(lZroken tegen de vol- gende LaTllellingen : Dat de Almagtige God deze 1 4 We- apö K E R K E L rj K E lil \VcieKl, en al wat daar in gevonden wordt, niet voF.K geCchapen heeft; — dat God de Vader, de Zoon, Hüofdn. en de Trooster, (^Paraclcttts ,) van dkanderen vol- na C. G. (trekt niet onderlchcideii zijn ; — dat de Zoon van 'lT"^-6*^°^ enkel liet Vlccsch, maar geenc Ziel, aangeno- „ men heeft; — dat cmiisTUS niet heeft kunnen ge- boren worden; — dat zijne Godheid veranderlijk en aan lijden onderhevig heeft kunnen worden; — dat 'er een andere God geweest is voor de oude \Vet, dan voor de Euangeliën; — dat een ander God, dan die, welke in de cerftc woorden der Schcp- pings Gefchicdenis genoemd wordt, de Wereld ge- maakt hecfi; — dat de mcnsclilijke ligchamen na de dood niet zullen opflaan; — dat de menschlijke ziel een deel van God, of van zijne Zclfllandighcid is; — dat men , behalven de Schriften, welke de KathoUjke Kerk vereert , nog anderen vercereu muet; — dat de Godheid en het vlecsch in Chris- tus déne natuur heeft; — dat zich iet buiten de Heilige Drieëenhcid kan uitflrekken ; — dat men aan de Starrenwigchelarij gelooven moet; — dat de huwelijken , die naar de Godlijke wet geoorloofd 2ijn , verfoeilijk zouden zijn ; — dat men zich niet alleen van het vlcesch van vogelen en andere eetbare dieren , tot kastijding des ligchaanis onthouden, maar het ouk verfuejen moet. Ook fclüjnt de laat- l\e dezer Banvloeken , die buitendien in de Haiid- fchriftcn in getal vcrfchülen, ccne laatcre inlasfcliing gekregen te hebben , in de woonlen : of die anders iet hij den I.ellzamen Duop Jlrijdig tegen den Stoel van Pet rui doet* Na GESCHIEDENIS. 297 Na deze handelingen der Kerkvergadering werden UI de Belijdenisfen aan symphosius en dictinnius ^^f^ voorgelegd , met welke zij de Leerftellingen en HoofdfL Schriften van priscillianlts veroordeelden , en oa C. G. zich met het jSkeifche Geloof verëenigden. De /^r^"^-^* •' ° tot 4^ o, twee laatstgemelden verklaarden , dat zij niets anders « wilden Iceren, dan het gene symphosius leerde. syt'Ipho- DiCTiNMLS verzocht, inzonderheid, de Bisfchoppen pic^u^.-^.j, van het Si j node, voor hun, dewijl zij toch de Sleu- i^senz. telen des Hemelrijks hadden, dit Rijk, en niet tienen zii'h Poorten der Hel, te ontOiiiten. symphosius zelf met de fpreekt , even als de anderen , van deze en gene ^^^[kver- T n , • , r .. , gaderiug. Leerltelungen van priscilliancs , als ot zij hem onbekend waren, en als of hij ze alleen verwerpt, omdat men dit begeerde. Met één woord, het fchijnt hier, met de overtuiging en herroeping Aq- ZQr Priscilliafiisten , zeer overhaast toegegaan te zijn. Het gene wij aangemerkt hebben , over de laatere Asnmer- bijvocgzelen en inlasfchingen in de Handelingen de- |;^'"Sover zer Kerkvergadering , fchijnt ook plaats te hebben vonnis ' in derzclver Slotvonnis, hetwelk het befluit dezer «^^zer ftukken uitmaakt. Daar in wordt eerst verhaald, rVd»^'^' wat met de beide meergemelde Bisfchoppen derPm- cillianisten, zedeit de Kerkvergadering van C^far^ Augmta , is voorgevallen; vervolgends worden nog andere Bisfchoppen van deze gezindte aangehaald, welke duels naar derzclver voorbeeld, deels, door de Schriften van ambrosius , beter onderricht, hunne dwalingen herroepen hebben. Daartegen ge- waagen de vergaderde Bisfchoppen nog van verfchci- dcne Priidlliüanfche BislchupjK'U en Geestlijken, T 5 WeU spj? K E R K E L IJ K E III welke bij hiiiinc gevoelens bleven, en priscillia- B<»RK jjpj; yoor een' rccht^inniir jieüiijr Martelaar hielden. VIII Hoofdih ^*-'^'-' ^verden gezamenlijk algezet. Maar die genen, na C. C. die licrroepcn hadden , zouden hunne Bisdommen r"^ 1-6 behoutien , indien zij ccn hun van de SijiwcJe toe -— — — te zenden Geloofsfoninilier ondertekenen wilden. Doch , eerst zouden de antwoorden der Bisfchop- pen van Rome en Milaan daar over ingewacht worden. Te weten , deze waren de aanzienlijkfte Bisfchoppen van ItaU'è i en ambrosius, voormaUg Bisfchop van Milaan , had juist dezen voorflag tot wedcraanncming der Friscillianistcn gedaan. Voor- dat deze antwoorden inkwamen , zouden deze Bis- fchoppen geenen Geestlijken inwijden. Dat de Roomfche Bisfchop hier, bij uitnemendheid. Papa heet, is voor dezen tijd, toen nog alle Bisfchoppen dien eernaam voerden , iet ongewoons , en moet waarfchijnlijk afgeleid worden van het aanzien van den Roomfchen Bisfchop leg, in wiens leeftijd het uittrckzel van dit flotvonnis valt. De vrede Zoo veel toegevendheid aan weerskanten herflclde der Kerk g^hter den Kerkevrede in Spanje niet volkomen. hier me- ., n- r i de nog Een vnj groot aantal van Jiislchoppen en gemeenten jiiethor- yan Pri. 21. cd. liitt. 300 KERKELIJKE III cilUanisten, zien op de oudere Pf iscillianisten ^ of BOF.K Prisc/7/isten , behorende tot de Motuanisten . en VIII Hoofd:}, ^"s genoemd naar zekere vrouw, priscilla, die nn C. G. zich voor cene Profcetesfe uitgaf (*). En in de ^^|"^^_^' daad, het is blijkbaar, dat daar in de namen il/ö«- — taiiistiS , P.hryges , Priscillianistcc , in dezelfde bete- kenis en als gelijkluidend , gebruikt worden. In cene dezer wetten Haat uitdruklijk: Phryges , qtios Pepiizitas , five PriscUlianisias , rel alio latentiore vocahulo appellant (f), en in eenc andere (§), worden MontanisUt ^ feu Piiscilliaiiistcs^ Phryges , bijeengevoegd. Andere Ju niet édns waren alle de Katholijke Bisfdioppcn Katliolij- \y\ Spanje te vrede met de wijze, op welke men, fchoppcn c>P ^^ Toletaatifche Kerkvergadering, verfcheidene zijn ook Disfchoppen van dezen aanhang in den fchoot der bevrcdf- ^^"^^ weder aangenomen had. De Bisfchoppen in het ginj. Laiidlchap B^etica inzonderheid , en te Carthagena , berispten de daar in acht genomene zachtheid, en braken om die reden de Kerkgemeenfchap af met de Vaderen der gemelde vergadering. Deze node- loze, uit eenen hardnckkigen ijver tegen de Ketters ontüane fcheuring, dreigde zoo fchadciijkc gevol- gen, dat de Disfcliop iiiLAiiirs , en de Onderling ELPiDius, omtrent het jaar 404, uit Spanje naa den Roomfchen Bisfchop innocentius I. reisden , om de rustverftoorers door zijn gezag te beteugelen. IN- (* ) Paratitl. in Cod. Th. Lihr. \M\. t. ^. de Har. l. 40, 43, 48, 59' 05. P' ïi7- C^'w.v;. i;8, 208. h. *. (T) L. 59. de Har, (5) iL. 65. GESCHIEDENIS. 301 iNNOCENTius vaardigde ook eencn Brief af aan de iil Bisfchoppen der Sijmde van Toledo (*), in wel- ^^^^ ken hij wel zijne Kerk den Apostolïfchen Stoel ^ en Hoofdft. den fchoot des Geloofs ^ noemt; maar voorts dit on- na C. G. derwerp zacht genoeg behandelt. Hij houdt den J^^. J_^^ aanftokeren dezer fcheuring voor , dat zij omtrent ■ gelijke eigenzinnigheid betoonden, als voormaals de Luciferianen ^ en dat zij, door de wederiianneming van den Bisfchop symphosius , en anderen, van deszelfs partij , volflrekt niets verloren hadden ; ook is het waarfchijnlijk , dat deze Brief, welke zich nog over eenige andere Kerkelijke wanorden in Spanje uitlaat , zijne gewenschte werking gedaan heeft. Zagen wij in de lotgevallen en handelingen met Vervolg èt Priscillianisten. hoe de Christelijke Leeraaren , '^^''' ^^~ 1 , Ichiede- ten dezen tijde , meer en meer begonnen te neigen „ij jer tot geweldige middelen tegen de Ketters en Scheur- Donacis- makers , het vervolg van de Gefchiedenis der Dona- ^^°* tisten zal ons deze treurige waarneming bevestigen. Wij hebben , in een voorgaand Deel van dtze, DeDona- onze Giïfchiedcnis (f), het verhaal van de verfchil- tisten Ie- len met de Donatisten gebracht tot de regering van verzoek- den Keizer julianus. Men heeft daar gelezen , Ichrift in door welke dwangmiddelen zij, onder de Keizers ^^" ^^"' ANUS ,oin KONSTANS en KONSTANTius , tot de éénheid met herllekl jj^ tewordcn (*) ^'P' ^'^ Episcop. Sytiodi Toletana , wnar voor alle HandCchritten verkeerd hebben , TohfaniCy zoo als ook MAiiDL'iN heeft inten druklccii ^1ct. Coyjcil. Turn. I. fuS' '021. ( 1 ) Dal IV. Bhuli. 410. S02 K E R K E L IJ K E III tle Katholijke Kerk vcrpligt werden, zonder ecliter B•>^'* iii hun vaderland en eigenlijk verblijf, /Ifrika , iiic- lloufdft. §i^''^^'i'-l ^^ wezen. Met de regering van jullanl-s, nn C. G. iu het jaar 36 1 , daagtle voor hen een tijd van adem* Jaar 363. j^jJIjj^ op; waar van zij echter zoodanig gebruik >., " ■ niaakten , dat zij bij de KathoUjktn nog meer ge- haat werden, julianus, gelijk wij weten, riep, dewijl hij de verdeeldheid onder zijne Christen -on- derdanen geem zag, alle de Bisfchoppcn terug, die, onder KONSTANTius, in ballingfchap verdreven wa- ren. Doch , hier van konden de Donatisten geen voordeel hebben , omdat liiuinc Bisfchoppen reeds door een bevel van iconstans, vóór dertien jaren, tot ballingfchap veroordeeld waren. Om deze reden leverden rogatianus , pontius, en anderen van hunne Bisfchoppen en Leeriiaren, in het jaar 362, aan julianus een verzoekfchrift over, ten einde in hunnen voormaligen toefland herfleld te worden. De Bisfchoppen van hunne tegenpartij, welke dit verha- len (*), nemen dezen (lap der Donatisten zeer eu- vel op, dat zij zich tot den gchaatten vervolger van het Christendom gewend hadden, en inzonder- heid, dat zij, van konstantus veriichtlijk fpreken- de, van cencn afvalligen Christen zeiden: dat de gerechtigheid alleen iet bij hem vernwgt. Uit dit alles trok augustinüs voornaamlijk zoo haatlijke gc- (*) oi'TATus de Sctiism. Donatist. L. II. C. 16. p. 40. AUGUST, coutra Epiit. Parmeniani L. I. C'. 12. p. 15. covtra litterai Petiliani Libr. II. Cap. 83 , 92, 97. fag, 182. Tom. IX. Opp. GESCHIEDENIS. 303 gevolgen , dat men de Donatisten nog meer verfoei- UI de. Zelfs misbruikte men daar toe, in het vervolg, ^^^JS de magt van den Vorst , om dezen ftap te doen Hoofdft. verfoeien , want in het jaar 400 , gaf Keizer hono- "^^ C. G, Rius een Plakaat (*), dat men tot openlijke be- 'q^ ^^^ ftraffing der Donatisten , het gunflig bevel van ju- - LiANüS , hun verzoekfchrift , en wat daar verders toe behoorde, openlijk op de volkrijkfte plaatzen der ftad zou aaiillaan, opdat iederéén de wanhopige en huichelachtige trouwloosheid dezer gezindte, en te gelijk het ftandvastig vertrouwen der KathoUjken op hunne goede zaak, zou opmerken. Ondcrtus- fchen , zoo veel wij kunnen oordeclcn , was het den Donatisten niet zoo geheel kwalijk te nemen , dat zij , gelovende onrechtvaardig behandeld te zijn , recht zochten bij eenen Heidenfchen Keizer, en in zoodanig verzoekfchrift kon de loffpraak van zijne liefde tot gerechtigheid zeer wel cene plaats vinden. Het is waar, de Donatisten hadden te vooren wel gevraagd, wat recht de Keizer had, om zich met Kerkelijke zaken te bemoejen (f)? en zich dus, naar het fcliijnt , ook niet aan julianus moeten wenden. Maar hier in dccden zij niet anders, dan het gene ook de KathoUjken^ bij dergelijke gelegen- heden, deeden. Dezen ontzeiden ook meermalen aan tle Keizers en Wereldlijke Overheid de bevoegd- heid , om de twisten der Gccstlijken te onderzoeken en te beüordeden, of te beflisfcn; maar wanneer /ij ( * ) L. 37. Cod Theod de JLerc:. Ct) Z\a Ded IV. Blad». 1.15-407. ,04 K E R K E L U K E III zij vnn dezelve gunfHger iiitfpraken of onderflcu- POEK j^jj^„ venvachttcn , wciiddcn zij zich dikwijls genoeg Hoofdll. tut lien. na C. G. jL'LiANUS het verzoek der Donatisten toegedaan I^J^'^^^j] hebbende, Ipocdden zij zich, om zicii, door hulp — - — — der Overheid, in Afrika het bezit der hun weder DeDona- t,3^,jT(.iVane Kerken en andere rechten te bezorgen. tiscen ^ , , , ., , . ,,,,", hcrflellcn Het Ichijnt echter, dat zij, door de enkele bekend- zich met niaking der Keizerlijke bevelen alleen , in hun oog- ^*^^^'' ' merk niet konden Hagen; maar dat zij de daadlijke hulp der Overheid behoefden. Met zekerheid kun- nen wij hier niets vastltellen, want wij hebben gec- ne andere berichten, dan van hunne partijen. De- zen verhalen (*), dat de Donatisten de verfchrik- lijkflc gewelddaadighcden hebben uitgeoefend , om het Keizerlijk bevel ten uitvoer te brengen. Zij ver- Jaagden de Katholijkc Bisfchoppen uit hunne Ge- meenten , en maakten zich , gcwapcnder hand , mees- ter van de Kerken, waar bij hunne Bisfchoppen zelve tegenwoordig waren, op wier bevel men de geflotene Kerken openbrak , waar op plunderen, flaan , en moorden , van volwasfenen en kinderen volgden. Oat de Katholijken zich verzet zullen hcbbjn , om hinme Kerken niet aan de Donatisten terug te geven, kan men uit het bericht van opta-" TJ's zelven (f) befluiten, dat de laatstgemclde», in jMnuritanië, door een aantal Gerichtsdienaren zijn biigellaan , en dat de Stadhouder zelf, met eene ben- de (*) orxATUS /. c. L. II. C. 17-19. 21-26. L. VI. C. 5. f]. AUGUSTiN. /. 4-. Ct) ^i^'' n. Cap, i8« GESCHIEDENIS. 305 de Soldaten , ( cuvt fignis , ) tegenwoordig is ge- Ili weest. Ook verwijt hij hun , op eene andere ^^^ plaats (*}, dat zij, op eene Gode mishagende, en Hoofdff. bij geen mensch verfchoonbare wijze , door Wereld- •■!" C. G. lijke Vonnisfen en Heidenfche Gerichtsdienaren , vele \^^ J_^ , KathoUjken genoodzaakt hebben, de Affchriften des ^ Bijbels over te leveren, welke voor dezen aan allen gemeenfchappelijk toebehoorden; en dat zij hun, op gelijke wijze , de Kerkelijke vaten , voorhangzcls , gordijnen en andere gereedfc happen , hebben afge- dwongen. Hier is het klaar , dat de Donathtcn hunne voormalige eigendommen mat dwangmiddelen terug geëischt hebben; en tevens waarfchijnlijk , dat bij die gelegenheden fommigen van die harde geweld- daadigheden door de Soldaatcn of Gerichtsdienaren gepleegd zijn, welke aan de Donatisten alleen te last zijn gelegd. Met dit alles kunnen wij alle de berichten van optatus niet verwerpen, dewijl liet toch zeker is, dat, bij dit verfchil, van weerskan- ten partijen met de uiterlle drift en hevigheid ge- handeld hebben ( f). Dus verhaalt optatus (§) ook, dat de Donatisten niet alleen aan vele Katho' iijke Risfchoppcn hunne ambten ontnomen , en de- zen gezalfden Gods den kruin gefclioren hebben, om hen onder de Boetdoendcn te vcrflooten, wier hoofden met asfclic beflrooid werden; maar dat ook ontelbare KathoUjken van allerlianden ftajid, Jaaren^ eit (♦) Libr. VI. Cap. 5. (t) Vergcfijk Deel IV. Dladz. 134. (§) L. c. et Libr. VI. C//-. i. fq. VII. Dkül. V tot 476. 30(5 K E R K EL IJ K E III en 'T-Hacht door hen tut Kerkelijke Boete genood- "*'^'* zaakt waren ; dat zij altanren , kelken , en andere Hoofdll. Kerkelijke gcrecdfchappcn in ftukkcn gebroken of m C. C verkocht , Godgewijde Maagden tot Kerkeboete of J^j"^^^^' tot trouwen gedwongen of op nieuw gewijd, en nog nimmer fchendaadcn bedreven hebben. Men ziet ligtlijk, dat deze aanhang de Katholijken^ als een onzuiver, onrechtmatig Kcrkgenootfchap, behan- delde, hetwelk geenc waare Lccr-iars , noch waarc Kerken , Godsdienst , en dergelijken , hebben kon. Bovendien kan men naauwlijks twijfelen , of de Cir- cimcellione$ , liet flechtlle , bijna dolle gedeelte der Doiiatisten ^ onder de Landlieden , zijn voornaamlijk werkzaam geweest in de buitenfporigheden , welke men aan de Donathten te last legt. Voorts zou oPTATus veel meer geloof verdienen , indien hij niet , genoegzaam onöphoudlijk , 200 hevig iiitvcer tegen zijne partij, en zelfs wonderwerken bijbracht, die dan een Godlijk oordcel over de vijanden der Ka~ thoJijken , dan Gods deelneming aan de zaak der laatllen bewijzen zullen. Wanneer de Douatistifche Tiisfchoppen , zegt hij ( * ) , het brood , voor het Avondmaal gewijd , hetwelk in eene KathoUjke Kerk gevonden was , voor de honden hadden laten wer- pen , werden deze dol, en beeten hunne eigene meesters , die zij niet meer kenden , als roovers van liet heilig ligchaam. Maar, als édns dezelven eene flesch met heilige olie uit het venftcr wieqien, werd deze door de hand eens Engels onderfchept , zoo (*;; L:hr. II. C'.v. 19. GESCHIEDENIS. 307 zoo dat zij zelfs op de fteencii niet aan flukkcn III brak ^''^^-^ Volgends denzelfden Sclirijver (*) ftond Julia- fjoofdft. Nus gereed , om , op aanhitzing of op de klagte '^^ C. G. der Donatisten , cene wet naa Afrika te zenden , '^j. ^-,^* om de Katholijken te vervolgen ; of had zulks reeds ffedaan, toen Iiij, in het jaar 'xd'x^ het leven ver- ^^^^""'^ , loor. Ondertusfchen , alhoewel zij, door zijne dood, i.^n naju- verhinderd werden, hunne wraakzucht tegen de A^Tz- l'anus thoUjken^ wegens voorheen geledene onderdrukkin- gen , te voldoen , bleven zij echter in dit wereld- deel, hetwelk bijna eenig en alleen hun verblijf was, zekere vastigheid behouden. Zij waren aldaar, bij- zonder in Numidi'è ^ tot het einde der IVde eeuw, zoo talrijk , dat zij eenige honderd Bisfchoppcn had- den. En dit is des te zeldzamer, daar de Keizers hen weder, door fcherpe wetten, begonnen te be- teugelen. VALENTiNiAAN dd eevfle , hoe zeer hij de ver- Wetten fchillende Godsdienst- gezindten in ziin Rijk weiniff '^"''* ^'*^^" ontrustte, heelt evenwel, zoo als men waarfchijnlijk Keizere acht, een Plakaat tegen de Donatisten gegeven, tegen hca Want, zijne wet van het jaar 373, door welke ver- boden wordt, eencn Risfchop, die iemand tweema- len gedoopt heeft , in zijne waardigheid te laten (f), is aan den Stadhoiuler van Africa Proconfularis gericht, en teekent duidlijk genoeg cene partij, th'e, dewijl zij den Doop der Katholijken voor niets re- kende, denzL'Iveii hcrliaalcii moest. Zijn (♦) Ubr. II. CV//'- '7- (t)C'. '///. L. XVI. /. 0. uc fancdiin liapt. ittfft. l.i. V a 3o8 K E R K E L IJ K E III Zijn Zoon gratianus integendeel, behandelde °°^^ hen vrij ftrenger. Omftrceks het jaar 375, liet hij Iloofdlh t-'^"*^ ^V'^^ afgaan aan zekeren Bevelhebber niten- na C. G. xius , uit kracht van welke aan de Douatisten zoo jIqj'^^^' wel hunne nieuwgebouwde Kerken, als die, vvell;e — '• zij den KathoUjken ontnomen hadden, weder afge- nomen zouden worden. Deze wet is niet meer voor- handen, maar hij beroept 'er zich op in eene vol- gende; en AUGUSTiNus heeft ze misfchien beide op het oog gehad , in ecu v:ui zijiic werken tegen deze partij ( ♦ ). Dewijl deze wet misfchien niet flipt ten uitvoer werd gebracht, bevestigde gratianus de- zelve door eene andere van het jaar 377, aan fla- VI ANUS, Vicarius van Afrika (f). Uit de ver wij- tingen, door de Doualhten den KathoUjken gedaan, en welke augustinus niet geheel wil ontkennen (§), is het duidelijk, dat ^qzc laatilon dit bevel bij deii Keizer uitgewerkt hadden, gratianus beveelt daar in den gemelden Stadhouder, die dwaalenden, die het Sacrament des Doops , door hunne herdoping, ontreinigen, door zijn gezag, van hunne dwalingen af te trekken, en de Kerken, welke zij onrechtma- tig bezitten , aan de KathoUjken \\\ te ruimen , de- wijl hij gcene andere lecre wilde waargenomen heb- ben , ilan die , welke overëenkomftig zijn met het Geloof der EuangeUsten en Apostelen , als ook met de onvervalschte overlevering, flavianus , aan vvien (♦) Contra Ejust. Pannen. L, I. C. u. j. IX. p. 15, (t )Cö^. Th. tic fa na. hapt. i ter et. l. 2. (5) C'jvtra litt. l'cril. L. II. C. 58. GESCHIEDENIS. 309 wien deze wet gericht was, was zelf een Donatht^ III en AUGUSTiNus, die dit bericht (*), vcnvijt deze ^-S^^r partij , dat zij , alhoewel de Landvoogd , uit hoofde Hoofdft. van zijn ambt , lijf- en levensdraffcn moest laten nJi C. G. uitoefenen , nogthans tegen hunne eigene grondrege- \q^ ^5* len , Kerkelijke gemecnfchap met hem hield. Het — zou dus heel wel kunnen zijn , dat deze Landvoogd dit bevel des Keizers , die misfchien zijne Godsdien- ftige gevoelens niet kende , niet volbracht heeft. Ten minflen de Donatisten bezaten, nog lang daar na , ecne menigte Kerken , ook zulken , die anders het eigendom der Katholijken waren. Ook vindt men, onder de regering van gratianus, nog an- dere fpooren, hoe flout zij zich zdwan wisten te handhaaven. Een aantal Bisfchoppcn, omtrent het jaar 37[), te Rome vergaderd (f), beklaagde zich hier over bij den Keizer, dat, in weerwil van zijn bevel, om de Kerkroovencle weder doopers uit Afrika te vcrjaagen, evenwel door de verdrevenen zekere CLAUDiANUS tot Bisfchop gewijd , en tot ontrusting van Rome^ wcrwaards zich velen heen begaven, afgezonden was. Hier durfde hij, alle voorige en tegenwoordige Bisfchoppen Heidenen te noemen , omdat zij naamlijk geencn wettigen Doop ontvangen hadden. De Keizer had hem wel laten aanzeggen, dat hij naa Afrika zou keercn; ook was hij hcr- haal- (*) Epht. LXXXVrr. Tom. W.pa-. 160. (I) f 11 RphtoUi Coucilii Rom. ad G rat i mi, et l'alen- tln. p. XVII. Pi. in Appcnd. Cod. Theed. per Jac. Sir- Vioud. Tom. VI. P. IL cd. Rin. V3 3IO K E R K E L TT K E III li.:alcic reizen, wegens zijne ongehoorzaamheid, ge- BOEK vangen gezet; evenwel onthield hij zich op dcii Hoofdf». <^"i"" "^ ^"-'^^ HoofdlluJ, alwaar hij door geld onder n.T C. G. (Je arme lieden aanhangers won , welke hij op nieuw Inr363 j.^^^pt^^^, j)^ Keizer gebood hier op (*), dat clau- — ■■ — '- DiANus honderd Romcinfche mijlen ver van lioine zou gebannen worden. PAPvMnM- Om dezen tijtl , tusfchcn de jaarcn 370 en 380, AMsceii ],j^(jj^^p (^e Doiiotisten in Afrika, onder meer be- VKor- nnam kwanie Leeraaren, eenen der uitramitendllen in par- Leeraar iyjE,j;iAxi's. Alhoev/cl deze een uitlandcr was, werd nrtistcn. 'li.i ^'chter, na de dood van (^^w Grootcn donati;s, hunnen Bisfchop van Carthago ^ die niet lang voor het jaar 360 gebeiu:d moet zijn , waardig gerekend , om t't deszelfs opvolger aangefteld te worden. Hij werd, benevens andere Bisfchoppen van zijne ge- ziiuUe, ten lande uitgebannen; maar door julianus in het jaar 362 terug geroepen. Van dezen tijd af, belluurde hij zijn Disdom nog omtrent dertig jaaren, Mt het jaar 392 , en bracht veel toe , dat de Dona- tisten zulk een overwigt in Afrika kregen. Onder anderen fchrecf hij ook een Boek tot hunne verdedi- ging , hetwelk hij overal verfpreidde. Vooreerst bracht hij daar in groote loflpraken op dtn Doop te berde, en haalde verfcheidene Zinbeelden te hoop van den Doop, bij voorbeeld den Zondvloed en de Befnijdenis, om aan te toonen, dat 'er maar één Doop zijn kan. Ten tweeden bewees hij, dat 'er maar ddnc Kerk is, in welke de Ketters zich niet bc- (*) Hefciil'f, Qratiau. pag. XIX. /. c. GESCHIEDENIS. 311 bevinden. Verders tastte hij de Overleveraars , III (^TradUores ,') der Heilige Schriften aan ; keerde ??.^j ^ich daar op tegen de Stichters der gewaande Eén- Hoofdft, heid, PAULUS en iL\KARius: en handelde eindelijk "^ ^' ^* •^- ^ 1 •• , , -. laar 363. van min gewigtige onaerweipen , by voorbeeld , van J^j ^-5^ de olie en het offer des zondaars. Dit denkbeeld - geeft ons OPTATUS (*) van zijn werk, aan wien men ook, benevens augustinvts (f), de nog overige berichten van parisienianus verfchuidigd is. Kort daar na ondernam optatus de wederleg- Het werk ging van dit werk , in zijn Boek over de fcheurins: ^^^ °^' 1 T^ . xoN 1. ^, TATUSte- iler DonaUsten ( § ) , omtrent het jaar 370. In het- rren de zelve verwijt hij aan parisienianus vooraf, dat hij Donaiis- mecr voor, dan tegen, de Kathoiijke Kerk gefchre- ^^"* ven heeft; nademaal juist het b)e\yeeren van dénen Doop eu déne Kerk voor dezelve past. Merkwaar- dig is dit, dat hij het geheel ftrijdig mjt 's mans doel vindt, dat hij, in zijn Doek, zoo veel van Ketters fprcckt, die geene waare Kerk en Doop heb- ben; daar toch de twist tusfchen de KathoUjken en Donathten geene Ketterij^ maar eene Kerkelijke Scheuring betrof. Bij deze gelegenheid ontwikkelt hij het onderfcheid tusfchen beiden beteren bepaalder, dan zelfs aügustinus en hiüronymus (**). lUj llclt naamlijk, dat de Kathoiijke Kerk uit eene waa- fc Godsdienstkennis eu eenheid van gemoederen oiit- (*) Z)^ Scliism. Donatist. Libr. I. p^jg. 5-7. (t) Contra Epist. Parmenian. L. \\\. T. IX. p. 7. (5) Zie boven Deel IV. niadz. 134. (*♦) Zie Did VI. Bladz. 239. V4 m K E R K E L IJ K E 111 oiTillmt; de Scheuring, {Schisma,) integendeel uit- Bor-K i,«f vcrfclieuren van den band des vredes , zoodaï •\riif lloofcm. t^e Oodloze Zoonen linrc Moeder, de Kerk, verh- na C. G. ten , en als oproermakers omzwerven , zonder ech- J^j""*'^^- ter iet nieuws ter baan te brengen, het gene zij •— — — niet voor lang van hare Moeder geleerd hebben; eindelijk de Ketterij uit dwalingen, welke het ge- loof vervalfchen , en door het rtichtcn van eene par- tij of gezindte naar hunnen naam. Om nu par* Mexianl'S te overtuigen, dat hij zich zelven en de zijnen veroordeelt, bewijst optatus in het eerfis Bijek, gefchiedkundig , dat niet de Katholijken y maay de Donatisten , de fcheuring veroorzaakt en onderhouden hebben. — In het tweede Boek zoekt liij te vcrklaaren, welke die ééne Kerk is, die je- st.'s zijne Duive en Bruid noemt. 13eze is, over* cenkonillig haren naam, KathoHjk , in de geheele Wereld uitgebreid; waar uit hij afleidt, dat de Z>o- voiistcn dezelve niet kunnen uitmaakeii. VervoK gcnds loopt hij de vijf kenmerken der waare Kerk door, van welken pArmenianös *er zr; had opge- geven. Het cerfle is de Bisfchoppelijke Stoel. Gij weet wel, fchrijft hij, dat aan prtrus, het hoofd van nlle de apostelen, (waarom hrj ook kefas ge- noemd werd , ) het eerst een Bisfchoppelijke Leer* doel te Rome gefchonken is; opdat door dezen éc'ncn Leerdoel ook de Ecnhv.Md van allen zou be- Iiouden worden, en dat die geen een Schismaticus , (Syhcurmaker,) en Zondaar zou zijn, die tegen de- zen écncu Leerllo.'I 'eenen anderen oprichtte. Ver- Volgcnds de Roomfche Bisfchopi->cn hebbende opge-f ge- GESCHIEDENIS. 313 geven van petrus , linus , en clemens af, tot m ■op den toenmdigcn siPvicius , niet wien hij en de ^^^ geheele Wereld , door middel der Kerkelijke Brie- pioofdfl. ven, (formatce^') in betrekking ftond; daagt hij na C. G. PARMENIANUS iiit , om dcn oorfprong van zijnen J^j ^^^] Lecrfloel op dezelfde wijze aan te toonen. Bij dit ■ cerfle kenmerk houdt optatus zich nog lang op, eer hij tot de volgenden overgaat , welke hij ook gc- deeltlijk zoo kort en duider afvaardigt, dat zij wei- nig leerzaams hebben ; zoo als bij voorbeeld , de Engel ^ ( waavfchijnlijk een rechtmatig Bisfchop , ) de Heilige Geest, de Bro/i enz. ^- Op de befchul- diging van parmenianus , dat de Katholijken bloe- dige vervolgingen tegen de Heiligen hebben aange- richt, en dus onmogelijk de waare Kerk kunnen 2ijn, geeft optatus dit antwoord, dat nooit ie- mand van de K^tholijkc Lccraaren de Donatisten Vervolgd heeft ; maar dat dezen veel meer de rust en veiligheid der Kerk gefloord hebben. Dit geeft hem aanleiding, om derzclver buitcnfporige gewel- denarijen uitvoerig te befchrijvcn , en ook hunnen roem , dat zij alleen heilig waren , te beftrijden. — Hij vervolgt deze verdediging in het derde Boek, waar hij hoofdzaaklijk aanwijst, dat de Donatisten, indien 'er 'al fomtijds hard met hun gehandeld is, daar toe zelve, door het oprichten van onnodige Kerken, door hunnen AV'ederdoup, oproerigc daa- dcn enz. oorzaak gegeven hebben. Daarom wil hij ook niet toegeven, dat zij Martelaren hadden. Uit het Omlc Testament haalt hij voorbeelden ann van JijlïhaHen , geöelend aan overtreders van ilc G(uIIi,)kc V 5 wet, «^,^ K E R K E L IJ K £. lil wet. ï)^ Donaiisieu, zegt hij, zullen hier wel op ^^^^ uiiZ'Hidcren, dat chihstus aan petrus bevolen Hoofdih heeft, zijn zwaard in de fchcde te ftceken; maar na C. G. dit betrof alleen de toenmalige handehng van dezen Jnar363. ^^ j^,} of men kon ook ontkennen, dat maka- tot 4"o. •« ' — — — Rius het zwaard getrokken had, om de Donatisten te vervolgen ; zijn. oogmerk was alleen geweest , hen tot de Kerkelijke Eenheid te noodzaakcn. Eindelijk, dringt hij ook daar op aan, dat alle hunne harde lotgevallen hun naar den wil van God gebeurd wa- ren; die reeds zoodanige, bij den Profeet ezechiül, aan de valfche Profecten hud aangekondigd. Vervolgends beantwoordt optatus in het vierde Bock de tegenwerpingen der Donatisten^ dat dcA'iï- tholijken zondaars waren, wier ojfers men, volgends JESAIA LX\''I. 3. vlieden moet, en voor wier olie men zich, volgends Pfalm CYJS^. 5. te wachten licefr. Hij kaatst Inin deze en andere lompe be- fchuldigingen terug. Onder anderen bewijst hij, op de volgende wijze, dat zij dieven zijn (*). „ Het is algemeen bekend, dat ^een geboren ?nensch^ al- hoewel hij van Christelijke Ouders afftamt, zonder eeuen onreiucn Geest dj'n kan, die vóór ócn Doop van hem uitgedreven moet worden. Dit werkt nu de Exorcisrr.us of Bczweering uit, door welke de bopze Geest in woeste plaatzen gejaagd wordt. Dus wordt het huis ledig; het wordt rein, en God trekt in het hart der Geloovigen , als in zijnen Tem-f pel, binnen. Wanneer gijlieden derhalven cenea - Ge< GESCHIEDE N I S. 315 Geloovigen op nieuw doopt eii bezweert, zoo zegt III gij tot God: Vervloekte l ga uit! ter vervulluig ¥!^^ van het gene bij Ezechi'él ^ (XI. 19.) ftajit: ^ij \\oo\ü^. hebhen mij en mijn volk gevloekt. God hoort dit, na C. G. en verlaat zoodanige woning ; de Christen was , \^^ '^ Jj* opgevuld, in de Kerk gekomen, en gaat, als een — — ledig vat, uit. De Duivel, die, als een dief, alleen in eene plaats wilde influipen , ziet thans , dat hem , door uwe hulp, het geheel toebehoort. En dus heeft God van ulieden gezegd : Wanneer gij eenen dief zaagt , licpt gij met hem ; insgelijks , het gene in de Euangehiche 'gelijkenis van den wederkeeren- den boozen Geest verhaald wordt, die nog zeven Geesten met zich brengt, boozer dan hij." — Het vijfde Boek is geheel tegen den Wederdoop der Do- natisten ingericht, en het zesde bevat berichten van geweldenarijen , door de Donatisten aan Akaaren , Kerken , heilige Gereedfchappen , en Godgewijde Maagden der KathoUjken gepleegd, — Eindelijk be- vat het zevende Boek nog eenige invullingen, welke OPTATUS bij zijn werk fchijnt gevoegd te hebben. Zoo merkt hij, tegen de Donatisten ^ aan, dat, in- dien al , gelijk zij voorgaven, de KathoUjke Dis- fchoppen nakomelingen en navolgers van Traditores ( overlcveraars der I leiligc Boeken , ) waren , van welken hunne Voorvaders zich weleer gefchciden hadden , deze evenwel niet het minfle deel aan deze misdaad hadden ; dat derhalvcn de oorzaak der fchcu- ring voorlang was weggevallen ; dat in de Kerk van God, tot den dag des grooten Ourdeels, goeden cii kwaadca vermengd zullen zijn, van welken ile laat- Ilen 3,(? K E R K E L IJ K E IIT ften jïcdiiKl moeten worden 5 dat, tot bevordering BOEK j^gr Éénheid , zelfs petrus , nadat hij Christus Hoofdfl verloochend had , niet alleen vergeving ontvangen m C. (ï. heeft ; maar boven alle de overige Apostelen verkO' Janr 363. ^^,^ jj, ^ terwijl hem de Sleutelen des Hemelrijks al- . leen gegeven werden , om die aan de overigen mede te deelen. BcSor- Duidelijk deed dns optatus eenigc niet geringe dcelinj flappen tot verzoening der KathoUjken met de Do^ werk. nnt'islen, Hij fprcckt parmenianus Iteeds aan , met den naam van Broeder ; hetwelk , voor deze tij- den en voor de verbittering tuslchcn deze beide partijen , geene kleinigheid was. IJ ij bewijst hem zelfs '( * ) , dat , indien hem al deze naam mogt mishaagcn , zij nogthans beiden , wegens hunnen ge- niocnlchappelijkcn oovfprong. Geloof, en Gebed, Jiroedcrs bleven. Wensclilijlc ware liet, indien het qehcele werk van optatus in dezen toon van zachtheid en verdraagzaamlicid ware opgefteld , maar hetzelve is bijna dooi'gaands een twistlchrift gewor- den, hetwelk, onder verfcheidene goede aanmerkin- gen, en vrij geloofwaardige berichten, door node- loze \iitwiidingcn vermoeit; en vele driftige , harde, en beledigende fpottende v^^lzinnen bevat; waar bi] komen menigvuldige verkeerde verklaringen en mis- vattingen der Heilige Schrift; lalTe gemcenc plaat- xcn uit de toenmalige Godgeleerdheid ; invallen , tlie niet altijd wel gepast zijn, en een wel in het algemeen levendige, maar vaak gedwongene en dui- (*) Ubr. IV. Ms'. 71./'/-- GESCHIEDENIS. 31? ftei« flijl. DU PIN, aan wien wij de beste uitgave ni van dit werk, en een wijdlopig uittrelczel van het- ^'^ek VIII zelve ( * ) , te danken hebben , berispt daar in wel Hoofdft* de dwaling , dat die geiicn . welke den Doop van na C. G. JOANNES ontvangen hadden , niet weder gedoopt J^^*^ ^ |* zouden zijn; als ook de vergeeflijke dwaling, zoo — als hij het noemt, welke aan den vrijen wil des menichen te groote krachten toefchrijft, enz. IMaar anders verheft hij hetzelve bovenmate ( f ) 5 t" ^hidt zelfs (§), de hier voorgemelde befduijving , hoe God van de Donatisten door hunnen Exorcismv.'s bij den Wederdoop genoodzaakt wordt te wijken, zeer aartig; hoe ongerijmd ze ook m de daad is. TiLLERiONT (**) noemt het ook een voortreflijk werk, hetwelk voor de Kerk zoo lang nuttig zal zijn, als 'er Ketters en Schciirmakers zullen wezen, en hetwelk ook edel en fierlijk gefchreven is. Bei- den naamlijk zijn daarom wel met hem in hunnen fchik, omdat hij, door het bcwccren van de één- heid der Kerk , en de hooge voortreflijkheid der Roomfche Kerk , het voor hen gemaklijk gemaakt heeft, alles wat met dezelve niet in betrekking (bat, voor Kettersch of Scheurziek te verklaaren. Düch het geen geene wederleggingen of wetten te- Ver- gen de Donatisten konden uitwerken , om deze ge- i'^^'^'^c- zindte merklijk te verzwakken, werd niet weinig, ^;|5r de' . 109. (t) /V/^. 120. (5) JV/g. 116. (•*) Mémoires Tom. VI. pn^. 43. 3iS K E R K E L IJ K E jW De cerfie , die ccn merkwaardig verfchil onder BOEK i,L-n veroorzaakte, was, omtrent het jaar 370, tv- Honfdft cnoNius , een fcherpzinnig en welbefpraakt man, nn C. G. zoo als augustinus zelf hem noemt ( * ) , en Janr 363. ^yjp,^ ci-NXADius naderhand den lof geeft (f), dat tot 470. . hij in Godsdiendige wetenfchap wel geoefend, een Bijzon- ktinncr der Gefchiedenis , en ook met de overige vrnTv- Wereldlijke Geleerdheid , en met Kerkelijke zaken ciiüNiu?. wel bekend geweest is. Daar is nog een Boek van hem overig : Eenc aanwijzing tot verklaring der Heilige Schrift: Regul<£ ad investigandam et in- rcnicudain iiitelligentiam fcripturarum feptem (§), Mij zegt zelf van de Regelen, welke hij daar in voordraagt , dat zij , als het ware , de fleutels zijn en fakkels tot de verborgenheden der wet, welke alles in dezelve duidlijk maken, augustinus (**) merkt hier wel op aan , dat cüc veel te algemeen gefpro- ken is, nademaal 'er moeilijke plaatzen genoeg in de Heilige Schrift voorkomen, die naar geheel an- dere Regelen verklaard moeten worden, dan deze zelvcn zijn. Echter (laat hij toe , dat het een recht nnttig Boek is , in hetwelk zij bevat zijn , waarom hij 'er een uittrekzel van geeft , met bijgevoegde aan- merkingen, als ook met de waarfclniwing, dat de Schrijver deels als mensch gedwaald , deels als een Donatisthch Ketter gefproken heeft. De (*) Contra Episf. Pannen. Libr. I. dip. i. (t) Dtf rirh Illujïr. Cap. 18. (5) In liiblhth. Patr. Max. T. Vl. />. 49. (*♦) De Doet. C/iriii. L. III. C. 30. T. UI. p. 44. GESCHIEDENIS. 319 De eerftc dezer uitlegkimdige Regelen van tv- III CHONius draagt tot opfchrift: van den Hcere en "J^*^^^ zijn JJgchaam , X^de Domino et ejus Corpoi-e. ) Hoofdft, Volgends denzelven wordt, geftcld , dat in de Hei- "- C. G. lige Schrift fomtljds hoofd en ligchaam , of chris- J^^ ^.J'^^ Tus en de Kerk onder één perfoon voorgefteld wor — • den, aangewezen, hoe men met zekerheid bepalen kan, wat van den éénen of van het andere ver-' ftaan moet worden, wanneer 'er beurtelings een overgang op beiden, zonder verandering van per- foon , plaats heeft. — Bij den v,veeden , over het t-iveevoiidig gedeelde , ( hlpartito , ) Ligchaam da Heeren , meiivt augustinus aan , dat deze uitdruk- king niet heel juist is; dewijl dat geen waar Lig- chaam des Heeren is, hetwelk niet in eeuwigheid bij hem blijft ; het had dus moeten zijn : van het waare en gemengde -^ of van het waare en geveinsde 'Ligchaam ; als ook : van de gemengde Ker,k, Op den derden Regel: van de Beloften en van de Wet, merkt augustinus weder aan, dat hij ook kon genoemd worden: van Geest en Letter, 0^ van de Genade en het Gebod, en hij voegt 'er bi], dat het meer ecne groote Vraag is, dan een Regel, door welken men cenc vraag zou kunnen oplosfen. TYCHONius heeft dezelve, zijns achtcns, goed, maar niet volledig, bearbeid. Want hij zegt, dat onze werken, ons van God, uit verdienfie van iict Geloof, gegeven worden; maar dat het Geloof zoo- danig van ons is, dat het ons niet van God toe- komt: welke laatlte ftelling (hijilt met de woorden dt'S Apostels E FEZ. VI. 23. — Zijnen vierden R.'- 3ao K E R K E L ff K E III gd noemde tyciionius, van het foort en van het BOEK geflacht; waar door hij ccn deel en het geheel vcr- Hoofdft fto"^* '^^ weten, hij wilde door denzelven leeren, nn C. G. iioc men dikwijls min merkbare overgangen der Bij- Inar 36^. ]^^\^^\^q. Schriivercn van het één tot het ander ont- lot 47"' ..-; dekken moet. — De vijfde Regel voert zijnen naam van de tijden, tyciionius beweerde, dat men door tdenzelven de in de Heilige Schrift verborgen liggen- de grootheid des tijds kan vinden of gisfen. — Naar den zesden Regel ^ de invullende herhaling^ (^recapittdatlo ^') leert men, dat het één en ander, hetwelk in den Bijbel naar tijdsvervolg verhaald fchijnt te woorden, evenwel nog tot den voorgaan- den tijd gebracht moet worden* — Eindelijk, heeft de zevende Regel tot opfchrift: van den Duivel en zijn ligchaavi. Want ook de Duivel is het hoofd der Godlozen, die nis liet wnrc zijn ligchaam uit- maken, zoo als de Kerk het ligchaam van Chris- tus is. Deze Regelen van tyciioxius waren fchcrpzinnig genoeg uitgedacht, en niet zonder eenige goede aan* merkingen. Men kan echter geenszins zeggen , dat zij juist de gcwigtigften en noodzaaklijkften waren j die men als hulpmiddelen , bij het uitleggen van dcii Bijbel , moest gebruiken ; of dat zij doorgaans gron- dig en doeltrefl'end kunnen heeteii. AV'aaröm onder- tusfchen augustinus, die zelf gcmaklijk een over- vloed van dat llag had kunnen bedenken, deze uit handen van cenen Donatist overgenomen heeft, zal men ligt begrijpen, dewijl deze Donatist de grond- flellingcn van zijne partij niet volkomen getrouw bleef. GESCHIEDENIS. 321 bleef, en dewijl hij, bij het verklaren der Heih'ge Ilf Schrift, even als augustinus, zonder het eigenlijk ^^^^ fpraakgebruik recht te kennen en te ontvouwen , Hoofdft. zich door overdenken en vergelijken algemeene en ^^ ^- ^• bijzondere kunstgreepen vormde , om zekere zwarig- [q^ ^j^" heden te ontwijken , of Allegorifche uitleggingen des ' ■ ' ■ te zekerer te onderfleunen. TYCHONius had, naar het bericht van genna- Dius, nog bovendien fchriften over zijne verfchillen met de andere Dnnatisten , en eene verklaring van de Openbaring van joannes nagelaten. 'Er is vverklijk nog een aantal Preeken over de Openbaring van joANNES, welke voor dezen aan tychonius toegefchreven zijn (*), maar met weinig moeite heeft men aangetoond , dat zij , uit laater tijden , van iemand afkomftig zijn, die de Donatisten beflrijdt, ook behelzen zij niets van het gene augustinus en anderen aanhalen. TYCHONIUS tastte de voornaamfle hoofdftelling van zijne partij aan. Hij, door zoo vele plaatzen der Heilige Schrift gefchokt , ontwaakte, C^.oo ver- haalt het AUGUSTINUS (t), op zijne wijze,) en erkende, dat de Kerk van God, volgends de voor- zegging der Profeeten , in de gcheele VV^ereld is uit- gebreid. Vervolgends begon hij, tegen de Donatis- ten zelve te bewijzen, dat niemand, zelfs door de gruotllc Overtredingen , deze Godlijkc beloften te niet e*) Expo/il io in /l/'ocalypfin B. Joannis y in Apfnidi- f e Tnmi 111. Opp. Jugustiui pa^. I^T. Cf) Contra Epiit. Varmcniani A, 1. C. i. />. -. 7. IX. VJJ, DJiEL. X s» KERKELIJKE in niet kan doen; dat dcrlialven de Godloosheid van Bpp* fominige leden der Kerk niet in Ibat is , om de ge- Iloofilfï tj-ouw- en waarheid Gods in het vervullen van de- na C. G. zt belofte te .vernietigen. Maar terwijl hij , vervolgt v"'^-' ^ AUGUSTiNus, dit nadruklijk en uitvoerig beweerde, lot 470. IJ o » . en ook de tegenfprckers door vele duidUjke plaatzen der Schrift tot ftilzvvijgen noodzaakte; zag hij niet iu, wat daar uit volgt, te weten, dat de Christe- nen in Afrika , tot de Gemeente , die door de ge- hecle VV^ereld verfpreid is, behooren; niettegenlban- de de Douatisten zich van hunne Kerkgemcenfchap hadden afgefcheiden. augustinus prijst hem ook in itwtw van zijne Brieven (*), dat hij de vraag heel goed behandeld had: hoe men het kwaad en de uit- fporighcden in de Kerk van God , welke men , zon- der den band van Eenheid te fcheuren , niet weg kon nemen , dulden moet ? Het gene hij nog op cenc andere plaats (f) van tvcuonius verhaalt, fchijnt zelfs aan te duiden , dat deze met den . We- derdoop van zijne gezindte niet in zijn' fchik ge- weest is. llij verhaalt naamlijk, uit denzelven, hoe «70 Doiwtistifchc Bisfchoppen , op eene vergadering XQ. Katthago gehouden, het befluit hadden genomen, om ook met Traditorcs ^ indien zij niet op nieuw gedoopt \viKlen worden , Kerkelijke gemecnfchap te onderhouden; en dat hun Bislchop donatus, dit zelfde, ten aanzien der JMooren, {Matfri,) had in acht genomen, alhoewel zij den Doop niet op nieuw ontvingen (§). Men (*)/:/). CCXLIX.r. II. />.665. Ct)/:/'.XCIII./». i83. ($;Zic IV. Z)aV, n/aJz. 148. GESCHIEDENIS. 323 • Men 2011 zich nii.sfchicn verwonderen kunnen, III dat TYCHONius , met zoodanige denkwijze , een Do- ^^^ natist gebleven is. En in de daad veifcheidene laa- Hoofdfl. ter Schrijvers liebben hem daarom eenen huichelaar "^ ^;5^^* genoemd, of gedacht, dat men zijne gevoelens niet ^^'j. %}^^ wel verdaan, en 'er daarom verkeerde gevolgtrekkin- ' — gen uit afgeleid had. Maar, naardien KathoUjken en Donatisten hem deze gevoelens toefchrijven , fchijnt men dit k.atfle niet te kunnen beweeren, ponder evenwel de befchuldiging van huichelarij op hem te doen kleeven. Hij kon trouwens erkennen, dat de Kerk niet geheel zuiver kon zijn, maar tevens kon hij beweeren, dat de KathoUjke Kerk, in den grond, bedorven was, en dat hij dus verpligt ware, bij de meer zuivere Donatistlfche Kerk te blijven. PARMENIANUS , ecu aanzienlijk Bisfchop der Do' parme- natisien ^ ondernam het, tychonius te wederieg- *^^*'^^^'' gen. Daar wij den Brief niet meer hebben , welken hij , met dit oogmerk , aan hem fchrcef , moeten wij ons met de fchetzcn vergenoegen, welke aucusti- ï^us daar van gegeven heeft. Toen parmenianus, fchrijft hij ( * ) , en de overige Donatisten , de voor hen nadelige gevolgen, van het ftelzcl van tvcmo- NiiJS , zagen , wilden zij zich liever met de uiterlte hardnekkigheid tegen de waarheid, welke hij verde- digde, verzetten, dan zich, door het toegeven der- zelve , door de Afrikaanfche Gemeenten laten over- winnen, welke de door hem verdedigde gemeenfchap der Eenheid genoten, van welke zij zich hadden af- (*) Contra Epiu. Vannen. !.. I. C. i. X 2 32+ K E R K E L rj K E III gerchciilon. parmenianus zoclit hem eerst doof ^"j"? ecncn Brief, als het ware, te bekeeren; maar na- HucttUn. derhand fchreef hij , dat tychonius door édne van Tin C G. imnne Kerkvergaderingen veroordeeld was. Verders tot 4-6. belclnildigt augustinus parmenianus , dat hij, » bij zijne menigvuldige vervvijtingen aan de KathoJij'» ken^ zonder eenig bewijs, alleen op zijn woord ge- loofd wilde worden. Hij vvederlegt wel zijnen tegen- partij niet, fchrijft augustinus elders (*}, maar hij verdrukt en vcrftikt hem daar mede, dat hij, iiicttcgcnflaandc zijn gevoelen , dat geen lid der Kerk door de zonde zijner medeleden ontreinigd wordt, evenwel de partij van donatus toegedaan bleef. Gcfchrift Wij weten nog het den en ander van d^ow inhoud vnn AU- ^,^^ dezen Brief van parmenianus , uit het Ge- CUSTINUS ' iL'gai fchrift, hetwelk augustinus, omtrent het jaar 400, hem. en dus eerst na de dood van parmenianus, tegen hem , op begeerte van eenige Katholijkcn , in het h"cht gaf (t). In het eerfle Boek van dit werk weert hij de befchuldigingen af, welke de DonntiS' tifche Bisfchop tegen de KathoUjken had ingebracht, en fclniift die veel meer op deze gezindte terug, daar hij den oorfprong der door hen verwekte fchcu- ring, en derzelver voortgang, verhaalt; hij verwijt hun een afkeer van vriendfchappelijkc gefprekken, eigene onëenigheden , geweldenarijen , en andere Hechte (Inppen; ook beweert hij het recht der Vors- ten , om Ketters of Scheiirmaken te ibaffen, Bij- zon- (*) Epiit. XCIII. png. 188. (t ) Contra Ep. Panii. Libri irn T. IX. O/'/». />. 7. G E S C Hl E D E NI S. 325 zonder dringt hij 'er op aan, dat de Kerk niet zon- III ckr vermenging van goeden en kwaaden zijn kan. ^J"^ Maar in de twee laatfte Boeken tracht hij dcSchrif- Hoofdft. tuurplaatzen beter te verklaren, van welken parme- "^ C. G. NiANUs zich bediend had , om de Scheuring der ^qj. ^-5] Dountisten met redenen te onderftciincn. Doch uit welke Boeken men bijna niets anders leert, dan dat PARMENiANUs ccnc menigte Schriltuurplaatzen op eengeftapeld heeft, zonder derzelver waren zin, vol- gends verband en oogmerk , in het oog te houden ; doch te gelijk, dat ook de KathoUjke Bisfchop zich geen' beter Uitlegger van de Schrift betoont. Edne plaats uit het tweede Boek (*), verdient hier aan- merking, alwaar hij (laan blijft bij eenc belijdenis, welke de kracht der waarheid den Donatisten zal afgeperst hebben : dat de gene , die zich van ds Kerk afzondert , wel den Doop niet verliest ; maar dat hij toch het recht verliest^ om denzelven mede te deelen , waar in augustinus , op meer dan ééuQ wijze, iet lafs vindt. VV^ant, vooreerst, merkt hij aan , dat men van deze Helling geene reden opgeeft. J3eide is een Sacrament ^ cu beiden wordt aan ie- mand door zekere inwijding medegedeeld; het eerde, wanneer hij Gedoopt , en het ander, wanneer hij tot den Leer [land gewijd wordt ; en daarom mag men in de KathoUjke Kerk noch het één noch het ander lierhaalen. Het is ligt te zien, hoe hier, zelfs te- gen het oogmerk van auoustinus, die het woord Sacratmntum in de wijduitgclirckte betekenis van (♦) Liür. 11. Cap. 12 pas,:, z^j. X 3 J 16 K E R K E L IJ K E teu. III ziiiKii tijd nam, voor hater tiiden, eene voorbcrci- BOEK (jjpg gemaakt wordt voor liet Sacrament der Fries- Hoofdft. tcrlijke inwijding , ( Sacramentum Ordinationis. ) na C. G, Het is niet bekend, en nauwiijks vvaaifchiinlijk , Jaar 363. j,^j de ecvoclens van tychonius, te2,en welken loc 476. " -> ^ ' '- zich zelfs eene Kerkvergadering der Don at is ten ver- ^"^'.^ü*^ klaarde, onder hen eene Scheuring veroorzaakt heb- oiidt-r' de ^^'i* Ondertusfchen ontbrak het onder hen niet aan Donaiis- partijün. augustixus hield het voor eene recht- vaardige flrafFe der Donattstcn , dat zij , die de één- heid der KatJwlijke Kerk gefcheurd hadden , in vele kleine deelen gcfnippcrd en verdeeld, te grond gin- gen (*). llij verzekert, misfchien niet zonder ecnige vergrooting, dat 'er onder hen zoo vele on- gemeen kleine partijen zijn, voornaamlijk in deLand- fchappcn Mmtritani'è ^ C.eforienfts , en NuviicU'é^ waar hij zelf leefde, dat zij dczelven niet allen aan- wijzen, noch hij ze noemen kon (f). En desniet- temin beweerde elke derzelven, fchoon fomtijds uit weinige aanhangers bcdaande , dat zij alleen de ware Doop bezat, welke niet ééns in de andere Donatis' tifche partijen te vinden was ( .0« I^^ar evenwel, met alle deze onëenigheden, de Douatisteu ^ nog met het begin der Vde eenw, drie tot vier honderd Bisfchoppen hadden , en gemeenfcliappelijk den Ka* tho* (*) Contra Eprst. Parmen. L. I. C. 4. (\) Episf. XCUl. pag. 181, 182. Tractat. X. in Evavg. Johan. Tom. III. Opp. png. 270. (5) AicrsTiN. de Baptismo couf.a Donatist. L. I. C, 6. Tom. IX. Opp. pag. 56. GESCHIEDENIS. p? tholijken wedcrfban hebben : zoo moet men den af- III keer tegen de Katholijken ^ waar in zij allen over- '^^^ eenkvvamen , en de algemene gronddelling, die ben Hoofd(T. van dezen fcheidde, daar bij voornaamlijk in aan- •" C. G, , . laar 363. merkmg nemen. j^^ ^^^^ Ecne der allerëerfte Donatistifche partijen , in de- - zen tiid , waren de Ropathten, Dezen hadden hun- " ^^ë^^s- nen naam van rogatus, eenen geboren Moor^ ^Maurus^') die, naar allen fchijn , Bisfchop van Carten7ia in Mauritania. - Cafarienfts geweest is. Hier hadden zij ook hunne voornaamfte verblijf- plaats. Zij fchijnen ontflaan te zijn, tusfchen het jaar 362 en 370; maar omtrent het jaar 40Ö bcdond hunne Gemeente nog uit tien of elf Bisfchoppen. Volgends augustinus , hadden zij eene zachtere denkwijze, dan de andere Donatisten (*). Even- wel wil hij dit niet als eene deugd in hen aange- merkt hebben. „ Gijlieden fchijnt zachter te we- „ zen," fchrijft hij (f), „ omdat gij met de zoo „ \Yreede benden der Circumcelliones niet woedt. „ Maar geen wild dier, hetwelk niemand wondt, „ wordt daar()m mak genoemd, omdat het geene „ tanden en klauwen heeft. Gijlieden zegt, dat gij „ niet woeden wilt; maar ik geloof, dat gij niet „ kunt." enz. In plaats van zoo hnatlijke aaimicr- kingen, zou de Kerklccraar beter gedaan hebben, indien hij ons gezegd had, waar in de panij van RO- (*) Epist. XCWl. pap;. 174, 17^, 182. contra F.p. Varmvn. L. I. C. 10. contra litter. Pctil. L. 11. C. S3. Cl; Epht. XCIII. />^j. 178. X4 Sa8 K E R K E L rj K E III Ror.ATL'S oiiderfchcidcn was van de overige Donci' DOEK thtai. Want dit kan mcji uit hem niet bewijzen , V 1 1 1 Hoofdd. ^'^'^ ''^'f :dleen hunne zaclitere gezindheid jegens de nn C. G. Katholijhcn zou geweest zijn. Op cenc andere l^'i""^!.^' plaats (*) toch meldt hij, dat een Bisfchop der •- — Rogathten aan zijne GcmecJitc den naam van Ka^ thoHjkeii gegeven hebbe , niet uit kracht van eene Kerkelijke gemeenfchnp met de geheele Wereld, maar van wege de waarneming van alle Godlijke wetten en Sacramenten. Hoc het zij, de Donatisten zelve dccden deze partij wreede onderdrukkingen onder- gaan ; waar toe zij gelegenheid vonden , wanneer de Moorfche Vorst fjrimus, in het jaar 372, tegen de Romeinen was opgedaan, en hen beoorloogde. Meer dan dertig jaaren daar na billijkten en bevorderden ook de Katliolijken eene harde en veelvuldige ver- volging tegen de Donatisten , waar door de Roga^ tistcn insgelijks getroffen werden, vincentius, die, omtrent het jaar 380 , opvolger was geworden van ROGATUS in zijn Bisdom, betoonde daar over aan AUGUSTLxus in ccnen Brief zijne verwondering, dat een zoo min Christelijke grondregel door de Katho- lijke Leeriiaren was aangenomen, auoustinus ant- woordde hem , met dien vermaarden en langen Brief Cf)- waar in hij de redenen opgeeft , om wel- ken hij zijii voormalig gevoelen, hetwelk in het ge- meen de geweldenarijen tegen dwalen .ie en fclieur- zicke Christenen niet begunfligde (^^), veranderd. hail. (*) L. c.p. 182. (t) J'P' CXIII./.. 174-191. ^§) Zie ons VI. DccU BLiJz. 247. G E S C ÏI I E D E \M S. 329 had. Het is jammer, dat de Brief van vincentius III niet bewaard is gebleven, waar in hij aandrong, ^?^^ dat men in geloofszaken geene dwangmiddelen ge- Hoofdft. bruiken mag. Thans kan men ficchts v/einig van "^ ^- ^* ^ Jaar 363. deszelfs inhoud zeggen, dan enkel uit de zooge- tot '-ó. noemde wederlegging ; bij voorbeeld , dat hij be- ■- weerde, geen geval in het Nieuwe Testament opge- merkt te hebben, waar van de Koningen der aarde iet voor de Kerk tegen hare vijanden verzocht was; dat hij uitriep: IVe/k Apostel heeft zich ooit in ge- loofszaken van eens anders goed meester gemaakt? dat hij vreesde , indien Heidenen en Jooden van zul- ke Keizerlijke wetten tegen Christenen hoorden , dat zij den naam van God nog langer zouden lasteren; dat hij, ( waarfchijnlijk tegen den gewoonen roem der Katholijken van de uitbreiding vaii hunne Kerk over de gehecle Wereld,) het alleen een gering ge- deelte der Wereld noemde, in hetwelk het Christen- dom bekend was ; en dat hij zijn gevoelen met overeen ftemmende getuigcnisfen van cyprianus , HiLAiuus, en andere KathoUjke Lceriiaren, beves- tigde. Andere aanhangen van Donatisten , die ook bij Andere iiUGusTiNus voorkomen, doch als het ware, flechts ^^^'^■'•"" in het voorbijgaan , genoemd geworden , bij voor- Son^is- bceld de Clatidianisten en Urbanenfcs (t), fchijnen f'-'"- ^^^ van zeer weinig belang geweest te zijn • ook weet m'iini'stea Ijien van de reden niet ééns van Imniie afwijking van (*) Cuntra Crcscotiium Dovat. L. \\, C. jj. p. 3 "^3. Cup. 60. pag. 354, Tom. IX. O/y^. X5 S^ K E R K E L IJ K E III van de overigen. Maur de vcrma.ird(te en aanzien- "f^'' liiklte van allen maken de Maximianisien uit. Na Hoofdit. l^^"»^ ovcriiiden van parmemanus, Bislcbop der Do- ■a C. G. t7at!steii te Karthagn ^ in het jaar 392, werd pri- ?'!'^^J5" MiAXus tot zijnen opvolger aani^eftcld. Bij deszelfs . — inwijding waren onder anderen Bisfchoppen ook fe- MciANUS van Mufli^ en pr^tkxtatus van As- fur ^ tegenwoordig (*). primianus haalde zich van tijd tot tijd vele befchiildigingen op den hals. Hij nam, dewijl de verdeeldheden onder de Donü" t'ntcn hun zoo veel verdriet veroorzaakten , de Clati- (Jiautsien^ en zelfs vele deugnieten, in de Kcrkge- meenfchap aan; in plaats van nog levende Bisfchop- pen (lelde hij anderen aan; den Ouderling fortu- katus liet hij in een hcimlijk gemak werpen, om- dat hij zieken gedoopt had; cenen anderen Ouder- ling verbood hij de Kerkclijice gemccnfchap, opdat hij hem dwingen zou, zijnen Zoon te onterven; ook beging hij nog meer buitcnfpoorighedcn. Dit alles verhaalt augustinus aan zijne Gemeente, wel uit de handelingen van eenc Kerkvergadering, maar toch in eene Preek, over den XXXVlIlen Pfilm (f). Zijn gedrag omtrent maximianus. Diakon te Kar- thago ^ maakte primianus het meest gehaat. Hij befloot hem, en drie andere Kerkedienaaren aldaar, rogatianm's, donatus , en salgaimius , mannen, die, zoo als hun aanhang beweerde, zoo onfchul- (^*) Aur.i;sTii\. contra Epiit. Panueu. L. III. C. 2, 3» cov.trc litt. Pet il. Z. I. C. 12. (t) Scrm. II. in Pfiilm. XXXVI. T. lY. Opp. p.zog. GESCHIEDENIS. 331 dig , als verdienstlijk , waren , uit de Kcrkeliike ge- III meeiifcliap te ftooten; vergeefs zocht hij zijnen Ou- !)P^^ derhngcn de tocftemming daar toe af te dwingen, en Hoofdd. fprak eindehjk zijn vonnis tegen hen uit, zonder be- ^^ C. G. fchuldiger of getuigen , terwijl intaximianus zelfs J^J" ^^'^ ziek en afwezend was (*). augustinus laat het - aan zijne plaats, of maximianus zijnen Bisfchop, door hoogmoed , of wel , volgends het voorgeven zijner aanhangeren, door zijne liefde tot de gerech- tigheid, beledigd had (f); zonder dat wij in (laat zijn, zulks te bcllisfen. Evenwel kreeg maxdiiani^s aanhangers genoeg; Kerkver- inzonderheid werd hij door zekere vrouw onder- ^^^'^i"S- der Do- fleund, omtrent zoo als weleer lucilla majori- unn'sten Nus ter zclfdcr plaatze gedaan had (§). De Ou-^*^""^- derlingen van Karthago hielden vruchteloos bij pri- mianus aan , dat hij zijne verkeerde handelingen zou verbeteren. Zij brachten tevens ecnc vergade- ring van 43 Bisichoppen bijédn, welke in de ge- melde Hoofdftad gehouden werd. Verre echter, dat pRiMiANus op hnnne indaging op dezelve ver- fcheen , hitfle hij veel meer het graauw op , om de huizen van zijne tegenpartij omver te haaien; hij liet de Kerken, met Gerichtsdienaren , die hij van de Ovcrheitl verkregen had, bezetten, opdat de Bis- fchop- (*) AUGUSTIN. /. C. prifr. Oo8. ( t ) Au<;i'STiN. de Gc'sl/s ciiiii Entcrito Donatht. Tom. IX. Ol'p. pag. 428. (5) AUGUSTIN. r.piit. XL.Ill. p. 208-210. Idem contra Crescouium Douat. L. IV. C. 6, 7, 9. T, iX. Opp. pas. 381./'?. (t) Scnii. 11, in I'falm. XXXVI, /»i$t, Pannen. Lihr. II. Cap. 3. ( 1_) AUüUSTiN. contra Cresa/i. /-. JV. ('. 4. 554 K E R K E L IJ K R III fchoppcn zijne plaats bekleedde, en niet als befchul- BOKK jjjjjrgj. optrad, des te gemaklijker ziin oogmerk. De Hoofdrt. Kerkvergadering bevestigde hem in zijne waardig- ra C. ü. Jicid; en zette .afaximiants , met de XII Bisfchop- tot d-'ó'r*^'^"» ••'''^ ^^'■'"^ gewijd hadden, af, hen te gelijk uit ^ de Kerkelijke geraeenCcliap fluitende ; maar aan de overige aanhangers van maxumunus gaven zij een uitflel tot den 25llen December, binnen welken tijd de genen, die hem verlaten zouden, met behoud van hunne ambten en cerc weder aangenomen zou- den worden; maar na denzelven zou hun alleen de weg der openbare boete openlhian. al'gustinus heeft van de belluiten dezer Kerkvergadering zoo lange plaatzcn ingevoegd in zijne fchriften, dat iom- migen gedacht hebben , dat zij daar geheel in te vinden zijn. Nog waarfchijnlijker wordt het door ziine uitdrukkinj^cn , dat emeritus, Bisfchop der Donatiiten^ te de fat en ^ 'm Mauritanië^ (waarom- trent het hedendaagsch Algiers ligt,) opfteller van dezelven geweest is. Dcrzelver opftel, hoc gezwol- len , gedwongen , en opgevuld met Icheldvvoorden ook, had evenwel de algcmeene toejuiching der ver- gaderde Bisfchoppen; die zelfs niet déns elk bijzon- der hunne Item wilden geven, maar dit opllel als de beste gemeenfchappelijkc uitdrukking van hunne gezindheden aannamen (♦). Het (•) ALGU.-TIN. Scnn. II. //; PI'. XXXVI. p. 211. co«- cra £/>. Pitrvi. L. II. C. 3. L. III. C. 4. contra lifter. Pet il. I. C. 10. contra Crescon. Z.. III. C. 52. A. IV. C. 2 , 6 , 7 , 10. de Gestis ctiin Eiiitrito D'jt;at. Tom, IX. Opl>. png. 4?9. GESCHIEDENIS. 335 Het gevolg dezer belluiten ftemde ecnigcrmate met III ^e verwachting van derzelver ontwerpers overeen. ?^^^ Niet weinige Bisfchoppen der Bfaximianisten gin- Koofdd. a;en tot de partii van primianus over: en dit heer- "Ji C. G. fchende gedeelte der Donatisten doopte die genen [^^ ._^[ niet weder, die van dezen, geduurende hunne af- fcheiding, gedoopt waren geworden. Eene handel- , ^ , wijze, waar door de Donatisten .^ tegen hunnen ei- len'der genen grondregel van de ongenoegzaamheid van den J^ïfxinn- Doop , buiten hun Kerkgenootfchap , ftrijdig handel- ' den (*). Evenwel bleef deze fcheuring aanhou- den; waarom zij tot geweldige maatregelen tegen dezelve overfloegen. maxiimianüs , de hoofdper- foon in dezelve, had niet weinig te lijden: men haalde zijne Kerk te Karthago omver, ook verloor hij zijn huis aldaar, zonder dat hij zich echter met zijne partijen wilde verccnigcn. Zijne aanhangers werden , met den bijdand des Stadhouders en ande- re Overheden , uit hunne Kerken verdreven; men drong hun andere Bisfchoppen op; en maar zelden hielden zich de Bisfchoppen der MaximVduhten flaande, door geweld met geweld te kccren. De Donatisten beiiienden zich zelfs, -om deze partij te grond te helpen, van die wetten, welke tegen de Ketters en tegen hen zelven gegeven waren. Som- tijtls klaagden zij, onder den naam van KathoUjkcn ^ dien zij zichzelven gaven, bijIleideiifcheSt;idlioiKKrs, die niets van het onderfchcid wetende, tuslclieii (*) AU(;usTiN. contra Epist, Vanr.cn. L. I, (///'• 4* contra Creuon. L, IV. C, ;^o. ^,3() K E R K E L IJ K E III Douatisten cii Katholijken^ zicli vergenoegden, dat iioKK MAxiMiANUS dooF dc uitfpraak eener vergadering noüfdil. v:i" "icer '^^n 3°o Bisfchoppen veroordeeld was (*). na C. G. Ondertusfchen heeft augustinus niet vergeten, aan 10^4-6.' ^^ Douatisten tegen te werpen , dat zij vele Maxi- ■ mianisten herdoopt hebben (f). AUerhardst behandelden zij die Bisrchoppen, die MAXiMiANUS gewijd hadden. Onder dezen werd SALvitJs, Jjislchop van Blemhrefa, door een ge- richtlijk vonnis van den Proconful ^ van zijn Bisdom beroofd. Dewijl zijne Gemeente hem zeer was toe- gedaan, werden de inwoners eener naburige ftad ge- last, om dit vonnis te voltrekken. Hij bood met de zijnen wel tegenfland, maar werd eindelijk over- weldigd, en met Hagen en op andere gevoelige vvij- 2cn mishandeld (§). pr/etextatus en felicia- NUS, die insgelijks tot deze Bisfchoppen behoor- den, werden door de Donatisten meermalen voor ^c\\ Richterdoel des Stadhouders gedaagd , en moes- ten, volgends deszelfs herhaalde bevelen, uit hunne Bisdommen gezet worden; maar zij handhaafden zich , (*) AUGUSTIN. couti-a litt. Pc til. L. I. C. 18. L. U. C. 58. contra E/). Pann. L. \. C. 11. contra Crcscoti. L. III. C. 59. L. IV. C. 46, 47. (Ie Cestis cnm Emcrif p. 429. Ennarratio in Pf. LVII. /». 411. T. IV. Opp, Epist. XLIV. Tow. II. pag. 78. (t) Contra Epiit. Parm. L. III. Cap. 4. contra litt. Pet il. Libr. I. Cap. iCu (5) ai;gust. contra £/». Pnrin. L. III. C. 6. contra Crescon. L. UI. C. S9- ^- 'V. C. 3, 4, 4S-50. GESCHIEDENIS. ^37 fcich , met hulp van hunne Gemeenten. Doch , ten Itt laatften kwamen zij, omdat zij veel gevaar liepen, ^°^* met dezelven weder over in de gemeenfchap van Hoofdf?* den grooten Donatistifchen hoop; waar bij zij ecli- "^ C. G* ter aan geene boetdoening, noch die van hen ge- \q^ ^-5* doopt waren , aan cencn herhaalden doop onderworpen ■* Waren (*^. Voornaamlijk was de beruchte Doua- tistifche Bisfchop optatus van Tamugada in Nu- fniciië geducht voor de M^ximianisten. augus- TiNUS noemt hem, ter onderfcheiding van andere Bisfch oppen van dezen naam , den Gildoniaanfchen OPTATUS , omdat hij in zoo naauwe betrekking ftond met GiLDo , den Heidenfchen Veldheer der Romeinen^ in Afrika^ die zich in het jaar 397 van ^it Land meester maakte, maar reeds in het vol- gende jaar het leven verloor, dat hij doorgaands van deszelfs Soldaaten verzeld was. Door deze onder- (Icuning vir-l liet- lipm ligt ^ nllp ^r\c\vxpr\ vnn onrecht- vaardigheden en onderdrukkingen, inzonderheid tot voldoening zijner roofzucht, uit te oefenen; zoodat !ii) tien jaaren achter een, van het jaar 388 af, de algemeene verfoejing van Afrika^ en alle Godsdienst- partijen aldaar werd. De Donatisten zelve loochen- den zijne buitenfporigheden niet^ maar gaven veel meer hem de IcJiuld van de gcweldigllc maatregelen tegen de Maximianisten , fchoon zij hem voor hut overige vereerden als humien vermogendden Leer- aar. (*) AUGUST, contra Crcscoft. L, III. C. 5Ö-60. /.. IV, C. 3-4- contra Ej). Paiiii. L. 11, C. 13. . 439. Ep. CVllI. p. 236. Vil. Dj-.kl. Y 33S K E R K E L r| K E III aar. De val van gildo was ook de zijne; hij (lierf ^^^^ 'm de gevangenis, of werd daar in ter dood ge- Hoofdft. braclit (*). na C. G. Niettegenftaandc de verdrukkingen , welke de 10^4-6 M^ftxiwianisten^ van de Donatisten moesten uitllaan, plantte deze partij zich echter nog qcyC geruimen DeDonn- ^-^ j^ ^^ vijfde ecuw voort. Nogthans gaven deze tistenvcr- •' " . ,. , ..,.., zwak- Scheuringen aanleiding, dat, van tijd tot tyd, vele ken, bij- Donatisten overgingen tot de Kntholijken^ waar toe door den ^*^ ^i^^^ ^" werkzaamlicid van augüstinus veel toe- ijver en bracht. Toen deze, in het Jaar 391, Ouderling te ^^^ h • \ ^^'PP^ ■ ^^S'"^ •> ""^ Ntimidi'é , en vier jaaren daar na van AU- Bislchop, benevens den nog in leven zijnde vale- GüSTiNus j^^j^jg ^ (,,^ nj^ deszelfs overlijden , in het jaar 396 , alleen Opziener dier Gemeente geworden was, vond hij de Donatisten aldaar veel talrijker dan de Katho' lijken; zelfs was hun Bisfchop fausïinus niet lang te vooreii m^frtiff cenoeJT c^^woest, om gcdc<'Ulijk te kunnen verhinderen , dat 'er voor de Katholijken geen brood gebakken werd (f), augüstinus, die 'er zijne eer in flclde, Ketters en Scheurmakcrs te vernederen , gaf zich daarom , zoo dra hij zijn leer- ambt aanvaard had, alle moeite, om dezen aanliang in zijn Vaderland afbreuk te doen. Hij predikte vlijtig tegen denzelven, gaf ten zellVicn einde onder- wijs in de huizen, was oplettend op alle flappen der (*) AUGUST, contra Ep. Pnnn. L. II. C 2,4, 9,52. contra litt. Petil. L. I. C. 13-24. L. II. C. 23, 83,92. courra Crcscon. L. III. C. 13-60. L. IV. C. 24, 46. (t) AUGUST, contra litt. Pctil. L. II. C. 83. GESCHIEDENIS. 339 der Donatisten , waar door zij zich bloot gaven, III ea haalde 'er van tijd tot tijd verfcheidenen tot zijne ^^^-^ Gemeente over , fchreef aan hunne Bisfchoppcn en Hoofdft. andere aanzienlijken , vermaande hen , de waarheid ''-^ C. G. naauwkeurig te onderzoeken , en daagde zelfs hen }^'^ ^_^* wel tot een mondgefprek uit; ook nam hij menig-——» vuldigmalen de pen tegen hen op. ]\Ien ziet uit fommige voorbeelden in zijne Preeken en Brieven, dat hij zich vrij liefderijk en uitlokkend omtrent hen uitdrukte, en zelfs den fchijn vermijdde, als of hij geweld gebruiken, en het gemeen tegen hen opfto- ken wilde. De Donathten integendeel ontweken' zijne voorflagen tot een gefprek, zoo veel mogelijk; hij kon 'er hen maar heel zelden toe brengen , en zij waren zonder gevolg. Tot een voorwendzcl van dit gedrag haalden zij zijne wclfprekendheid en llimmc ervarenheid in het redentwisten aan ; en in de daad men verwondert zich nog heden over zline ongcmeenc v/oordenrijkhcid , en over de behendig- heid, waar mede hij zich op vele zijden weet te wenden en te draajcn, zonder juist altijd de recht- vaardige zaak te verdedigen. Verbitterd over zijnen roem en toejuiching, waar door zij veel verlies le- den, noemden de Donatisten hem eenen verleider en bedneger der zielen, eenen wolf, dien men, tut bcfcherming der kudde , behoorde dood te flaan , voor welke daad God alle zomlen vergeven zal. Onze Lezers zullen hier w*;l gelieven te herdenken, dat, in dezen luf en berisping, alleen de ééne partij fprcekt (♦). '\\\\ r*) rossiDii l'iia Au?,mtlv.i C. ^t p, 10, 12. m Y a Jo- 340 K E R K E L IJ K E III Ten einde zelfs de geriiignien en onkundigflen on- BOEji j]£j. }iet volk bcvatliik te Iceren, hoe het raet de Vlll Hüofdfl. 2ïiak der Doiiatisten gelegen zij, bracht hij in het na C. G. jaar 393 hunnc gefchicdcnis en de voornaamfte gron- Jaar3ö3.^^j^ tegen hen in een Gezang of Lied j en ^ {Pfal' — i)!us contra partcm Donati ^~) waar me Je het IXde Deel zijner werken , in de Benedictijner Uitgave, begint. Dit Lied is Alphahet'nch^ {abececlarius ^"^ dewijl elk couplet met eene nieuwe letter volgends het AJphabct begint, om geniaklijker van buiten ge- leerd te worden; en op het llot wordt telkens de regel herhaald: Allen ^ die u over den vrede ver- heugt, oordeelt ook naar recht i Hij wilde 'er geen eigenlijke maat van Lettergreepen in brengen, zoo als hij zelf fchrijft ( * ) , opdat hg niet genoodzaakt zou zijn , fommige voor den grooten hoop onver- llannbare woorden te gebruiken. IIcc is in de daad ccn liedjen , geftcmd naar de begrippen van het ge- meen , hier en daar een waar flraatliedjcn , door het- welk AUGusTiNUS vrede en eenighcid zocht in te boezemen, terwijl hij aan geene van beide de par- tijen, maar toch aan de Katholijken, het meest ge- lijk geeft. „ Heeft makarius," zoo laat hij onder anderen zingen , ,, de maat overtreden , welke „ ia de wet van Christus ftaat voorgcfclircvcn , ,, dan Append. T. X. Opp. p. 176. Ep. XXIII. p. 23. Episf. XXXIII. p. 47. Ep. XXXIV. p. 49. Ep. XLIII. p. 76. Ep. XLIV. p. j6. contra lift. Pctil. L. III. C. 16. con- tra Crcsc. L.l. C. 1,13. Scnn. XLVI. de Pastor. T.V, Opp. p. i6(). (t) Re t tact at. L. L C, 20. GESCHIEDENIS. 341 „ dan Iiecfc hij zich gefchikt naar de Keizerlijke lil 3, wetten, en geftreden voor de ddnheid. Ili zeg "f,^^ „ niet , dat de uwe flechter zijn. Want wie heeft Hoofdfl. „ hun bevolen , in Afrika zoo te woeden? Zij "''' C. G. „ kunnen niet bewijzen, dat Christus of de Kei- Jq^ ,-5] „ zer dit geboden heeft: Stokflagen en brandftich • „ ten, en eene woede zonder wet! Omdat 'er ge- 5, fchreven flaat : Steek u zwaard weder in de „ fchede ! gelooven zij , dat een ftokflag geene mis- „ daad is. Niet opdat iemand fterve; maar dat hij „ flechts duchtig afgeklopt worde , en naderhand „ fterve, aan verzwakking. Doch als zij zich over „ hem ontfermen , Haan zij hem met eenen (lok „ dood." Men kan ligt beflisfen , of zulk een arm- Jiartig gerijmd volksiiedjcn het doel van augusti- Nus bevorderd, dan of het niet veel meer de ge- moederen (lerker tegen malkanderen verbitterd heeft? en of het over het geheel wel een werk zij, zijn verftand waardig ? Terftond daar na fchrccf augustinus cene we- clerlcgging van eenen Brief van den reeds overlede- nen DONATUS den Grooten , in welken deze had willen bewijzen, dat de waare Dijop van Christus alleen bij zijne partij was. Dit gefchrift is wel ver- loren gegaan, maar verdient aanmerking wegens eene opheldering, welke augustinus, in laater jaaren , van cene plaats in hetzelve gegeven heeft. „ Ik „ heb," zegt hij (*), „ daar in van <\c\\ Apos- „ tel pr/iRus beweerd, dat de Kerk up liem , als M op (*) Ketractat. Libr. I. Cap. 21, Y3 j^p K E R K E L rj K E l'I „ op den rotsfieen, gegrond was; welken zin ook vTil jï ^^^ vdcn aannemen, die den bekenden Lofzang Hoofdil. „ van AivrBRosius zingen. Maar ik weet, dat ik nn C. (r. „jijcrhand deze plaats zeer dikwijls zoo uitgelegd tot 4.-6. „ heb, dat men cmristus zelven, wien petrus . ,, beleden had, door dien rotsfleen verftaan moet; „ als of PETRUS, naar dezen rotsfleen genoemd, „ den perfoon der Kerk verbeeldde, welke op de- 5, zen rotsfteen gebonwd wordt, en die de Sleute- „ len des Hcmclrijks ontvangen heeft. Want, 'er „ is niet tegen hem gezegd : Gij zijt de Rots- ^^fleen; maar: Gij zijt petrus. Doch, de rotS' „ Jfcen was ciiristus ; en dev.'iil petrus hem „ zoo beleed , als hem de geheele Kerk belijdt , is „ hij daarom petrus genoemd. Nu mag de Le- „ zer het waarfchijnlijkfte van deze twee gevoelens „ verkiezen." Kerkver- Terwijl augustinus zich dus beijverde, werd in pac erin- j^^^ .,^^^ ^^^ ^^^^^ algemeene Kerkvergadering uit de Krrtha- KnthoHjke Gemeenten van alle Provinticn van Afrin C°' ka ^ onder voorzittiiig van aurelius, Bisfchop van Karthago^ te Hippo gehouden, welke hem in de- zen iiver kon verllerken. AA'ij hebben weinige naauvv- kcurigc berichten van dezelve, en zelfs geene volle- dige of zekere lijst van hare beflniten. 'Er flaan 'm cene oude verzameling van Afrika au fche Kerkwet- ten (*), eeno kleine aanwijzing van ^qzq. beflni- ten, en vcrfcheidcnc wetten, die misfchien tot haar bchooren ; bijzonder is een uittrckzel van dozelven door (*) Cod. can. Led. /Ifric. TA. .kt,Cor.c.Hard.pA%i. GESCHIEDENIS. 343 door de Kerkvergadering van Karthago in het jaar m 397 gemaakt, die met derzelver befluiten bewaard ^°^^ is gebleven, waar bij nog een ftuk uit de verza- Hoofdft. melingen der Kerkvergadering van Hippo gevoegd "^^ C« ^» is (*). Zij ftaan bovendien geheel in de Canones^^^^ ^-g] van de Kerkvergadering van Karthago. Vervol- — gends worden zij, in laatcr Kerkvergaderingen, of verzamelingen , zoo als in die van fulgentius FERRANDUS, in dc IVde eeuw, aangehaald. On- dcrtusfchen blijft hier veel onzekerhcids over, om- dat zij in deze verfcheidene uittrekzels merkliik van elkander verfchillen, en 'er misfchien meer dan ééne Kerkvergadering van Htppo onderiing verward is geworden. Zoo veel men kan onderfcheiden , is het volgende op ^Q.ZQ. Kerkvergadering te Hippo befloten. Voor- eerst bevestigde zij de Geloofsbelijdenis van JSiceë^ en maakte eenige bijzondere fcliikkingen voor de Afrikaanfche Gemeenton en Bisfchoppen. Vervol- gends beval zij , dat de Voorlezers zich van de openlijke groetcnis, met welke de Bisfchoppen de Gemeente plagtcn aan te fprcken, bij voorbeeld, de Heere zij met ulieden! niet zouden bedienen. — Gcene anderen zullen tot Geestlijken gewijd wor- den, dan zulken, die van hunne kindsheid af in de Heilige Schrift onderwezen zijn. — Bij de in- wijding der Bisfchoppen en andere Geestlijken zou- den hun vooriif de wetten der Kerkvergaderingen ingcfchcrpt worden. ■ — Zell's in den hoogstplegtigen Pnnsch" C * ) Statuta Coiicilii IJippon. Brev. p, ^6g, l. c. Y4 M4 K E R K E L IJ K E III P^aschtijd , zal den Katechumenen alleen het ge- BOKK ^voonc Sacrament des Zouts toegediend worden, Hoofdil. omdat zij, dewijl de Gelovigen in deze acht dagcii m C. G. liet Sacrafnent niet ver anderen , hetzelve ook niet ^^^'^^^J' veranderen mogen. Deze Camti heeft eenigc dui- , fierheid, maar doelt op de melk, honig, en zout ^ welke aan de Katechumenen, geduurende hunnen flaat, van de vrijwillige giften, (oblationes ,') der Geloovigen gegeven werden (♦). Dit alles noemde men , gelijk zoo veel andere dingen , die tot ccw Kerklijk of Godsdiendig gebruik gewijd waren. Sa- cramenten» Ook is de zinbceldige uitlegging, als voorbereidende tot den Doop, het Heilig Avond- maal , en het Christendom , waar mede de Kate^ chtttnenen dit ontvingen, bekend; naardien nu de Geloovigen, ten tijde van het Paaschfeest, ten min- ü'^n van den twccJcn dag af, zoo als men uit der» Q^lten Canon belluiten mag , geen melk of honig ollerden , zoo zou men den Katechumenen alleen van het gevvoone gezegende zout geven. — Aan de lyken der Overledenen zal het Heilig Avondmaal niet gegeven worden; even min zal men dooden doo" pen. — Alle jaaren zal 'er eenc Kerkvergadering van afgevaardigden uit alle Afrikaan fchc Landfchap- pen gehouden worden. — ienen Bisfchop zal men bii den Primaat , ( Primas , ) van zijne Provintie hefchuldigen , en als hij voor denzclven niet op den bepaalden dag verfchijnt, zal men de Kerkelijke ge- picenfchap met hem opheffen. — Indien hij zich niet (*) aujaspin. Ohfcrv^ Libr. U. ^ag, s8q. GESCHIEDENIS. 345 jiiet déns voor de algemeene jaarlijkjche Sijnode m (telt, dan veroordeelt hij daar door zich zelven, en ^^^ gecne Bisfchoppen, noch zijne Gemeente , zullen Hoofdff. gemeenfchap met hem onderhouden. — Wanneer "^ C. G, een Ouderling , ( Presbijter , ) hefchiildigd Wurdt , jj^j. ^ V zal zijn Bisfchop nog vijf anderen , en wanneer het eenen Diakon aangaat , nog ty/ee Bisfchoppen tot uitfpraak over die zaak verkiezen; maar bij eenen minderen Geestelijken kan hij alleen beflisfen. — Wanneer een Geestelijke befchuldigd zijnde , met verlating van de Kerkelijke Rechtbank , zich liever voor eene Wereldlijke wil verdedigen: zal hij, al- hoewel hij zijn geding wint, evenwel zijn ambtvcijie- zen, in zoo verre het ecne misdaad betreft; maar is het eene burgerlijke zaak , dan zal hij dat genever- beuren, wat hij gewonnen lieeft. — Wordt 'er aan eene hoogere Geestelijke Rechtbank geappelleerd , dan zal dit voor de laagere, alhoewel ook haar von- nis veranderd wordt, niet nadcchg zijn; ten zij de- zelve van grove misflagen overtuigd werd. Maar als de beide partijen dezelfde Geestelijke Richtbank verkozen hebben, dan kan van dezelve niet verder geiippellcerd worden. — Zoonen van Bisfchoppen en andere Geestelijken, zullen geene Schouw fpclen ge- ven, noch aanfchouwen, dewijl dit ook den I.eckcn verboden is. — Ook zullen de Kinderen van Gees- telijkcn met geene Heidenen^ noch met Ketters of Scheurmaakers trouwen. — De Bisfchoppen en ove- rige Geestelijken zullen hunne Zoonen niet eer uit de vaderlijke magt ontllaan, dan wanneer zij wegens imnne misllappcn volkomen ter vcrüntwoordiiig go- Y 5 roe» r>,^6 K E R K E L U K E in roepen kunnen worden. — Verders wordt den Bis- BOEK fchoppen en andere Geestelijken verboden, 7iiemand, inifan ^"^ "'^^ rechtzinnig is in het Geloof, al ware hg na C. G. ook een naastbcftaandc bloedverwant, iet van hun Jnpr3rt3- vcrmoiren te fchcnkcn oF te vermaakcn. — Bisfchop- tot 4~ó. ° j r • pen en andere Geestelijken zullen niet pachten, of eens anders belangen waarnemen, en in het geheel zich gcene inkomdcn bezorgen ten nadeele van hun- ne ambtsbezigheden. — Dezelve zullen ook geens vreemde vrouwsperfooncn in hunne woningen heb- ben; waaromtrent flechts eenigc weinige dringende uitzonderingen gemaakt worden. — Geen Bisfchop^ Ou^leiiing, of Kerkedicnnar ^ zal gewijd worden, indien hij niet alle z^ue huisgenoten tot Rechtzinni- gen gemaakt heeft. — De Voorlezers zullen hun ambt tot hunne meerdeijaarigheid toe waarnemen , maar dan trouwen , of de gelofte van kuischheid doen. — Vreemde geestelijken zullen , zonder be- williging van hunnen Bisfchop , niet in eene Ge- meente gehouden, of in den dienst aangcfteld wor- den. — Niemand zal tot een Geestelijk mnht ge- wijd worden, indien hij niet door het onderzoek des Bisfchops , of door het getuigenis des volks , daar toe belcwaam l>evonden is. — In het Gebed zal nie- mand den Vader in plaats van den Zoon , of den Zoon in plaats van den Vader noemen. Bij het Altaar zal het altijd aan den Vader gericht zijn: wie uieir.ve Gebeden affchrijft , zal die , eer iiij ze gebruikt , aan verflandige Broeders voorleggen. — Geen Geestelijke zal in het minst meer nemen, dan hij aan iemand geleend heeft. — Bij de Sacramen- ten GESCHIEDENIS. 347 ten des Ligchaams en Bloeds des Heer en, zal niets III meer geofferd worden, dan het gene de lieere zelf ^f'":^ heeft voorgefchreven , te weten , brood en 7V!jn , met Hoofcift. waier gemengd. ISIaar de Eerftelingen, of melk en oa C. G, honig , welke op den plegtigften dag , ( het Paasch- l^l j-^* feest , ) voor den Doop der Kinderen , {pro infan- — tium Myfterio , ) gewoonlijk op den Altaar gewijd worden, zullen hare bijzondere Inzegening hebben, opdat zij van de Sacramenten des Bloeds en Lig- chaams des Meeren ondeifcheiden wm-den. Van de EerpLclingen zal men alleen vv^ijndriiiven en graan brengen. — Geestelijken en Onthoiidenden zullen , niet zonder bevel of verlof der Bisfchoppen en Ou- derlingen , bij Wedu)ven of jonge Dochters gaan , en ook alsdan niet alleen. Ja, zelfs Bisfchoppen en Ouderlingen zullen dezelven niet alleen bezoeken. — De Bisfchop van den eerftcn Stoel, {Primas ^^ in eene Provintie, zal niet genoemd worden het Opper- hoofd der Priesteren , oï Opper -Priester , maar al- leen Bisfchop van den eerflen Stoel. — Het zal al- leen op reize den Geestelijken geoorloofd zijn, om te eten en te drinken, in Herbergen te gaan. — De Bisfchoppen zullen niet over zee reizen, zonder vergunning en Brieven van aanfchrijving van den Primaat van hunne Provintie; ook wil de Si j node deswcgens aan de Bisfchoppen over zee fchrijven. — De Sacramenten des Altaars zullen alleen van nuch- ter e Xvz^.^w genoten worden, uitgezonderd eenmaal in het jaar, op den dag, als de inzetting van het Avondmaal gevierd wordt. — Indien 'er om fom- migen, die namiddags gdtorvcn zijn, het zij Bis- fcliop- 5^8 K E R K E L IJ K E III fchoppen of andere Geestelijken en Pcrfooncn ," noEïc Godsdienst , ( Commendatio , ) gehouden zal wor- Hoofdft. ^^'^"ï z^l dezelve enkel in het Gebed beflaan, wan- na C. G. ijcer zij, die 'er deel aan nemen, reeds gegeten heb- tot 4-0! ^'^■"* C^^ ^^^^ gewoonte, om bij de Graven, of ^— — op de Gedachtenisdagcn der Martelaren, het Heilig Avondmaal te bedienen, en daar door, gepaard met het Gebed voor hen en de nog levende Christenen der Gemeenten , als het ware , de gemeenfchap met deze overledenen nog te achtervolgen, was van tijd tot tijd tot andere Godvruchtige overledenen uitge- llrckt, zoodat 'er geheel gecnc reden is, om met TiLLEMONT (*), iu plaats van het Hei/ig Arond-^ maal hier een eigenlijk ojfer voor de zielen der doo^ den , ( ojjrir Ie facrifce , ) en aan mis - offers en zielmis fen te denken, hetwelk tegen de geichiedkun- digc waarheid is.) — De volgende wet verbiedt óqtx. Bisfchoppen en andere Geestelijken ^ maaltijden in de Kerken te houden; ten ware zulks gefchiedde- tot lavenis van doorreizenden. Ook zal men den overigen Christenen zulke maaltijden , zoo veel mo- gelijk, afwennen. — Voor de genen, die Boete doen, zullen de Bisfchoppen ^ naar het onderfcheid van hunne zonden, den tijd van Boetdoening bepaa- Icn. — De Ouderlingen zullen, zonder voorkennis van den Bisfchop, geenen Boeteling volkomen we- der in de Kcrkgemeenfchap aannemen; uitgezonderd bij dcszclfs afwcz endheid, of in dringende nood- zaaklijkhcid. Eencn Boetelinge die eene openlijke, en (*) Mémoires Tom. Xlil. pa^. 181, GESCHIEDENIS. 349 en aan de geheele Gemeente bekend gevvordene over- iil treding begaan heeft, zullen, bij zijne wederaanne- ^^^^ ming , bij de Jbfis^ ( dat is , bij den ingang Hoofdfï. van het Choor^) de handen opgelegd worden , "^ C. G. zichtbaar voor de geheele Gemeente. — Verlie- ;,^'' ^_< '-' COC 4/*^* zen heilige jonge Doe' tets hare Ouderen , dan -. ■ zullen de Bisfchop en de Ouderlingen zorgen, dat zij aan deftige Matronen worden aanbevolen. — Als zifken niet meer zclven fpreken kunnen , mogen zij echter gedoopt worden, indien hunne nabeftaan- den verklaren, dat zij zulks begeerd hebben. — Aan ToneelfpeUrs zal , wanneer zij zich tot God bekeeren , of terug keeren , de aanneming in de Kerkelijke gemeen f chap niet geweigerd worden. — Geen Ouderling zal , zonder voorkennis van den Bisfchop , eene jonge Dochter wijden ; hij zal nooit Heiligen Olie bereiden. — De Geestelijken zullen zich in eenc vreemde ftad niet lang ophouden. — Nu volgt in den 36ften Canon der vergadering van Hippo ^ of den i47fben van de derde vergadering van Karthago , de Lijst van de Boeken der Heilige Schrift (*), waar bij gevoegd wordt, dat men des- wegens de Gemeenten over zee, dat is, de voor- naamfte Westerfche Gemeenten, of die van Rome en Milaan, zal raadplegen, opdat deze Lijst van dezelve bekrachtigd worde. Ook wordt toegelaten, de Lijdemgefchiedenisfen der Martelaren , op hun- ne gedenkdagen, openlijk voor te lezen. — Einde- lijk vvonlt in den 37(lcn Canon gezegd, diir men wel , (*) Zie Deeim, Bladz. loi. 350 K E R K E L IJ K E I^ wel, op voorgaande Kerkvergaderingen , beflotcii BOEK i^jj^i^ geen' Donatisthch Geestelijke zou in zijne Uoofdft. waardigheid, maar alleen als Leek ^ in de Kerkge- fia C. G. niccnfcliap aangenomen worden ; doch , nadcraaal lot^ 470' '"^"^ gebrek aan Geestelijken in /Ifr'ika zoo groot — was 5 dat vele Gemeenten 'er geheel geene hadden , zou men nu die genen hier van uitzonderen , die niet zelve herdoopt hadden, of die met hunne ge- heclc Gemeente tot de KnthoUjken overkwamen. Alhoewel alleen deze Inatflc Canon der Kerkver- gadering van liippo uitdruklijk van de Donatisten iprcckt , zoo befpcurt men toch aan de anderen , bijzon- der wanneer 'er van Rechtzinnigen gewaagd wordt, dat zij ook op de Donatisten doelen. Voorts zijn de befluiten dezer Kerkvergadering in groot aanzien gebleven ; zij werden op de derde aJgcmcene Kcrk- rcrgnderhig van Karthago ^ 'm het Jaar 397, niet alleen in een uittrekzcl gebracht, maar ook geheel overgenomen. Deze voegde 'er nog het één en an- der bij, doch van weinig belang. Dus verbood zij de verplaatzing van cenen Bisfchop ^ uit de déne Gemeente in eene andere; zij bepaalde het getal van drie Bisfchoppen^ welke bij de inwijding van eenen Bisfchop tegenwoordig moesten zijn , en verbood den Bisfchoppcn , Geestelijken van cenen anderen Bisfchop te houden enz. (*) Gemeenlijk liet men op deze Kerkvergadering van Korthago terflond eene andere volgen, die aldaar in het jaar 398 van 248 Bisfclioppen zou gehouden zijn, f) Acta Coiicil. T. I. p. ^$9' cd. Ilarduiii. GESCHIEDENIS. 351 zijn, en welke men daarom de vierde Karthaagfche lil genoemd heeft. Onder dezen naam, en onder de ^.P^f, oplchriften : Stattita EccleficS nntiqua , Statuta iioofdlï. Oriënt alium ^ en dergelijken, zijn nog 104 Canones na C. G, Tnpr o/C '> voorhanden , die aan deze vergadering toegefchrcven -^^^ ^^^] worden (*), maar dcrzelver groot aantal, de in- — — — houd, welke dikwijls op de Jongere Pelagiaanfch& Twisten betrekking heeft, en meer andere omftiin- digheden, doen waarfchijnlijk vermoeden, dat eenig bijzonder perfoon dezelven uit de befluiten van ver- fcheidene Kerkvergaderingen tot gebruik van aanko- mende Geestelijken heeft verzameld* alleen zij heb- ben, in vervolg van tijd, zeer veel aanzien in de Kerk gekregen , waarom men ook hare Oudheid heeft willen verheiTen. Omtrent dezen tijd had augustinus fommige ge- augusti- fprekken met de Donatïsten , die iet ffunftiffS VOOr ^^^ , eene verzoenmg der partijen beloofden , en voor- eeni^e naamlijk één, in het jaar 397, met den Donatisti- ^^efprek- fchen Bisfchop te Tuburftcitm^ fortunius, ^van- jJ;"j5oin- neer hij door die plaats reisde. Alzoo deze een be- tisten. daagd man was, bezocht augustinus hem zelf; hun gefprek duurde cenige uuren ; maar 'er was zulk eene menigte volks, met zoo veel gedruisch, tegenwoordig, dat men het verzoek van augusti- nus niet kon voldoen, die alles wilde opgefchreven hebben. Het gefprek liep over de fcheuring, van welke zij over en weder hunne purtijën de lehuld gaven ; fortunius beklaagde zich over de ver- druk- (*) Acta Comil. T. 1. /*. ^^s. cd. llardmn. 35^ K E R K E L IJ K E III ilriikkingcn, welke de Donatisten geleden hadden, Bof.K j.,^ vocgcie 'er ten Inatdcn bij , dat zij nog eene ver-» Hoofdil. volging te wachten hadden, waar bij hij zien wil- na C. O. t|j ^ hoe AUGUSTiNUS zich gedragen zou. Deze ^"'7 ^?"'' hjrnara daar op, dat, indien zulks gebeurde, booze tot 4 "-'• — menfchen 'er de oorzaak van zouden zijn, en dat zulks nog gcene reden zou wezen , om zich van de Gemeente te fcheidcn. fortunius daartegen wilde den Herdoop, w'elken zijne partij uitoefende, niet verdedigen, gelijk hij ook andere handelingen van zijne partij afkeurde. Dit alles fchreef augustinus aan de Donntisteii zelven , hunnen Bisfchop roemen- de, als den vredelicvendden , dien hij onder hen ontmoet had ; ook verlangde hij naar een nieuw ge- fprck met hem , waar toe hij hoop gegeven had (*)* Nieuwe Ondcrtusfchen werd de vrede hier mede nog niet vcibitLe- jTctrolfcMl, integendeel vielen 'er wcJcr buitenfporig- riuceu ^ o ' heden voor, welke de verbittering gaande hielden. Men mag zulks befluiten uit eene wet van Keizer HONOiuus, van het Jaar 398 (f), waar in hij ge- biedt, den genen, die met geweld in de Katholijkc Kerken inbreken , den Geestelijken of de plaats zel- ve nadeel aanbrengen , of den Godsdienst flooreu zou , aan het leven te llrallen. Dewijl bij flot der wet, aan den Krijgsbevelhebber in Afrika be- volen wordt, te zorgen, dat dergelijke lieden niet llraniloos ontkomen: doet dit ons natuurlijk denken aan de geAveldenarijün der Circumccllion&s, AÜ* (*) Epiit. XLIV. p^S' 7^' T"""'* II- Opp. (t) /. 31. Coil. Th. di ^plsc» Ecc/es, et CUr, GESCHIEDENIS. 353 AUGUSTiNus kreei,% van tijd tot tijd, nieuwe ge- III legenheid, om zijne pen tegen de Donatisten te ge- ^^^^ bruiken. Zulk eene gelegenheid gaf hem , in het Hoofdlt. jaar 400, één van hunne voornaamflie Bisfchoppen, "«^ C. G. PETiLiANus. Deze was langen tijd een lid van de \^^ .^^ Katholijke Kerk, alhoewel enkel als Katechumeum ^ • geweest, en had zich, als Rechtsgeleerde of y^dvo- ^^^^^^^' kaat, zoo beroemd gemaakt, dat hij zich, volgends fchrijfc AUGUSTINUS (*), denzelfdcn naam met den Ileili- '^'^.^s" pe- gen (jreest , te weten , Faracletus , toegeëigend zal hebben, hetwelk ook eenen voorfpraak^ een waar- ■nemer van zaaken , betekent. Eene in zeker op- zicht haadijke aanmerking van augustinus. peti- LiANUS, nog een ongedoopt leerling zijnde, werd van de Donatisten genoodzaakt , om him Bisfchop te worden. Te Cirtha , of gelijk deze flad ook heette, Kotijlantina ^ de IlooiUflad van Num'ulië y de overhand hebbende , vatten zij hem aan , en haal- den hem , daar hij zich verborgen had , voor ({^in dag, doopten hem al bevend, en wijdden hem daar tegen wil en dank tot Bisfchop (f). Hoc gedwon- gen hij ook dezen post aanvaard had; evenwel werd hij, van tijd tot tijd, eene hoofdzuil van zijne par- tij, daar hij in Geleerdheid en Welfprekendhcid bij- na alle Donatisten overtrof. Evenwel verwijt hem AUGUSTINUS , hoe zeer hij dit erkent ( § ) , de drift en C*) Coutra litter. Pctil. L. III. C. \6. et) /luiiuitiui Scniw ad Ccfarri'ris. F.ccles. pUlem Toni. IX. 0/y>. pag. 424, (O Contra litter. l\til. U.hr. I. Cy. i. Vlï. \:i)L)LL, z ^4 K E R K E L rj K E III en de kunflen van eencn Advokaat ^ om het gemeen DOEK j^ j^ nomen ( ♦ ). Een Brief, welken petilianus HootcKh ^•"' ^^ Ouderlingen en Kerkedicnaarcn van zijn Ris- na C. G. ijom afzond, werd van de Donatistm met groote j^^""^'^-^" goedkenring gelezen. In denzelven beweerde hij, '— dat zij alleen den vvaarcn Doop hadden; hij noemde de Katholijken Ovcrleveraars van de Heilige Schrif- ten , of Kinderen derzelven ; flclde den toevlucht , dien zij in hunnen Kcrkelijken twist tot de Keizers en de Overheid genomen Iiadden , en bijzonder de vervolgingen , welke zij aangericht hadden , in een haatlijk licht ; en vermaande eindelijk zijne Mede- broederen , liever hutuie zielen te redden , dan hun Vermogen, met door bcvreesdheid toe te geven. Dewijl deze Brief door de Donatisten als dén der ftcrkflc aanvallen op hunne tegen lire vers werd aan- gemerkt, fpoedde AUGUSTÏNU6 zich , zoo dra de Katholijken hem 'er flechts een üuk Van gebracht hadden, om dien tordond te wederleggen (f). Hij wederlegt hem , in ecnen Brief aan de Geloovigen van zijn Kerspel. Vervolgends den geheelen Brief van PETILIANUS ontvangen hebbende , wederlegt hij hem, in een tweede Boek. Maar zoo wijd- 1o]f)igj en met zoo Vele herhalingen , dat hetzelve niet zeer uitlokt, om te lezen. Het derde zelfs doet zulks nog veel mindvr, terwijl aucustinus daar hi eencn nieuwen r>rief van petilianus, niet zonder perfoonlijkc aanvallen, op zijn voormalig gedrag, en met (♦)!.<:. Libr. III. Cnp. \6. (f) (Contra lifter. Pctil. L. I. Toni. IX. />. 139. GESCHIEDENIS. 355 met het bijbrengen van vele kleinigheden, beiint- III woordt. - ""^^l^ Wij hebben even hier voor ( * ) gefproken van Hoofdft. een ander werk van augustinus , tegen eenen Brief "^ C. G. van eenen anderen voormaligen aanzienlijken Leeraar ^qj ,^5* der Doiwtïsten , paumenianus , hetwelk ook om- • trent in het jaar 400 valt. Doch behalven dit (lelde hij nog een derde uitgebreid werk tegen hen op (f). De Donathten verwierpen allen Doop, die buiten de waare Kerk bediend werd ; en ter bevestiging van hun gevoelen beriepen zij zich inzonderheid op den beroemden Afrikaanfchen Leeraar cyprianus , die zich insgelijks tegen den Kettcrdoop verklaard had (§). AUGUSTINUS toont dus in het eerde Boek dezes werks , dat men den Doop ook van Ket'- ters en Scheurmakers ontvangen kan. De zes ove- rige lioekcn zijn beftemd, om den Donatisten hun* nen (leun, dien zij aan cyprianus hadden, te ont- nemen , die wel , toen de overëenftcmming der ge- heele Kerk omtrent dit (luk nog op geene algemeene Kerkvergadering bepaald was, met omtrent 80 Bis- Ichoppen van Afrika dus gevoelde, maar nogthans den vrede der Kerk niet (tourdc, noch cenc fchcu- ring (lichtte. Wijdlopig en vervelend zijn deze Boe- ken opgedcld, en hoe veel ook de Schrijver in de liüofdzaak moge Ichijnen te winnen , door zijne ipitsviimigheilcn en nodeloze uitweidingen, Itaat hij dik- (*) ninfh. 323. ('t) l)c liapt. contra Dnnat. Lihri VII. 7". IX. p k:, 1 35. (Sj Zie buvcu Dcd III. Uhuli. \\yj. Z 1 55Ö K E R K E L IJ K E ITT dikwijls zichzclvcn in den weg, om dcw Donatisten "-^m volkomen te voldoen. Iloofdlh IJoch over liet geheel maakten de Katliolijkot na C. G. ook meer Haat op de bclUiitcn vanJiunnc Kerkver- tot 476. g^tïi-'ringcn , en op de onderfteuning van het Kei- zerlijke Hof tegen de Donnthten. Het ddn en an- Kcrkyer- ^^^^ j^^^^ ^^j^ jj^ ^^^^ tijden , zijnen voortcrani?, In II' Kar- het jaar 401, hielden zij te Karthago^ onder voor- thngo. zitting van hunnen Bislchop aurelius aldaar, we- der eene taJrijke vergadering van hunne Bisfchop- pen. AURKLius droeg aan de vergadering voor, hoe het gebrek aan Lccriiaren voor de Gemeenten zoo groot was, dat velen van dezelven niet ééns eenen ongcleerden Diakon hadden. Om dit gebrek te verhelpen , was het dienftig, de Donntistifcht Geestelijken , verfchcidcnen van welken genegen wa- ren met hunne Gemeenten tot de Katholijken over IQ. komen , aan te nemen , en hunne waardigheden te laaten behouden. Dan dewijl de Bisfchoppen te Rome en te Milaan^ anastasius en venerius, dit in hunne Rechtsgebieden verboden hadden, ftel- de hij voor , om iemand aan hen af te zenden, ten einde met hen daar over tot een gemeenfchap- pclijk belliiit te komen (♦). Of dit vverklijk ge- fchicd, en wat daar op gevolgd is, weet men niet. Alleen in hetzelfde jaar werd eene nog talrijker ver- gadering 0(jk te Karthago onder het voorzitterfchap van AUURLHJS gehouden. Hier las men eerst ccncii Brief voor van anastasius , ( heatisftmi fratris et (*) C*(/. 3 1 3, (J) AL'GL'ST. contra litt. Pctil. L. li. C. JI3. jöo K E R K E L ]J K E ÏII drijvendcn vijanden in liandcn vielen (*). — Het BoF,K jj5 waar, dat zelfs Leeraars der Donathten bcfclnil- Hoofdft. ^^'^'^ worden, de hand geleend te hebben tot deze na C. G. geweldenarijen. Evenwel fcbijnt zulks iet zeldzaams tü" %6. geweest te zijn ; de meesten van deze partij verfoei- »■ den deze behandeling , en zelfs velen van hunne Leeken gaven den Katholijken hunnen wenscli te kennen, dat zij met hunne Bisfchoppen fpreken mog- ten (f). En hier op drongen ook de Katholijken meer en meer aan. Eene nieuwe Kerkvergadering te Karthago ^ in het jaar 403, bcfloot, dat de Bis- fchop van elke ftad, of alleen , of van den nabuu- rigen verzeld, den Donatistifchcn Bislchop zijner flad , zelfs niet bijdand der Overheden , zou nodi- gen tot eene onderhandeling, om de fchcuring een einde te doen nemen (^§). In de daad alle deze be- fluiten en pogingen waren fcliijnbaar vredelievend; ^an daar de Katholijken de A\'ercldlijkQ Magt in i\q\\ arm namen, kan het ons niet verwonderen, dat de Donatisten niet zeer geneigd waren , tot gcfprekken , welke zij konden voorzien, dat daar op zouden uit- lopen , dat zij ten laafden genoodzaakt zouden wor- den zich te ondenvcrpen. Men kan hen ten nu'n- ften niet van een hardnekkige afkeerigheid van ^^(ln vrede befchuldigen , dewijl wij hunne redenen niet we- (*) ArGU>T. contra Crcscon. Libr. III. Cap. 42, 45, r.pist. LXXXVIII. p. t6:,. Ep. CV. p. ii<,. (t) Aifït'ST. coniia Crescon. L. III. C. 45. . (J) Cod. Ecc/cs. /{fr.p. 914. ColL Carth. ƒ>. ii^p. im HARD. Act, ConciL Tom» I. GESCHIEDENIS. 361 weten, waarom zij zoodanige mondgefprekken ont- III weken. \\''ant dut écn van hunne Bisfchoppen , ^^,^'5 volgends AUGUSTINUS (*), op zoodanige uitnodi- Hoofdft. ginff ten antwoord gaf: „ Vrees niet voor de woor- ^^ ^' ^* „ den eens Zondaars ! Zeg niets in de ooren eenes ^^^ ^-5] ,, onvcritandigcn ! Dat de Godlozen van mij wij- '■ „ ken! Ik wil hunne wegen niet kennen I" of dat PRIMIANUS, hun Bisfchop te Karthago^ zeide; dat iict onvoegzaam ware , dat de Zoons der Martela- ren fameiih.vamen met het Kroost der Overlevera- ren ^ {Traditores ^^ (f) duidt flechts in het alge- meen eencn flcrken tegenzin, en als men wil, af- keerigheid der partijen van eikanderen aan. Wegens de weigerachtigheid der Donatlsten , en De Kn- het voortduuren der fpoorloosheden , oordeelden de "^ I ^ ' wenden KathoUjken den toevlucht te moeten nemen tot het zich nr.n Keizerlijke Hof, ten einde deze fcheuring een einde 1"^^'" te doen nemen. Hier over raadpleegde eene aan-. Hof. zienlijke vergadering van Bisfclioppcn te Karthago^ in het jaar 404, alwaar de oudfle leden 'er op aan-, drongen, dat men den Keizer om eene wet moest verzoeken, om deze Ketterij^ gelijk zij fpraken, uit te delgen, augustinus echter, met eenige an- deren, plijtte nog voor zachte maatregelen (§). Op derzelver voorflcl , bcfloot de vergadering twee Bis- Ichoppcn aan den Keizer uonoriüs te zenden , tcii einde hem onder ajidcren te verzoeken, dat de (baf- wet' (*) Cuutra Cirsccn. L. Il F. C. 46. (t) AiGUST. Libr. ad Douat. poit Coll. T. IX. p, Z9S* . (9 /:/j. xciii. />. 180. CLXxxv. p. 497. Z 5 352 K E R K E L rj K E III wetten van theodosius tegen de Ketters ten ui^ ri^':^ voer warden gebraclit (*). Dit kon men, 'm de Hoofdft. daad, gccnc zachte maatregelen lieeten , daar men na C. G. ^^ Donat'nten Ketters nocinde, en als Ketters wii- tot 47Ó.' ^ behandeld hebben , en met dit alles waren zij - nog te zacht, volgends het oordeel des Hofs, al- waar zoo vele klagteii waren ingekomen, over ^ geweldenarijen der Donatisten ^ en alwaar zich ook fommigen bevonden , die daar bij geleden hadden, dat iiONORR^s reeds bevel had gegeven, om de Bi» fchoppen en andere Geestelijken der Donatisten ten lande uit te brengen, en den overigen cene geldboe- te te doen betalen. „ De groote barmhartigheid „ (jods," zon fchrijft augustinus (f) , (zo al niet zelf (cliijnhcilig , ten minllcn met ecne toer, dié fchijnheilige vervolgers meermalen gebruikt hebben ,) „ welke weJ wist, hoe noodzaaklijk de fchrik vait „ zulke wetten , en zekere heilzame moeilijkheid z^ y, voor vele booze of koude gemoederen , voor cene „ hardheid , welke niet door woorden , maar wel „ door ilrenge tucht, verbeterd k.m worden, heeft „ het zoo befchikt, dat onze afgevaardigden hiu> „ ncn last niet hebben kunnen vervullen. " Wetten Tcrflond daar op gaf de Keizer, in het jaar 405", vrn 110- j^^g niecr vvctten tegen de Douatiuen , vier van tejende Welken op dénén dag getekend zijn. Twee dcrzel-» Dontiiis- Yci fchijn:n ondertusfchen maar déne enkele uit te ten maken C.§)i ''^ dezelve worden zij onder den naam (*) Cod. can. Eccl. Afr. p. 917. van . (t) Epiu. CLXXXV. pag. 498. (§) L, 38. C.Th. (k lUr. I. 3. ne Sa:xt. Bapt.iter, GESCHIEDENIS. 363 van Herdopers of Wederdopers , ( Rebaptizcntes , ) ITI betekend. De volgende wet is des te uitvoeri- ^5*':^ ger (*). De Keizer wil daar in, om de vijanden lloofdfl. van het KathoUjk Geloof uit te rocjen , bijzonder "^ ^- G* die Secte op nieuw uitdclgen, die, om geene Ket-\r^^ ^_5* terij genoemd te worden , zich den naam van Scheuring gegeven heeft. — In eene andere wet, wordt , met dezelfde woorden , als in de voorgaan- den , herhaald , dat elk , die herdoopen zou , met verbeurdverklaring van alle zijne goederen geflraft zal worden (f). — Eindelijk gebood honorius, kort daar na , dat zijn Plakaat wegens de Één- heid , ( Edict um de Unitate , waarfchijiilijk de beide eerstgenoemde wetten , ) overal in Afrika be- kend zou gemaakt worden (§). Men heeft zelfs uit de Brieven van augustinus befloren (**) , dat deze Keizer , ten zelfden tijde , alle Kerken der Do- fiatisten aan de Katholijkcn heeft overgegeven ; ten zij dit tot laater jaaren behoore. Zoo flrengc wetten , welke eikanderen flag op Uim'er- (lag volgden, deeden ook biina alle verwachte uit- ''''^"*-''^' vverkmg. augtstinus kan geene woorden genoeg ten. vinden, om de menigte, de bereidwilligheid , en de nieuwe kundigheden , de blijdfchap en fttmdvastig- heid van die genen te befchrijven , die thans tot de KathoUjke Kerk overkwamen. N'clen derzcl\-cn , fchilifc (♦) L. 4, Cod.ThcocL ne fanct. ïï.ipt. itcr, • (f) L.C, /. 5. (§) Libr. XVI. Cöd. Th. /.II. (h RJifr. /. 2. <:") l'f. CLXXXV. {i\ip, <).pas. 500.) 3(54 K E R K E L rj K E iri fchriift liij, zeggen thans: Wij hebben dit al voor BOEK jjjpg willen doen , maar Godc zij dank , die ons Hoofd (1. uitflelltn iieeft afgcfnedcn ! Anderen zeggen : Wij na C. G. wisten wel, dat dit waar was, maar wij werden ■mr '*^'^ «ot 1-6 '^^''"•^^ zekeren ar^vaan terug gehouden ; God zij dank , die onze kluisters verbroken , en ons tot den band des vrcdcs bepaald heeft ! Even dus danken anderen God, dat zij door vrees genoodzaakt wa- ren, te onderzoeken, waar de waarheid was, waar in zij tot l}ier toe omvetend en nalatig geweest wa- ren; of dat hij hunne onvcrfchiJIigheid ^ menfchen- %rces ^ en vooróordeelen omtrent de Katholijke, Kerk weggenomen had. Ook zulke Donathten^ wier bc- kccring in het eerst fleclits geveinsd was , werden heel fpocdig oprechte belijders der waarheid. Onder dit getal waren zelfs Circumcelliones (♦). Dit al- les had in de daad, bij é. LXXXVr.I. p. 164. Ep. CXI. p. 24c. Pof/JJ. rit. yii/g. C..-p. 10. (t) Ccs/ti CV/. Cart.'jag. D. III. />. 1161. (J) Ej>. LXXXVIU. ^ 165. GESCHIEDENIS. 3Ö7 Over dit zelfde onderwerp, handelde augusti- m KUS brecder in een Bock , hetwelk hij in het jaar ^^ek 406 tegen cresconius fchrcef (♦). Deze een fiQ^f^j^^^ fpraakkiindige onder de Donatisten , het eerde Boek na C. G, van AUGUSTiNus tegen den Brief van petilianus ^^^ ^^' gelezen hebbende, befloot dezen Brief te verdedi- gen. Hij ftelde dan eenen Brief op aan augusti- Gefchrift NüS , waar in hij deszelfs welfprekendhcid prees , gustjnus mahr die te gelijk als cene kunst voorllielde , meer te^en nadeelig dan voordeelig voor de menschlijke famen- ^^^^^j^^Jn kving ; hij zegt , dat de Donatisten , met vcrfland andere en geduld , zich te vrede houden , het volk in de Schriften. Ke± enkel te lecren, het geen in de wet is voor- gefchrcvcn, zonder zich met de verfchiUtukken op te houden. Hij beichuldigt augustinus van eenen ondraaglijken hoogmoed, daar hij alles wil beflisfen, en merkt aan, dat de Donatistifche Leeraars beter oordeelden, zich voor AUGUSTI^M;s, als een Dia^ lecticits , en Twistredenaar , te wachten , en hem te mijden, dan hem te wederleggen. Deze antwoordt ' hier op , dat een verdediger der waarheid voor wel- Iprekendheid en twistredenen niet behoeft te fchroo- men , dewijl paulus zelf een Twistredenaar , (/)/<7- lecticus ,) geweest is enz. Hij geeft zijne partij toe, dat men beter Donat tanen zou zeggen dan Dmiatiüen, Daar cresconius zich bezwaard iiad, dat hij hen tot Ketters had gemaakt , zegt augus- tinus, weinig doeltriifende , dat zij den naam van Schciirmakcrs niet konden voeren , zelfs niet vol- gcnils (•) Cuntta Crcscon. D^.v.at. Libri IV. 7". IX. />. 265. / •63 K E R K E L r[ K E Iir gcnds de eigene bepaling van cresconius , omdat hun noEic ii/cdcrdoop ccn bewijs was , dat zij niet denzclfdcn Iloofdft. Godsdienst^ nocli dezelfde Sacramenten met de Ka^ m C. G. thoUjken hadden ; en alhoewel dezen de DonatiS' toTlyó'^^^^ die tot hen overkwamen, niet herdopen, even- wel geeft de Katliolijke Kerk iet, dat deze niet hebben , te weten , de gave der Liefde. Voorts moe- ten wij ons over het geduld en de fchcrpzinnigheid van dezen Kampvechter verwonderen, om dezelfde onderwoi-pen en bewijsredenen te herhaalen , zijne partij voet voor voet te volgen, om hem door al- lerhande zetten in verlegenheid te brengen. Onuit- piitlijk was AuouSTiNus in dit foort van fchriften. Verfcheidenen derzelven zijn niet meer voorhanden, allioewel wij 'er niets aan verloren hebben , bij voor- bceUl: Probaiioncs et Testnmonia contra Donatis- ' tas ; contra ticscio ^ queui Donatistam ; Admonitio Donatistarum de Maximianistis ( * ). Een derge- lijk is nog overgebleven , hetwelk tot dit of het volgende Jaar zal behooren; de unico haptismo coU" tra Pctilianum Liher (f), weder over hetzelfde on- derwerp, waar men den waaren Doop hebbe, bij de Donatisten of KathoJijken? en herhaalingen van het geen hij wel twiiitigmalen gezegd heefr. Kcrkvcr- In het jaar 407 werd andermaal eene algcmeene gnciering jij-yH^aaufche Kerkvergadering te Karthago gehou- thagoiii den, en daar in bcfloten (§), dat zulke Dotiatis- het jaar ^/r^/,^ Bisfchoppen , die vóór de laatfte wetten van -^^^ Kei- (•) Rctract. L. II. C. zj-io- (1)7". IX. 0/>;)./>. 359» (J) CoJ. canon. Eccl. .ifr. can. XCIX. />. 122. G E S C H I E D E r^ I S. 369 ït.cfeer iioNORius tot de Katholijken overgekomen III waren, in hunne waardigheden zouden kunnen blij- \^f}ï ven. Ook wilde nien afgevaardigden van deze Sij- iioofd(T. node naa Rome zenden, om van den Keizer tegen "^ C". G. Taar ''6'*. de Donatisten en de Heidenen alles te verzoeken, [^^ ^-5] wat men nodig oordeelde. Nog namen deze verga- — ■ - derde Bisfchoppen eenige andere bcfluiten over Ker- kelijke zaken, bij voorbeeld, om bij den Keizer te verzoeken , dat daadlijk verdedigers en voorfpraken der Kerken voor de Gerichtshoven , ( defenforcs fcholastki ^') zouden mogen benoemd worden; dat de Geestelijken niet zonder noodzaake , en zonder behoorlijk fchriftelijk getuigenis , ( formata , ) van hunne Geestelijke Opzieners , ien Hove zouden rei- zen; dat men geene andere Gebeden bij den ópen- haren Godsdienst zou gebruiken, dan die door eenc Kerkvergadering waren goedgekeurd , en dat dic Geestelijke , die den Keizer om Wereldlijke Richters verzocht, zijn ambt verliezen zou. Waarfchijnlijk volgden op deze aanzoeken der Bis- Wetten fchoppen de nieuwe wetten van honorius , van het ^'^^ '"^* jaar 407 (♦). Bij de eerde ontfloeg hij alle Donatisten en andere Ketters , van alle boete en flraflen , die , al ware het nog zoo laat, tot de Katholijken over- gingen. De andere bevat ceue bevesiiging der oude en voorgaande wetten. Dan toen in het jaar 40S de groote Staatsdienaar Nieuwe en Veldheer des Keizers, stilico, on 's Keizers last ^'■'^^'^'••'!'" was omgebracht , begonnen de Donatisten , ewn " als (*)/.. 41. r/ 43. C. Th. de lUr. Vil. Dkel. Aa 370 K E R K E L rr K E UI als de Heidenen, te bevvccren, d;it de tot hier toe boKK (^jjen licii uitffeffcvene wetten enkel het werlv van dc- VIII ^\, " , ,, Iloofdd. zen Staatsman waren geweest, van welken iionorius iia C. G. waarfclüjnlijk niets geweten had. Zij verklaarden jasr 363. jj,j.|,jjiygii ^[^>ze wetten voor krachteloos , en ver- toe 4/0» -T toonden zelfs (*) ecncn verdichten Vrijbrief des doodvnn j^^.i2crs ten hunnen behoeve. Ook vielen zij den Katholijken Disfchoppcn weder fpoedig op het lijf, die zij op allerleic wijzen mishandelden en plaag- den; hoewel het onzeker is, of men dit niet liever aan de Heidenen moet toefchrijvcn. Niet weinigen van deze Bisfchoppen namen de wijk naa het Kei- zerlijke Hof te Ravenna , om befcherming te zoe- ken. Tot hetzelfde einde zond cene vergadering, die in het jaar 408 te Karthago gehouden werd, een gezantfchap aan den Keizer. Maar inzonderheid fchreef aucustinus ceiien uadruklijkcn Brief aan oLYMPius, die STiLico in het befluur was opge- volgd (t), verzoekende om cene fpoedige verkla- ring des Keizers. Deze volgde ook in hetzelfde jaar. iionorius bevestigde zijne voorgaande Plnkanten, en gebood, dat de vergaderplaatzen der Dountisten en andere Ketters aan de Katholijke Kerk zouden gefclionken worden (§). Weinige dagen daar na gebood hij, dat de Donatistifche Ketters en de Jooden, zoodra zij de Katholijken^ (^CatboUcz Secta^^ ccnig na- deel (*) AUCUSTtN. Epi* cv. pag. 225. Ct) Epist. XCVIl. /^/7j. 199. (5) L. 43. Cod. Thcod. de Rcres, GESCHIEDENIS. 3-1 ^eel zouden toevoegen, aan het leven gellraft zou- III den worden (*), in eene volgende wet werden alle ^°^^ bijëenkomlien van Ketters verboden ( f ) ; nog in iioofdft. het jaar 409 verfcheen eene andere wet (§), welke na C. G. Tfi3r 'X^'z nlle voorgaande tegen de Donatisten , andere Ket- [^^ ^-5] ters , Jooden en Heidenen , bekrachtigde , en derzel- ■ ver (lipte uitvoering aanbeval. Tcrftond zocht augustinus , de vverkzaamfle on- augusti- der alle Afrikaan fche Bisfchoppen , van deze wetten f ."^ ^^'■* des Keizers voordeel te treklven. Hij deed zulks zich om- in eenen Brief aan donatus. Stadhouder van ./^Z- ^rent het ka , met uitdnildvingen , die hem even zeer van de ^^eï Do- lompc ijveraars onderfcheiden , als hem onder de nniisten. crgfle vervolgers ftellen, doch die met flim overleg te werk gaan (**}. Hij wenscht voor alle dingen , dat de Afrikaanfche Kerk zich niet in zulke treu- rige omftandigheden mogt bevinden, dat zij nodig had , de hulp der Aardfche Magt in te roepen. Evenwel, vervolgt hij, „ dewijl de Apostel zegt: Alle Magt is van God; zoo komt ons ongetwijfeld deze hulp ook van den Heere, daar zij aan de Ka- tholijke Kerk door u, haren zoo oprechten Zoon, bewezen wordt. — Eene enkele zaak flechts is 'er, die wij bij uwe gerechtigheid vreezen, dat gij mis- fchien, dewijl toch alle kwaad, hetwelk Godluzc en ondankbare menfchen het Cliristclijk Genootfchnp aandoen, zeker gewigtiger en fnoodcr is, dan wan- neer (*) £. c. /. 44. (t) /'. c.l. 45. (5) Z. f. /,. 46. (*♦) Episf. C. pr.z^ 204. Tom. II. Opp. A;i t 37» K E R K E L rj K E III iic.r liet tegen anderen gepleegd wordt , ook van DOEK ccvoelcn zoudt zijn, dat men het meer naar de ver- VIII Iloofdft. focilijkhcid der misdaad , dan naar de Christelijke na C. G. zachtmoedigheid , befchouwen en ftraflen moet,' Jaar 363. j^och wij bidden u, om tesus Christus wil, dit lot 470. •) ^ 7 j -— — niet te doen. Want wij ftaan niet naar wraak aan onze vijanden op deze aarde; ook mag ons lijden en de angst van ons gemoed ons nooit zoo druk- ken, dat wij vergeten zouden, wat Hij ons geboden heeft, om wiens naam en waarheid wij lijden. Wij beminnen onze vijiinden , en bidden voor hen. Daarom ^vcnfchen nij ^ dat zij wel^ om niet in de flraffe des ctmvigen oordeels te vervallen , getuchtigd , maar niet , dat zij omgebracht worden. Wij willen viet^ dat de tucht bij hen verzuimd worde; alleen* dit willen wij niet ^ dat de leveusjlraff'cn ^ die zij waardig zijn , aan hen voUrokken worden, — On- dcrtusfchcn mogen de Donatistifche Ketters heel ipocdig door uwe Doorluchtigheid vernemen, dat de tegen hunne dwaling gegevene wetten nog in volie kracht blijven." Het Ichijnt in den eerfien opflag, als of hier augustinus den Douatisten ten goeiic fpreekt, en een blijk geeft van zijne gematigdheid en verdraagzaamheid; maar wanneer men overweegt, dat hij juist de man is , die , door zijnen Brief aan OLYMPius , om deze harde wetten liceft aangehou- den; wanneer men ziet, dat hij alle Donatisien , zonder onderfcheid te maaken , de dood waardig keurt, hen allen op allerieië wijze gellraft, maar alleen niet ter dood gebracht wil hebben ; dan kan men zich naauwlijks onthouden, om met barbev- RAC G ES C HIE'D'E N IS. 373 RAC e*) te zeggen, dat zijne zachtmoedigheid vol- !II komen aan die gelijk is, welke de laatcr Ketterrich- ?^^^ ters betoonen, wanneer zij eenen van hen ter dood iioofdft. veroordeelden Ketter aan de Wereldlijke Overheid "^- C. G. ■overgeven , met de woorden , dat zij geen bloed ^^^^ .-^[ willen vergieten , dewijl de Kerk niet naar bloed » dorst. Dat augustinus zelfs lijf- en levensflraften niet misbillijkt heeft, wegens Godsdienftige gevoe- lens j blijkt uit zijnen brief (f), waar in hij als be- kend aanneemt , dat KathoHjken en Don misten de wetten der Keizeren tegen het offeren der Heidenen, waar op de doodftralfe geReld was, geprezen" heb- ben. Alleen Geestelijken moesten, naar zijn inzien, {ïc^w fchijn niet hebben, als of zij daar op aandron- gen, om iiiet boven andere Christenen gehaat te worden, dewijl zij alleen bcichuldigers waren ia foortgelijke handelingen. Deze overwinning der KathoUjken over de Dona- tisten veranderde echter weder in het jaar 410, wanneer iionorius , misfchien uit hoofde van het gevaar, hetwelk hij liep, van Afrika te verliezen, aan alle Godsdienst -gezindten aldaar eene volkome- ne vrijheid van Godsdienst fchonk (§); maar hij herriep deze vrijheid weder fpoedlg, op het verzoek ccner Kerkvergadering , welke in hetzelfde jaar te Karthago gehouden werd (♦"'') , en -gebood op nieuw , (♦) Trnitè de la Morale des Peres C. XVI. /^ 306. (t) Episf. XCUl. pag. 177. (5) Cod. cati. Keel. /Ifr. p. 9:6. nK Hard. C*^ L. 51. C. TA. (k lU,e:. Aa 3 374 K E R K E L IJ K E III ni'.iiw, dat Ketters, die ondernemen zouden, open- BOEK ^^jjj.^ verïïadcrinffen te houden, ten lande uitffeban- VIIl on 7 o Hoofdih "^^"9 ^" ^'^^^^ ^^ ^^" ^y^^ gellraft zouden worden, na C. G. Deze wetten moeten toch niet Ib'cng uirgeöerend tori-ó" ^^•'"' ^^''-'SC'is de toenmalige zwakheid der Kcizer- — — — lijkc regering, die niet eens in (laat was, 2Zome te- Opcii- ggji ^Q jj^jigi; en plundermg van alarik te bcfchcr- iiiond'^o- nicn. Men moet dit bclluitcn , uit de pogingen , fpTck te vvdlke de Katlioüjke Bisfchoppcn in Afrika thans ' aanwendden, om met de Donafhten een openlijk en plegtig mondgcfprck te houden, augustinus , die tot hier toe van bijzondere gefprekken zoo weinig vnicht gezien had, arbeidde thans des te meer, om ccn algemeen gcfprek tot fland te brengen ( * ) ; toen de overige Bisfchoppcn zich daar in met hem verëcnigdcn, werden 'er ten dien einde afgevaardig- den'ten Keizerlijken IIovc gezonden (f), alwaar men onderfteldc, dat de Donatisten hetzelfde ver- langden , omdat zij zich in het jaar 406 tot zulk een gcfprek aangeboden hadden (§). iiONORius dan , wiens flaatsbelangen zich , ten dezen tijde, in het jaar 410, in de uiterfte verwarring be- vonden, bewilligde in zoodamg mondgcfprck, met con bijzonder bevel , waar in hij , met intrekking van zijn Plakaat, {coeleste oracuUivi^') omtrent de vrijheid van Godsdienst, beveelt, dat zoodanig een gclprek , u't vredelievendheid door de KathoUjhen voor- (*) PossiDii Vita Avguit. Qap. 13. (t) AUGUST. Brey. Coll. D. III. C'. 4. T. IX. />. 377. (5) Coll. Carthag. p. 1052. ;;; hard. act. Coucil.T.l. GESCHIEDENIS. ^75 voorgcflagen, binnen vier maanden tusfchen hen en III de Donatisten te Karthago zal gehouden worden, ?^^^ opdat dezer dwalingen klaarblgklijk zouden weder- Hoofdft. icgd worden. Indien hunne Bi§fchoppen zkh niet '" ^- ^* vrijwillig lieten vinden , zouden , na drie uitftellen , {^J V.^^ aan hun te geven , alle hunne Gemeenten genood- zaakt worden, zich met de KathoUjken te verceni- gen , alzoo hunne Leeraars zich dan , door hun ftil- zwijgcn 5 als overwonnen erkenden. Tot zijnen Kommisfaris of Gevolmagtigden bij dit plegtig mondgcfprek, benoemde iionorius flavius mar- CELLiNUS, onder den tijtel van Tribunus of Nota- rius , zoo veel als Staats-Secretaris. Deze kreeg bij- zonder in last, om in alles voor het best van den waaren Godsdienst te zorgen (*). MARCELLiNus maakte dit niet alleen aan de par- tijen wederzijds bekend; maar beloofde ook aan de Donathtifche Bisfchoppen, dat allen, die zich be- reid zouden verklaren, om bij dit gcfprek te ver- fchijnen, de hun ontnomenc Kerken voorüf weder zouden krijgen; alle gerichtshandclingen tegen de ■ Donatisten zouden terflond ophouden, en het von- nis mogt uitvallen, zoo het wilde, na het einde van het gefprek, zouden de Bisfchoppen van deze partij vrij en ongehinderd naa huis mogen keeren. Ook betuigde hij nadriiklijk, dat hij in allen gevalle de llrengflc onpartijdigheid in acht zou nemen (f). Ilij bc- (*) ('olla(. Carthag. Gest, prituit cognitiuts. fng. I051. ai>. Haiduin. (t) Colhit, Carchag, l. c. png. J052, Aa 4 ^j0 K E R K E L IJ K E III betoonde zich openlijk infchiklijker en tocgcvaidcf üotK ipffens de Dotmtisten^ dan hij vei-phfft was te doen. VIII ^^ Hoofdd. AUGUSTiNus prljst hem zeer wegens zijne Godzalig- naC. G. held, VVetenfchap ,- en Deugd (♦), heiweik ook jnnrsö^. j^^j. j,jjj^ gedrag bevestigd wordt, acgustinus en . iiicROiWMUs hebben hem verfclieideuen van hunne fchiiften toegewijd , onder wellvcn de Boeken van AL'GUSTiNUS, ovev (U Stad Gods ^ de voornaanillc waren. Daar marcellinus zich dus het vertrouwen der beide partijen gewonnen had, kwamen derzelver af- c;evaai-digden te gewilliger in het Jaar 411 te Kar- r^/7^0 bijeen. • Hier verfcheenen, van tijd tot tijd, van de Katholijken 286 Bisfciioppen, waar van men rekende, dat 'er over liet geheel in Afrika 470 wa- ren. De Donntistifche 279 in getal, hielden te ge- luk, niet zonder Ilaatzij, hunnen intogt. Men be- Ichuldigde hen, dat zij hun getal valschlijk vergroot hadden , daar zij 'er met de genen , die wegens ziekte terug gebleven waren, over de 400 hadden opgegeven. Dewijl onder een zoo groot aantal Bis- fchoppcn geen gefprek zonder verwarring gehouden kon worden, gebood maucellinus, dat elke partij zeven Bislchoppen zou verkiezen, welke in naam . dur overigen met nialkandercn fpreken konden. Bij dezen zou elke par: ij nog 7.QMt\\ voegen, met welken de eerde veertien des noods vaad zouden kunnen plee- gen. Acht Bksfchoppen, van iedere zijde een gelijk getal , zouden het opzicht hebben op de te maken af- (*) Epiit. QVA.t>ag. 3J)5. GESCHIEDENIS. 377 affchrifteii en flukkcn. En dezen zoude, elke Bis- m fchop het gene hij gefproken had, met den ei- ?^ek zerlijken Kommisfaris ondertekenen. Eindelijk zou- rioofèil, den gcene Maxhnianisten oï andere Christenen tot ^^ C. G. het gefprek worden toegelaten- In het eerst weiger- ^^^ ^ ,^ den de Donatisten wel dit alles aan te nemen, maar . . gehoorzaamden fpoedig. De Kntholijkcn integendeel deeden een Christelijk voordel , bij marcellinus , hetwelk hun tot lof moest ftrekken , indien men niet tevens bedacht, dat zij alle gunfiiige vooruitzichten omtrent den uitflag van het gefprek voor zich had- den : hoc het zij , het voorllel was glimpig en prijslijk. Zij verklaarden, dat, indien de Donatis- ten konden bewijzen, dat de waare Christelijke Kerk -overal te niet gegaan, en alleen bij hen overgeble- ven was , zij zich dan aan hun wilden onder- werpen, zonder ecnige aanlpraak te maken op de Bisfchoppelijke waardiglieid ; maar konden zij. Ka- tholijken , het tegendeel aantoonen, dan mogten evenwel de Donatistifche Bisfchoppen , tot hen over- komende, hun ambt blijven behouden, ja in deden, waar Bisfchoppen van de beide partijen waren , de- zelve bij foort van beurtvvisfeling waarnemen (♦). AUGUSTiNus, die met zijnen vriend, den Bis- fchop AUi-\jELius van Karthago ^ (\qzq. geheele zaak in beweging gebracht had, maakte 0(jk met hem de twee voornaamik* Bisfchoppen uit van die zeven die het woord zouden voeren. Nevens hem ;iiet meu (♦) Collat. Qarth. l. c. p. 1053-1058. al-gustinus de Ci'sfis cum Emerito Donut. T. IX. Opp. p. 427. Aa 5 378 K E R K E L IJ K E III men ,ook de Bisfclioppcn alypius en possidius *Tn vooniaamlijlc werkzaam. Van de Donatistifchs zijde HoüfdiL waren trimianus van Karthago ^ tetilianus van ïi^iC'G. /{o;;jj(},}tiija, en emeritus van Cccfarea^ de drie 101 4-0.^'^''^*^" ^" beroemdftei). Het begin der bijëenkom- »- flcn had plaats op den eerden yunij des jaars 411, in tegenwoordigheid \:[n iniarcellinus , en eenige andere WereldUjke Ambtenaren. Doch deze eerde dag werd enkel met velerleië pligtplegingen doorge- bracht, waar toe ook de zwarigheden behoorden, welke de Donotïstm op die wijze maakten, dat men niet kan nalaten te vermoeden , dat zij opzet- lijk deze geheele handeling verhinderingen in den weg hebben pogen te leggen, marcellinus ver- zoclit hen meer dan déns, te zitten. Daar op ant» woorddc PETILIANTS, tcrwijl hij hem met vele lof- tuitingen prees , dat zij hem wel bedankten , dat hij zoo oude en door zoo vele palmtakken der vervol- gingen bloejende Leeriiarcn dit gemak vergunnen wilde ; maar dewijl christus voor zijnen Riclitcr pcflaan had , wilden zij dit ook voor eenen zoo eer- waardigen man doen (*_). Deze in de daad gemaakte ncdrighcid had ten gevolge, dat vervoigends ook de Katholijkc Bislchoppen en marcellinus zelf ftaan bleven. De KathoUjken antwoordden toen den Do- raiisteii niets , iioe zeer dezen ook eene beledigende j-ddcn hadden aangevoerd , dat het hun door de Hei- lige Schrlfr verboden was, hij de Godlozen te zit' ten, Pf. XXVI. 5. ( t ). Aan den anderen kant (*) CoII. Cnrth. i. c. p. 1093-1115. ver- (t) AUGUST. Brev. ColL cum Doiuu. T. IX. Opp.p. 3. GESCHIEDENIS. 379 verraadde het of cencn onvoegzamcn hoogmoed, of III ten minftcn zekere nf kcerigheid , die voor het oog- ^^"'5 merk van zoodanige bijeenkomst geheel niet paste, Hoofdft. dat de Donatisten den naam van Broeders niet wil- na C. G. den aannemen, welken de KathoUjken hun wilden i^j. ^_^' geven (*^. Over het algemeen fcliijnt hun een on- derzock mishaagd te hebben , hetwelk , zoo met be- trekking tot den oorfprong der Scheuring^ als bij- zonder tot derzelver voortduuring , voor hun niet gunftig kon uitvallen. In de tweede bijeenkomst vvei'd ook nog niets ge- wigtigs ter hand genomen. Men vergunde Hechts den Donatisten een uitfteJ , hetwelk zij , niet zonder reden, verzocht hadden, om de gerichtclijke af- fchriften van voorige handelingen tot hun gebruik te bekomen. Eindelijk ging men, met de derde zitting . over tot de hoofdvraag ; evenwel niet vóórdat lan"- gelieven was over cenc vraag, welke de Donatisten opwierpen: Wie eigenlijk dit geheele IMondgefprek begeerd had ? Geene van beiden de partijen wilde dit van zich gezegd hebben , uit hoofde van de ge- volgen, die men daar uit meende te kunnen aflei- den, marcellinus, die, bij alle deze (Ireeken, uit- ftellcn en nutteloos kibbelen , zeer veel geduld en vcrfland betoonde, verklaarde vergeefs, dat het van de beide partijen begeerd was (f), kort daar na erkende hij ook, dat de KathoUjken het verlangd hadden (§). Ondertusfchen kwam men toch langs de- zen (*) CülUit. Cm-th. l. c. pap;. 1120. (t) Pa^. iiói. l. c. C5) Pas. Ii6p. 3So K E R K E L IJ K E rj III zen wcg^ tot oiTtvomviug van het gene, waar alle»' ^^^■^^ op aiinkwam. augustinus inzonderheid drons: 'er VIII Iloofdrt. c>p aan , dat men afdoen zou i ÏVaar de Kerk na C. G. j/y (*)? Thans dceclen de Donatistcn een opftei tot 4-6 "^"^^^ <^énen van hunne Bisfchoppcn voorlezen , waar ■ ' . ia zij , uit de Heilige Schrift , zochten te bewijzen ,• dat de ondeugende zeden der Leer'daren aan de Kerke> zoodanige fmclten konden aanwrijven^ dat dezelve hekend wordende , zij niet meer de yyaare Kerk heeten kon. augustinus beantwoordde dit opftcl, niet zonder dat men hem dikwerf in de reden viel, terwijl hij door Bijbel - getiiigenisfen bewees , dat goeden en kvvaaden, deze laatften in het geheim en openbaar, in deze Wereld onderden ^gemengd, vai» de Kerk geduld werden; zonder dat daarom de eer-* ilen jjan de zonden der laatfiien deel namen. Dtf Donatisten maakten hier tegen wel eenige tegenwer- pingen ; onder anderen wilden zij niet toegeven , dat de Duivel het onkruid in de Kerk gezaaid hebbe. Doch toen augustinus hun het gezag van cypria- Nus tegen (lelde, die deze gelijkenis dus verklaard Jiad ) durfden zij 'er niets meer tegen te zeggen (f). Ji^^ zvj werden zoo ver gebracht, voornaamlijk dooc het gebruik, hetwelk deze Leeriiar van de Maxi" miaiiistifche partij tt^gen lien maakte, dat zi) genood- zaakt waren te erkennen, dat de ééne zaak aan de andere , en het gedrag van den éénen perfoon aan den anderen niet naueelig kon zijn (§). Na- Q) L. c.pt7-. 1149. (f) AUGi'ST. Brev. Coll, cum Donat. p. 384. (5) AUGUST. /. c. etUbr. ad Donat. post Coil. T.lK.p.396. GESCHIEDENIS. 581 . Nadat op deze wijze de kcrftelUge hoofdvrang m ever de 'Kerk beflist was, gelijk hiarcellikus zelf ^^^^ erkende, ging men tot de gefchiedkundige over, Hoofdfl. van den oorfprong der Donathtifche Scheuring. "^ C. G. Hier toe waren de Donathten zoo weinig genegen , ^^^ ^_^^ dat zij veel niccr beweerden, in deze zaak moest • CHRISTUS alleen Richter wezen (*); maar de Ka- tholieken vonden 'er des te meer hunne rekening bij, omdat, zelfs in gevalle C/ECIlianus, die den Z)o- natisten het eerde voórvvendzel tot hunne fcheuiing gegeven had, fchuldig mogt gevonden worden, daar uit evenwel de noodzaaklijkheid der afzonde- ring van de Katholijke Kerk niet kon afgeleid wor- den. Men zocht dus alles op, ten einde dit eerfte begin van het Donatismus op te helderen , of eigen- lijk, om clkandercn, door opzctlijkc voorftellen dier gebeurcnisfen , in verlegenheid te brengen. Ï^Jaar de Kerkvergaderingen, op welke de beide partijen zich beriepen, de oorfprongUjke Hukken, welke zij voortbrachten, zelfs die, waar van de Donatisten opzetlijk gebruik maakten, werkten allen famen, om de onfchuld van c/i<:cilianus , als ook van feltx, die hem tot Bisfchop gewijd had , aan den dag te leggen. Bij voorbeeld, zij beriepen zich op eeneii Brief van konstantyn den Grcoten ^ in welken hij hun, onder alle blijken der uiierlle vcrfoejing, even- wel vrijheid gegeven had , om te leven , zoo als zij wilden (f), en thans waren zij Hout genoeg, om te (*) AUGUST. ]hev4c. Coll. pag. 384. (t) AUGUsi. liiüv. G//. /». 3y3.Vcrg.Z;«^^/lV. /?;. 116. 38s K E R K E L IJ K E III te lioopeii , dat marcellinus , daar door bewogen, ^^Y^ hun ceiie dergelijke vrijheid zou fchenken ; maar de* Hoüfdn. 2c antwoordde hun, dat hij ccnen geheel anderen na C, G. last had. tot^ Ï76 '^h^"s ^^^s dcrhalvcii alles rijp tot ecu vonnis ■ van den Keizerlijken Richter. Deze deed dan uit- fpraak, dat de Donnthtcn door de KathoUjken ge- noegzaam n'cderlegd zvarcn. Tcrftond daar op maakte hij de handelingen van het gehouden gefprck openbaar , met een aanfchrijvcn van dezen inhoud : Dat men uit de Handelingen zal zien, dat zij in alles te kort zijn gefchoten ; dat zij , hardnekkig blijvende, naar de wetten moesten behandeld wor- den ; waarom hij alle Overheden vermaant , niet te dulden , dat de Donatisten ergens vergaderingen hielden. De Kerken, welke hij him, uit toegeef- lijkheid, had laten inruimen, tot dat 'er uitfpraak zou gedaan zijn, moesten zij terftond aan de Ka- tholijken overgeven, ten ware zij zich met hen vcr- eenigden. De Donatistifche Bisfchoppen konden in- tusfchen veilig naa huis keeren , gelijk hij hun be- loofd had. Eindelijk wie CircumccUiones op zijne goederen had, en die niet in toom hield, diens goe- deren zullen verbeurd verklaard worden (♦). Annmcr- Dus eindigde dit vermaard Gefprek te Karthago, kingen rcollatio CarthaginienfisA Men ziet daar uit, hoe over dit a j y 5 IMondge- vcle rechten de Keizers oordeelden te kunnen uitüe- fprek. fenen, zelfs in Kerkelijke zaken,- alhoewel dit waar is , dat de Buitenfpoorigheden der Circumcelliones de (*) Collat. Carth, pag, 11S9. GESCHIEDENIS. 383 de zaak van eerflen af voor den Burgerdaat belang- m rijk maakten, en aanleiding gegeven hadden tot me- ^^^ nigvuldige Keizerlijke wetten. Maar ook de Katho- Hoofdfl, lijken konden niet anders , dan door de onderHeuning ua C. G, van het Hof, cene voor hun gewenschte uitkomst ^^^" ^^" van deze Scheuring verwfichten. Hunne gefprekken en 1^ gefchriften werkten weinig of niets uit ; hunne Kerk- vergaderingen werkten flechts langzaam, maar fchie- lijk op elkander volgende Keizerlijke wetten gaven meer nadruk , en de Keizerlijke Kommisjie , door eene nieuwe en fchei-pe wet onderfteund, beloofde des te grooter gevolgen. De Bisfchoppen verloren niets van hun aanzien, werden met eerbieii behan- deld, en in de daad, was de Burgerlijke Magc niet meer dan een werktuig van hunne wenfchcn. In- middels hadden geene van beide de partijen in dit gefprek proeven van uitmuntende wetenfchap aw kunde gegeven. Zij hadden niet, als wijze en Chris- telijke Lecriiars, zich toegelegd, om te beproeven, of men tot een billijk vergelijk kon komen ; integen- deel het gefprek beftond grootendeels in een gekijf, en een zoeken, om op elkander een voordeel te be- jagen , om te ontwijken , als men gedrongen werd , en in eene zucht , om gelijk te hebben , als men zijne partij daclit te kunnen vervolgen , terwijl men trots op elkandcren nedcrzag. Deze fouten begingen de Donatisten wel meest, onder welken petii.ianus boven anderen uitmuntte; de KathoUjkcn betraden meer den rechten weg, om tot eene verzoening te geraken , hoewel zij zich flechte Schriftverklarcrs en Dogmatici vertoonden. Men is in Haat , om ile zaak 384 K E Pv K E L IJ K Ë nr zaak te bcöordeelen, dewijl wij ccii aanmcrklijk gc- DOF.K dcelte van de echte Handelingen van dit gefpiek Roofdft. "f^.^ hebben, onder ócn tijtel: Gcsia coUationis ^ m C. G. habita Carthagine , inter CathoUcos et Donatistas, jaar 363. y^^j..^£ raat een Redster van den Inhoud dezer tot 470. ^ ^^ Handelingen, hetwelk zekere marcellus, op ver- zoek van twee Bisfchoppen, toen vervaardigd heeft , zijnde ecne lijst van het geen eiken dag is voorge- y^^llcn. — QCnpittiIa Gestor urn, ^ — Vervolgends volgt het Protocol zelf, met eenige daar toe behoorende Biilagen , volgends de drie dagen des gefpreks , ( gcsta primce , fecunda , terticc cognitionis , ) alleen ontbreekt het derde deel van den laatften dag. Dit merkwaardig ftuk heeft steph. baluze met goede ophelderende aanmerkingen en bijvoegzelen uitgege- ven C * ) 9 en naderhand meer anderen. Het gene in dit oorfpronglijk ttuk, hetwelk augustinuS zijne Gemeente liet voorlezen (f), aan de handelingen van den derden dag ontbreekt, kan genoegzaam aan- gevuld worden door het uittrekzel, hetwelk augus- TiNUS in het jaar 412 vervaardigd heeft (§), on- der den tijtel: augustini Brevictilus Collationis citm Donatistis (**). neDona- Alhoewel de Donatistcn de handelingen van eiken listen bc- fjj^g ^ even zoo wel als de Katholijken , onderteken- z^chop ^^"^^N dceden zij zulks echter met voorbehoud van hun (*) Nov. Coll. Concil. T. I. p. 117-360. Paris 1683^ (t ) Scnn. CLXIV. C. 8. p. 553- T. V. Opp. (§) Retractat. Lihr. II. Cap. 39. (*♦) Tom. IX. Opp. pas. 37 1« zer. GESCHIEDENIS. 385 hun AppU of Beroep, aan den Keizer (*). Maar, Iir nadat imarcellinus het vonnis tegen hen geveld f^°^^ had, appelleerden zij daadlijk (f), augustinus Hoofdfl» gewaagt (§) van een gcfchrift, hetwelk zij, door "^ C*. G. 1311* '^^'^ hunne Bisfchoppen ondertekend, hebben belvend ge- J^j ^_^' maakt, en waar in misfchicn dit Appèl of Beroep begrepen was. Ten minften zij herhaalden daar in die ^^f " ^^^' Schriftuurplaatzen , waar van zij zich in het Mond- gefprek bediend hadden , om de noodzaaklijldieid eener afzondering van booze Christenen te bewijzen; verklaarden zich over het geen aldaar gezegd was; zij befchuldigden marcellinus van partijdigheid; zij beklaagden zich , dat zij niet alles hadden mogen zeggen , wat zij wilden , en dat het vonnis des nachts was uitgefproken , om anderen van hunne uitvluchten niet te gewagen (**;. augustinus be- Jintwoordde dit gcfchrift, en naar het fchijnt, vol- doende in een bijzonder Boek (ff). Tevens waar- fchuwde hij de Donatistifche Lccken , om zich niet Janger van hunne Bisfchoppen te laten verleiden, die volkomen overwonnen waren: liet is waar, hij zegt hun dit vrij fterk en zonder omdandigheden , dat zij , daar het niet mogelijk was , hen door woor- den te bükcercn, door ecne zeer zachte ftraffe moes- ten getuchtigd worden ; alleen de KathoUjken wcnschten niet, dat 'er bloed bij hen vergoten, of de (*) Cc%ta terti.e cognit. Cap. 8. png. 273. (f) AUGUST, ad Dov.at. puit Coll. C. 12. 7'. IX./>. 401, (§) L. c. C. 20. p. 4ou. IX. p. 2,')5* VU. Deel. Db 3S6 K E R K E L IJ K E III de flrcngc wetten des Keizers op het naaiiwkeurigst BOEic uiti^evucrd zonden worden C * ), VIII Iloofdll. Niettegcndaandc het lieroep of Appèl der Dona' nn C. G, tjste/j , bevestigde iionorius evenwel het vonnis J^"J_^'van MARCRLLiNUS (t). J'^cn gevolg hier van was ecne nieuwe en tweede wet, wellcc hij in het jaar Ho^iORi- .j„ gaf rO« In dezelve ontnam hij voor alle din- us bevcs- ^ •' " ^ ^ ■' tigt de gen den Donatisten alle gunden , die hun gefchon- uiifprnnk ken waren, en gebood vcrvolgends, dat alle hunne rp'i'i^ivnc Bislchoppcn , en andere Geestelijken , Lceken , en Circiimcellioues ^ die niet van den dag der afkondi- ging^ dezer wet af zich met de Katholijke Kcxk zou- den verëenigen , eene aanzienlijke geldboete zouden betaalen. Deze wordt bepaald van tien tot vijftig ponden Gouds, naar het onderfcheid van waardig- heden en ftanden. {Illti/ircs^ Spectahïles, Senato- reS , Clnrhfilliï , Sctccrdolaks , Decurloncs , Negotiü- tores , Plebeii , CircumcelUones. ) Die genen , op wier Landgoederen zij zich onthielden, zouden zcl- ven gedraft worden , indien zij hen verbergden. Ook zouden de echte vrouwen der Donatisten^ even als de mannen, zoodanige geldboete betaalen. De goederen der genen , die zich hier door niet zouden laaten bekeeren, zouden verbeurd worden verklaard. De Dienstknechten en Boeren zouden , door menig' vuldige fingen , van hunnen valfchen Godsdienst af- getrokken worden; derzelvcr Heeren zouden, indien zij dit verzuimden, ook de gemelde geldboete betaa- len. (*) C(ip. 17. (f) possin. i'it. yhi^ust, C. 13. (5) Z,. 52. Cod, Thcod. de H^rct. GESCHIEDENIS. 3R7 Icn. Alk Bisfchoppcn en andere Geestelijken , die III deze partij niet wilden vcrlaaten, zonden elk afzon- ^p.''j'5 dcflijk buiten Afrika gebannen worden. Eindelijk Hoofdll. zouden alle hunne Kerken en fergaderplaatzen,"^^^' ^' als ook wat daar aan aan vaste goederen gefchon- \^^ ^-^] ken was , aan de Katholijken worden ingeruimd. > Deze wet deed geene geringe werking bij de Do- Gevol- ■ natisten. In het eerst, toen zij hun geding te A"<7r- ^ '"/?'* thügo verloren hadden, kwamen wel velen, door de zorlijke tegen hen gevelde uitlpraak ai'gefchrikt , tot de Ka- uiUpraak tholijken over ; onder welken ook menigvuldige Circtimceliiones waren ( * )• Evenwel bleef het grootlie gedeelte van hen hunne partij liandvastig toegedaan. Dit leidde augustinus enkel van den hoogmoed hunner Leeriiaren af (f) , doch de eens bij hen ingewortelde en tot Dweepcrij geklommen afkeer van de Katholijke Kerk, die nog vermeer- derd werd door derzelvcr geest van vervolging , kan hier toe veel hebben toegebracht. Maar, wanneer de harde wet van iionorius verfcheen, verëenigdc zich een aantal Donntistifche Bisfchoppcn, benevens hunne Gemeenten, met de KathoHjken ; anderen van hunne Bisfchoppen namen de vlucht, of verbergden zich. \"ele Donatisten werden des te woedender, en mishandelden de Kitholijke Geestelijken gedeelte- lijk ter dood toe; ook waren 'er fommigen onder hen, die zich uit wanhoop het leven benamen. Nog Iteeds bleven 'er velen overig, die zich op geener- Icië (*) AL'Gi'ST. cotiira Ciiiuli'iit. Libr. I. dif). 29. Tom, IX. f>S' 443. Ct) -Vcvv.v. Cl.XlV. />. 554. r.;;;. V. Bb • 5^8 K E R K E L IJ K E III leic wijze lieten winnen. Deze fclireeuwden h;id- "P^J l^^"-*^^ <^^^^ licrhaaldc verdrukkingen, en befchulJig- HoofdlT. den de Kathoïijken , dat het dien voomaanilijk om na C. C. iiiinne goederen te doen was. Deze integendeel ver- itot 476 Z'-''^^''dcn , dat alles enkel en alleen uit liefde tot de > Zaligheid en het behoud der Donathten gefchiedde. Men ziet aan den édnen kant de zoo in het naauw gebrachte partij nog flork en moedig genoeg, om op ccne Kerkvergadering van meer dan dertig Bisfchop- pen , onder welken zich petilianus bevond, een befluit te kunnen maken , dat die Bisfchoppen en Ouderlingen, die, door dwang, den Godsdienst der KathoUjken hadden bijgewoond , onder deze voor- waarde weder aangenomen zouden worden, indien zij fiechts het Avondmaal bij hen niet gevierd, (^Sa- crificium ohtulcnnit ^^ of een openlijk Godsdienst- voordel gehouden hadden. Aan den anderen kant verdedigden zich de KathoUjken ^ op eene Kerkver- gadering te Zerte , door eenen van augustinus opg^'delden Brief, tegen de befchuldiging van hunne partijen , als of zij riarcellixus hadden omge- kocht ( * ). Ook ditmaal verzoclit augustinus aan marcellinus en den Proconful van Afrika^ om aan de Donathten ten minflen geenc levensftraf- fen te laten oefenen , dewijl zulks overëenkomflig was met de Christelijke zachtmoedigheid , en tot hunne bekeering •dienen zou ; ja het lijden van Gods (*) POSSID. ra. AvFtlit. Ci7p. 13. AUGLSTIN. Epist, CXXXIII. pag. 300. Epist. CXLI. pag. 349. Epist, CLXXXV. /'./i". 500. contJéi Gaudoit. L. I. C. 3;. f]. GESCHIEDENIS. 389 Gods Knechten werd door eeiie bloedige wraak iri onteerd (*). ^o^J iiL\RCELLiNus zclf werd in liet jaar 413 , op Hoefdfï. bevel van den Veldheer martnus , die een in Afri- "^ C. G» i^/2 ontflaan oproer gedempt had, ter dood gebracht, ^^^ ^_^^ onder voorwendzel , dat hij in hetzelve deel geno- — men had. augustinus , die toen te Karthapo ^^■''^'^^^' ,. , , ,. Liixus ter waar dit gebeurde , tegenwoordig was , en die zijne dood ge- dood vergeefs zocht te verhinderen , zegt iii den bracht. Brief, in welken hij hem beklaagt (f)? iiiets het minfte, waar uit men zou kunnen benuiten , dat de Donatisten dezelve veroorzaakt hadden. Evenwel heeft men, in laater tijd, enkel op het getuigenis van HiëRONYMUS (S)? hetwelk hier zoo weinig uit^ doet , omdat hij zoo ver van daar leefde , volgends hetwelk marcellinus door de Ketters onfchuldig om het leven zal gebracht zijn , met zekerheid on- derfteld, dat de Donatisten marin'us daar toe zouden hebben omgekocht , waarom hij ook te meer tot onzen tijd toe als een Martelaar en Ileihg ver- eerd is geworden (**). Zijne dood vcrligtte ook het lot der Donatisten StrlTo niet. Integendeel iion'orius gaf, in het faar 414, ^"'tïhnnde- op nieuw eene zeer (Irenge wet tegen hen uit (ff). nlJjo^j^, Behalvcn het gene te vooren was vastgeftekl , aan- ten. gaan- (♦)£/'. cxxxiir.-cxxxiv./.^^?. 300. cxxxix. pag. 318. (!)/:>. CLI. pag. 392. (5) Contra Pelagian. Libr. III. Cap. 6. (**) TlLLEMONT /. C. pUS;. 6l2. (tt) -^. 54. CW. Thcotl. de ILtret. Wh 3 S90 K E R K E L IJ K E lil gaaiulc Iict verbod, hun gedaan, om een Testament BOEK Qf iiiterllcii wil te maken, omtrent hunne Gcestclii- Vlll ■^ riüofdll. '^'^'^ 9 Kerlccn , en het verbergen der Doriatisten , na C. G. voegde hij 'er nu bij , dat de aanzicnlijkden onder J^|"^J,2' hen, in phiats der te vogren bepaalde Boete van — — 1- 50 ponden Gouds, thans 200 ponden zouden be- taalen; dat ieder hunner deze Boete zoo dikwijls zou betaalen, als hij den Godsdienst der Donatis- ten had bijgewoond; dat, indien iemand dit meer dan vijfmaal gedaan had , men hem daar van ken- nis zou geven , ten einde dan cene nog hardere fti-afFe voor te fchrijven; dat ook de geldboeten der overige flanden onder de Douatisten verhoogd zou- den worden ; dat de Boeren , die door Hagen niet bekeerd konden worden, het derde deel van hunne bezitting zouden verliezen; en dat, om andere klei- nere onidandigheden , in deze wet , voor bij te gaan, nllc Douatisten voor eerloos, en onwaardig zouden gehouden worden , om in deftige gezel fehappen te verfchijncn. — Naardien ook de Donatisten zouden kunnen voorwenden, dat, met de dood van mar- CELLixus , omdat hij , als een oproermaakcr, ter dood gebracht was , zijn tegen hen geveld vonnis te gelijk krachteloos was geworden, zoo bevestigde HOXORius hetzelve, onder eene lofwaardige melding van 's mans gedachtenis, nog in het jaar 414 (*). In het volgende jaar verbood de Keizer de opcnbaare bijëenkomflen der Douatisten nogmaal , niet alleen op ftrafte van verbanning, maar zelfs op levensllralle (f). Thans (*) U 55. C. Th. de lUr. (j) Z. c, l. 56. GESCHIEDENIS. 391 Thans kon de geheele ondergang der Donathten ll£ niet langer gekeerd worden. Van dezen tijd af wor- ^^'J den de berichten van hen zeldzamer; juist omdat Hoofdft. zij ophielden , eene geduchte partij uit te maken , "^ C. G. en dewijl augustinus eene nieuwe gewigtige bezig- j^" ^_|* heid kreeg met andere Ketters , naamlijk de Pelagia- 1- fien. Evenwel komen zij nog hier en daar in zijne Onder- "vnz der Kerkredenen, Brieven, en andere Schriften, niet zon- bonads- der merkwaardige bijzonderheden en omllandigheden , ten. voor. Zoo werd hij, omtrent het Jaar 417, door den beroemden Komeinfchen Veldheer in Afrika , BONiFACius, over het onderfcheid tusfchen de Do- iiatisten en Ari'dnen geraadpleegd , waar op hij hem door eenen insgelijks beroemden Brief antwoordde, welken hij zelf wegens de lengte een Bock genoemd heeft ( * ^ , in welken hij de grondllellingcn en het nut van het vervolgen der Donathten breedfprakig voordraagt. — Nog eens hield zich eene algcmeene Afrikaanfche Kerkvergadering, welke te Karthago in het jaar 418 gehouden werd, met het lot der Donathten bezig. Deze bepaalde , behalven hare befluitcn tegen de Pelagianen , bijzonder , hoe men handelen zou met de Donatistifche Gemeenten en Bisfchoppen , die vóór of na de Keizerlijke wet- ten tegen deze partij zich met de KathoUjken ver- zoend hadden ; nademaal dcswegens tusfchen de Bis- fchoppen der laatstgemeldcn , die bij deze gele.';eniic- den hunne Kerspels zochten uit te breiden, allL-rhan- de twisten ontdaan waren. Zij wekte de Bisfchoiv pen, (*) De Concctione Donatistanim iJb.'r />// Episf, CLXXXV. p, 48y. y. II. littnictat. L. 11. C. 4;;. Bh 4 392 K E R K E L IJ K E lil pen, die zich in dezen pligt nalatig betonnen mog- ^P*:^ ten, door deze hoop, om hunKcrklijiv rechtsgebied Hoofdft.' uit te breiden, op, om de Ketters in hunne nabuur- na C. G. fclmp met de Katholijke Kerk te vcrcenigen ("♦■). — tot 4'-6.' -^'^ hetzelfde jaar kwam augustinus, op eene rei- ^ ze, te Cafarea'in Mamitaui'è, alwaar hij, benevens andere Douatisten , ook hunnen bij uitftek bekenden Bisfchop EMERITUS ontmocttc. Aan dezen had hij, terftond na het Godsdienftig Mondgcfprek te Kar" tliago, waar bij deze uitgemimt had, een Boek ge- fchrcven , in hetwelk de gronden kort faamgcvat wa- ren , die zijne partij overhoop moesten werpen ; maar hetwelk verloren geraakt is (f). Thans verzelde hij AUGusTiNus, op dcszclfs vcrzoek, in de Kerk der Kntholijken te defarea ; alwaar hij echter geheel geene neiging tot verüeniging met dezclven betoonde. AUGusTiNus hield aldaar eene Kcrkreden, welke men nog lezen kan, en welke eene vrij zachte nodi- ging aan emeritus was (§). Men gaf hem ook twee dagen uitn:el,waar na hij zich voor eene groo- te vergadering in de Kerk tot een Gefprek met au- GUSTiNus tegenwoordig fiielde. Dan het was niet mogelijk , hem tot een Gefprck te brengen ; hij ver- genoegde zich , met te zeggen , dat hij te Karthago alleen voor de overmagt had moeten zwichten, au- GUSTINUS fprak daarom des te langer van het ge- drag, hetwelk de Katholijke Bisfchoppen daar tegen de Douathtifche hadden gehouden; ook vergat hij niet, (*) Cod. camr.x. Eccl. Jfnc. C. CXVII. p. (?3o. fq, ap. Hard. (I) Rctrnctat. L. II. C. 46. (§) Serm ad Cjfar. Eccl. Pkb. T. IX. Opp. p. 419, GESCHIEDENIS. 393 niet, van de voordeelen gebruik te maken, welke III men tegen hen uit hnnnQ Maximianistifche Scheuring ^^f^^ treklvcn Ivon. Dit alles herhaalde hij kort daar na in Hoofdrt. een klein gefchrift, in hetwelk hij wederom emeri- ^^ C- ^* . 7^ • • Jaar 363. Tus en de nog ovenge Donattsten tot verzoening [^^ .-^^ vermaande (*). ^ In de meeste andere Gewesten van Afrika, fchij- nen alszins de Keizerlijke wetten, met meer ftrengheid aan de Donatisien ten uitvoer gebracht te wezen. Ten minften , de vrees voor dezelven , en hun on- verwinlijke afkeer tegen de KathoUjken , Ichijnt niet weinigen van hen op nieuw in de vvanhoopige woe- de geftort te hebben , met welke zij voorheenen fom- tijds zichzelven het leven benamen. Zelfs hun Bis- fchop, te Thamugada ^ gaudentius, dreigde, zich met zijne aanhangers in de Kerk van die ftnd te zullen verbranden. Toen hem de Bevelhebber dulcitius , die ter volvoering der Keizerlijke wetten in Afrika gekomen was, vermaande, om zich met de Katho- Ujken te verëenigen , of naar het bevel van den Vorst te wijken ; weigerde hij , in een fchriftelijk ant- woord, den van beiden te doen. Mij verzekerde wel, dat hij zijne aanhangers zelf vermaand had, om zich uit de Kerk te begeven, indien zij niet vrij- willig wilden llervcn; hij zelf zou het niet eer doen, vóórdat de vervolging hem daar toe noodzaken zou. Maar een getrouw Herder was toch verpligt, zijn leven voor de Schaapen te laaten ; en die genen mogten dit verantwoorden, die tegen den wil van God, (•) l'OSSID. Hr. August. C. 14. AUOL'iT. lic (.jc'S/ii turn Emerito Libcr T. IX. /». 425. Bb 5 394 K E R K E L IJ K E III God, in plaats van Lcciiiaren , Gcwekl en Soldaa- ?J^^'J ten gebruikten. DULcrrins zond dezen Brief aan Hoofdrt. AUGUSTiNus, die hem tcrftond beantwoordde; en na C. G. tevens een klein tegenfcbrift, hetwelk gaudentius icot 4-6 '^""'"^ toezond, insgelijks wcdcrlegdc. Dus kwamen, -■ omtrent het jaar 420, zijne in'ee Boeken tegen gau- DENTius (*) te voorfchijn; wat in dezelven te zoe- ken zij , zal men uit zoo vele van zijne Twistfchrif- ten tegen de Donatistcn ^ als ons reeds zijn voorge- komen, gcmaklijk kunnen opmaken. Hier en daar kon hij beter geantwoord hebben; bovendien verde- digt hij ook niet ovcriil eene goede zaak ; hoewel zijn partij geheel niet onder de flerkflen behoort. • LantHe Nadat de Donr.tisten reeds zedcrt langen tijd in berichten |^^j. Q„f|gpfpj|. geraakt v^'aren , gaven hun de beide Donans- Keizers, valentiniaan IIÏ, en theodosius ÏI, de '^'"' laatfte doodftcck. De eerfte bepaalde op nieuw te- gen hen en alle Ketters, in het jaar 425, de bal- lingfchap buiten 'sLands (f). Maar deze verbood hun, in het jair 428, insgelijks met andere Ketters, voldrekt alle Godsdienltige bijëenkomden {f). Van dezen tijd af belpcurt men enkel nu en dan geringe fpooren van hen in de Gefchiedenis. Echter ziet men , dat hunne ovcrblijfzelen nog tot tegen het ein- de der zesde eeuw voorhanden geweest zijn ; en naar allen Ichijn zijn zij eerst in de zevende eeuw, met den inval der Arabieren in /ifrika^ geheellijk te niet geraakt. Onder anderen heeft tim.t.mont (*•*) do- ze geringe en verftrooide berichten bijeenverzameld. (*) Tom. IX. Opp. pag. 321. Ten (t) A. 63. Cod. Til. de Hxret. (J) L, c. /. 65. Q") iMc:::o:r. Tom. VI. pag. 19:. GESCHIEDENIS. 395 Ten befluite van deze Gcfchiedenis der Donatts- III f; voorgedaan , dat de Doop der Ketters krachteloos was, wel geheel en al; maar begingen de onbe- dachtzaamheid, van dezen zelfden Doop, dien zij voor eenen waaren Donp verklaarden, te zeggen, dat hij huilen d? Katholijke Kerk voïflrckt geen nut doet. Om de wauhcid te bekennen , zij moesten de- C*) Chriitl. Kirchersefch. T. XI. S. 4^3. 596 K E Pv K E L rj K r: III deze bcpaaling aannemen, dewijl zij uit liiinne g?- ?P':!' liefkoosde Leere van de Eenheid der waare Kerk Hoofdfl. ongedwongen voortvloeide , in welke leerc zij des te m C. G. nij^^ir xnct cvprianus en andere vroegere Leerüaren tot 1-6. overüendcmden. Niet ligt is 'er eenig Iccrftiik der ■ ■ oude Kerklecriiaren vruchtbaarer geweest in gewigti- ge en fchadelijke gevolgen, dan even dit Icerduk.— En met alle deze gevolgen , fleclus weinig uitgezon- derd , hetwelk toch ook reeds in de bcginfelen werd voorbereid , en zijne volkomenc ontwikkeling van laatere gunftigere tijdsömftandigheden verwachtte , werd het in de Donatistifche vcifchillen reeds door AUGUSTiNUS gevormd en uitgewerkt. Zijne hier voor befchrevene Twistfchriften leeren dit ; zelfs zijn zij tot befchouwing van dit leerftuk in zijnen gnnt- fchen omvang nog dicnfliger, dan zijn Doek over de Eenheid der Kcrk^ hetwelk hij ook tegen de Dona~ tisten géfchreven heeft (*). Eigenlijk bouwde hij wel op den grond, dien cyprianus reeds in den 'Novati'danfchen Twist, in zijn Bock over de Eett' heid der Kerk .^ gelegd had. Dan, gelijkerwijs de Do- natistifche Twist, alhoewel zij genoegzaam uit eene gelijke bron , als de Novati'danfche , gefproten was , evenwel eene geheel van deze ondcrfcheidene keer nam ; zoo kreeg ook de Leere van de Kerk in deze eene geheel eigene bepaling en richting. Ka- tholijken en Donatisten kwamen hier in wel over- een, dat 'er maar ééne Kerk., of éc^n waar Christe- lijk Godsdienstgenootfchap zij, buiten wier gemeen" fchap het onmogelijk zij\ zalig te worden» Dit als het (*) De Uiiitatc Eccl. Libcr T. IX. Opp, p. 229. GESCHIEDENIS. 397 het ware van oude Leeraaren overgeërfd gevoelen III had een zeer fcherp onderzoek verdiend, alzoo zelfs ^f-J^ de menschlievendgczinde verdedigers van hetzelve HoofdlT. moesten ijzen , om alle die genen te verdoemen , die "^ C. G, Toot* ^n^y «iet tot een zeker Kerkelijk Genootfchap behoorden, '^j ^^5] Doch aan zoodanig onderzoek was bij twee partijen — niet te denken , waar van elke in de vaste verbeel- ding flond, dat zij alleen deze waare Kerk uitmaak- te. Thans kwam het 'er tusfchen hen alleen op aan, hoe zij in (laat waren, dit te bewijzen. De Donatisten fteldcn het kenmerk der waare Kerk in de uitwendige heiligheid van haare leden. De Ka- tholijken integendeel, die dit op hunne Kerk niet iiondcn tocpasfcn , en veel meer dreeven , dat men de kwaaden nevens de goeden in dezelve moest ver- dragen, beriepen zich op een ander kenmerk, het- welk hun eigen was : op de algemeene uitbreiding van hunne Kerk in de Wereld', of zoo als men het kort noemde , hunne Katholijkheid. Eene onge- lukkige keuze van bewijs; alzoo uit hoofde van het zelve moest aangenomen worden, tegen alle waar- fchijnlijkheid en tegen de Gefchiedenis zelve aan, dat het kleiner hoopjcn van Christenen nooit de waare Kerk kon uitmaaken. Ondertusfchcn bleef men daar mede bij de letter van het woord >c«^oa<- KOf ftaan, hetwelk even daarum de betekenis van Rechtzinnig verkregen had, omdat de Belijders vaii het oude en echte Geloof zich door het groot getal hunner verbondene GeincLiiten in alle l.andcn van iiet liomeinjclie Rijk zichtbaar ondLTfcheiiiden van de hier en daar opgruejeiule dvvaalcnde partijen; wel- ■598 K E R K E L IJ K E '^^ welke lantfleii men des te veiliger kon uitdaagen, VI jj om hunne algemeenc iiitgeflrcktheid te bctoogcn; Ilooidd. zonder dat zij nog ooit de rechtmatigheid van dit Innr -^6^ '^'^""^^^'^ haddon toegegeven. Maar was nu de Ka- lot 476. tholijke .Kerk de eenige naare, in welke a/ken de ■ ~ weg tot Zcilighcid open Hond; dan mogt ook nie- mand van dezelve in het Geloof afwijken, of zich van haarc gcnieenfchap fchciden. Dus behoorden 'm den grond Ketters en Scbcurmakers tot dezelfde khsfe van verlorenen. Naardien nu , gevolglijk , ge- lijk meji geloofde bewezen te hebben, alles, wat niet tot de KathoVtjke , of hecrfchende en magtheb- beude Kerk behoorde, de eeuwige verdoemenisfe te gemoet fnelde; zoo was het éèn der groot/ïe pUg- ten van Christelijke Overheden , Leeraaren , en van aile Christenen, die on gelukkigen , ook tcgeii wil en dank, door goyeld en firn ff en te behouden; al zonde ook een deel van hen daar door hunne vrij- heid ^ goederen , ja zelfs het leven , verliezen ; in- dien Hechts de overigen met de eenige waar e Kerk vciJéenigd werden. Indien men niet zedert zoo vele ecuwen aan de voordragt en uitoefening van zulke grondregels, gewoon was; als men niet oogfchijnlijk zag ; liDc de ééne dwaaze waan van heerschzuchtige en onverdraagzame ijveraars den anderen heeft voort» gebracht; zou het onbegrijpelijk moeten voprkomen, hoe Christelijke Leeraars zoo geheel tegen de oog- merken van hunnen Godsdienst ftrijdig hebben kun- nen te werk gaan. Maar thans is alles gcraaklijk te verklaareii; de Éénheid der Kerk', de Grootheid en i\Ligt in de Werehl ^ waar aan nic-n haar kent; haar GESCHIEDENIS. 399 haar uit fluitend recht op de Zaligheid; haar on- III herroepelijk vonnis van verdoemenis over Ketters en '^^^ Scheurmakers ^ over alle buiten haren fchoot levende Hoofdft. Christenen^ gooden .en Heidenen; haar pligtwati- ^^ C- ^» ge. Godzalige ,f en heilzame Godsdienst- en Ceive- ^^^^ mS, tensdwnng^ welken zij volflrekt voor gecne vervol- — ging wilde gehouden hebben; alle deze Leerftcllin- gen, met nog vele andere verbonden, zijn niets dan enkele ftukkeir van een zeer naauw famenliangend geheel, van een Leergebouvv, hetwelk tot vastftel- ling der Geestelijke en Kerkelijke Magt onontbeer- lijk was. Het is droevig, dat een man van die hoogere begaafdheden , als augustinus, meer dan alle andere Leeraaren der Oude Kerk, tot oprich- ting van hetzelve heeft toegebracht! Het is zoo, hij werd, volgends het beklaaglijk lot van onophou- delijke Kampvechters , tot menige harde Lcere , zonder het bijkans zelf te merken, onder het ge- druis van den flrijd, voortgcfleept ; maar ongeluk- kiglijk vormde zich fpoedig de gehecle Westerfche Kerk , uit zijne Schriften , naar zijne denkwijze. Ja, wat nog meer is, dit vooroordeel van de vol' komene Éénheid der Kerk , cene uitwendige zoo wel als inwendige , hielp éónen van hare Bisfchoppen den weg baanen tot de allceuhecrfching in de Kerk. Onder ddn Opperhoofd, dit geloofde men gocrn, kon het cenig waare Geloof, de eenigheid van alle Leeraaren ouiler malkandcrcn , en elke andere ft)ort van eenvormigheid onder de Christenen , zekerer behouden, en ook de alleen waare Kerk nadrukilj- kcr voortgeplant en befchermd worden , dan iloor een 400 KERKELIJKE GESCHIEDENIS. III een opzicht en bediiur, hetwelk onder velen ver- ""•jj decld is. Zedeit heet elke zachte, listige, of ge- Hoofdrt. wcldigc poging dezer Kerk, om Christenen van an- na C. G. ^QYQ Kerki^enoütfchappcn tot hare leden te maaken , tot 4-'6.* '" ^^^^^ "^*S veel (lerkcr betekenis: een Godzalige ^ ^' ^veldaadige ijver voor de hekeering van oproerigen onder het bevel van hunnen Rcchtmatigen Geestelij- ken Opperheer , en voor de wedervcrëeniging der genen , die in gevaar eener eeuwige verdoemenis om- d waaien, met de eenige waar e Kerk, Einde van het Zevende DeeU •4.- — c ^a '^ r . 1 . • « f • j » :'^^:i ■ >. * »